HOOFDSTUK 77
Jezus geeft raad over de waarde van rijkdom
DE ILLUSTRATIE VAN DE RIJKE MAN
JEZUS SPREEKT OVER RAVEN EN LELIES
EEN ‘KLEINE KUDDE’ DIE IN HET KONINKRIJK ZAL ZIJN
Terwijl Jezus bij de farizeeër thuis een maaltijd gebruikt, verzamelen zich buiten duizenden mensen die allemaal op hem staan te wachten. Zoiets heeft Jezus in Galilea vaker meegemaakt (Markus 1:33; 2:2; 3:9). Ook hier in Judea willen veel mensen hem zien en graag horen wat hij te zeggen heeft. Wat een verschil met de farizeeën binnen aan tafel!
Wat Jezus eerst zegt, is vooral gericht tot zijn discipelen: ‘Pas op voor de zuurdesem van de farizeeën, dat wil zeggen hun huichelarij.’ Hij heeft deze waarschuwing al eerder gegeven, maar wat hij tijdens de maaltijd heeft gezien maakt duidelijk hoe dringend die raad is (Lukas 12:1; Markus 8:15). De farizeeën proberen hun slechtheid misschien te verbergen door zich voor te doen als vrome mannen, maar ze vormen een gevaar dat ontmaskerd moet worden. Jezus legt uit: ‘Alles wat zorgvuldig verborgen is, zal onthuld worden, en wat geheim is, zal bekend worden’ (Lukas 12:2).
Misschien zijn veel van de omstanders Judeeërs die er niet bij waren toen Jezus onderwijs gaf in Galilea. Daarom herhaalt hij enkele belangrijke punten die hij eerder heeft onderwezen. Hij dringt er bij iedereen op aan: ‘Wees niet bang voor degenen die het lichaam kunnen doden en daarna niets meer kunnen doen’ (Lukas 12:4). Opnieuw drukt hij zijn volgelingen op het hart dat ze erop moeten vertrouwen dat God voor ze zal zorgen. Ook moeten ze ervoor uitkomen dat ze bij de Mensenzoon horen en beseffen dat God ze altijd kan helpen (Mattheüs 10:19, 20, 26-33; 12:31, 32).
Dan begint een man uit de menigte over iets wat hem op dit moment bezighoudt: ‘Meester, zeg tegen mijn broer dat hij de erfenis met mij moet delen’ (Lukas 12:13). In de wet staat dat een eerstgeboren zoon een dubbel deel van de erfenis krijgt, dus er zou geen discussie over hoeven zijn (Deuteronomium 21:17). Het lijkt erop dat deze man meer wil dan waar hij wettelijk recht op heeft. Jezus is zo verstandig geen partij te kiezen en zegt: ‘Wie heeft mij als rechter of bemiddelaar over jullie aangesteld?’ — Lukas 12:14.
Daarop geeft Jezus iedereen de volgende waarschuwing: ‘Pas op en vermijd elke vorm van hebzucht, want ook al heeft iemand nog zo veel, hij dankt zijn leven niet aan zijn bezittingen’ (Lukas 12:15). Hoe rijk iemand ook is, uiteindelijk zal hij sterven en alles moeten achterlaten. Jezus maakt dit duidelijk met een treffende illustratie die bovendien laat zien hoe belangrijk het is om een goede reputatie te hebben bij God:
‘Het land van een rijke man bracht een goede oogst op. Daarom dacht hij bij zichzelf: “Wat moet ik doen? Ik kan mijn oogst nergens opslaan.” Toen zei hij: “Dit ga ik doen: Ik breek mijn voorraadschuren af en bouw grotere, zodat ik daarin al mijn graan en andere goederen kan opslaan. Dan zal ik tegen mezelf zeggen: ‘Je kunt jaren vooruit met alle goede dingen die je hebt verzameld. Neem rust. Eet, drink en geniet ervan.’” Maar God zei tegen hem: “Dwaas! Vannacht nog zal je leven worden weggenomen. Voor wie is dan alles wat je hebt verzameld?” Zo gaat het met iemand die schatten verzamelt voor zichzelf, maar niet rijk is bij God’ (Lukas 12:16-21).
Altijd maar bezig zijn met geld en spullen zou een valstrik kunnen worden voor zowel Jezus’ discipelen als de anderen die naar hem luisteren. Ook zouden ze afgeleid kunnen worden van het dienen van Jehovah door hun dagelijkse beslommeringen. Daarom herhaalt Jezus de goede raad die hij ongeveer anderhalf jaar daarvoor gaf in de Bergrede:
‘Maak je niet langer zorgen over je leven en wat je zult eten of over je lichaam en wat je zult aantrekken. (...) Kijk eens naar de raven: ze zaaien niet en oogsten niet, ze hebben geen schuur of opslagplaats, en toch geeft God ze te eten. Zijn jullie niet veel meer waard dan vogels? (...) Kijk eens hoe de lelies groeien: ze zwoegen niet en spinnen niet, en toch zeg ik jullie dat zelfs Salomo met al zijn pracht en praal niet zo mooi gekleed was als een van deze lelies. (...) Maak je dus niet langer druk over wat je zult eten en wat je zult drinken, en wees niet langer angstig en bezorgd. (...) Jullie Vader weet dat jullie die dingen nodig hebben. Blijf in plaats daarvan zijn Koninkrijk zoeken, dan zullen die dingen je ook gegeven worden’ (Lukas 12:22-31; Mattheüs 6:25-33).
Verder doet Jezus de volgende belofte: ‘Jullie Vader heeft besloten jullie het Koninkrijk te geven.’ Deze woorden richt hij tot een ‘kleine kudde’, naar verhouding maar een kleine groep getrouwe mensen. Later zal worden geopenbaard dat het gaat om slechts 144.000 personen. Zij zullen Gods Koninkrijk op de eerste plaats stellen en zich niet bezighouden met het verzamelen van schatten op aarde, die dieven zouden kunnen stelen. Nee, hun hart ligt bij ‘een onuitputtelijke schat in de hemel’, waar ze samen met Christus zullen regeren (Lukas 12:32-34).