„Spant u krachtig in”
„Spant u krachtig in om door de nauwe deur binnen te gaan, want velen, zeg ik u, zullen trachten binnen te gaan, maar zullen niet in staat zijn.” — LUKAS 13:24.
1. Waar gaat het verlangen van de meeste mensen naar uit?
WANNEER u de zesjarige Robbie zou vragen waarom hij zo graag naar de Koninkrijkszaal gaat, zal hij antwoorden: „Ik leer over Jehovah en het Paradijs, waar ik heel erg lang met fijne dieren kan leven.” Zijn driejarig neefje, Dustin, voelt de regelmaat waarop zijn ouders naar de vergaderingen gaan goed genoeg aan om precies te weten wanneer hij met zijn impulsieve kreet moet komen: „Wil naar Koninkrijkszaal!” Wat Robbie onder woorden brengt en wat Dustin nog goed moet leren zeggen, is iets wat de meeste mensen aanspreekt — leven, eeuwig leven. Mensen willen „gered” worden. Maar hoe? Alleen door religieuze diensten bij te wonen?
2. (a) Waarom kan redding niet verdiend worden? (b) Hoe maken Jezus’ woorden in Lukas 13:24 duidelijk wat er voor redding nodig is?
2 Redding kan niet worden verdiend door bijeenkomsten bij te wonen of op welke andere manier maar ook. Redding kost niets; het is een gave van God. Toch verlangt Jehovah God krachtsinspanningen van onze zijde willen wij voor zijn gave van eeuwig leven in aanmerking komen (Romeinen 6:23). Wat voor krachtsinspanningen? Eén ervan is dat wij ons krachtig inspannen in zijn dienst! Oprechte waardering dient ons hiertoe aan te zetten. Bij een zekere gelegenheid stelde een man aan Gods Zoon, Jezus Christus, de volgende vraag: „Heer, zijn het er weinig die gered worden?” Jezus’ antwoord was niet alleen bestemd voor de vraagsteller maar ook voor alle anderen die belangstelling hebben voor redding, met inbegrip van ons. Hij gaf ten antwoord: „Spant u krachtig in om door de nauwe deur binnen te gaan, want velen, zeg ik u, zullen trachten binnen te gaan, maar zullen niet in staat zijn.” — Lukas 13:23, 24.
3. (a) Waarom was de vraag die de man stelde ongewoon? (b) Hoe betrekt Jezus ons in zijn antwoord?
3 De vraag die de niet met name genoemde man stelde, was ongewoon. Hij vroeg: „Zijn het er weinig die gered worden?” Hij vroeg niet: „Zal ik tot de weinigen behoren die gered worden?” of „Hoe kan ik gered worden?” Misschien stelde hij zijn speculatieve vraag wel naar aanleiding van de joodse filosofie die leerde dat slechts een beperkt aantal mensen voor redding in aanmerking zou komen.a Wat ook de reden voor zijn nieuwsgierigheid geweest mag zijn, Jezus was er snel bij de vraag uit de sfeer van abstracte theorie te nemen en er een praktische toepassing aan te geven — een persoonlijke toepassing. Hij dwong de vraagsteller na te denken over wat hij moest doen om gered te worden. Maar er zit nog meer aan vast. Aangezien Jezus’ woorden „spant u krachtig in” in het meervoud staan, dienen ze ook ons aan te sporen diep na te denken over de wijze waarop wij onze aanbidding beoefenen.
4. Wat moeten wij doen om eeuwig leven te verkrijgen?
4 Eeuwig leven verkrijgen, is derhalve niet zo gemakkelijk als sommigen wellicht denken. Jezus legde de nadruk op hard werk, voortdurende krachtsinspanningen, ten einde „door de nauwe deur binnen te gaan”. Deze onverflauwde inspanning ontleent haar kracht aan een duurzaam geloof, een geloof dat opgebouwd is op gehoorzaamheid aan Christus’ leringen. Voor het verkrijgen van redding moeten wij dus meer doen dan ’zijn woorden horen’; wij moeten ze voortdurend ’doen’. — Lukas 6:46-49; Jakobus 1:22-25.
U moet thans krachtig „strijd voeren”
5. (a) Wat behelzen Jezus’ woorden: „Spant u krachtig in”? (b) Hoe verlenen deze woorden diepere betekenis aan uw zienswijze met betrekking tot heilige dienst?
5 Wat betekent de uitdrukking ’zich krachtig inspannen’? In het oorspronkelijke Grieks is de uitdrukking a·go·ni·zeʹsthe, afgeleid van een woord (aʹgon) dat „wedstrijdterrein, kampplaats” betekent. The Kingdom Interlinear Translation geeft dit woord weer met „strijd voeren”. Interessant is op te merken dat de uitdrukking „een doodsstrijd voeren” of „met de dood worstelen” ook met de aan het Grieks ontleende term „agoniseren” weergegeven kan worden. Roep u dus een stadion uit de oudheid voor de geest en zie als het ware hoe de atleet worstelt of zich tot het uiterste krachtig inspant om de prijs te winnen. Hoewel het hier genoemde Griekse werkwoord dus een technische term kan zijn waardoor het kampen in de Griekse spelen wordt aangeduid, onderstreept het Jezus’ vermaning om zich van ganser harte in te zetten. Halfslachtige krachtsinspanningen zijn eenvoudig niet voldoende. — Lukas 10:27; vergelijk 1 Korinthiërs 9:26, 27.
6. Waarom moeten wij ons thans krachtig inspannen?
6 Wanneer en hoe lang moeten wij ’strijden om in te gaan door de enge poort’? (Lukas 13:24, Nieuwe Vertaling van het Nederlands Bijbelgenootschap) Let eens zorgvuldig op Jezus’ woorden in Lukas 13:24 en merk op hoe hij het in de tegenwoordige tijd gestelde „spant u krachtig in” tegenover het in de toekomende tijd gestelde „zullen trachten” stelt. Bijgevolg is het dan ook thans de tijd om krachtig strijd te voeren. Klaarblijkelijk trachten zij die niet mogen binnengaan er binnen te komen op een tijd die alleen hun het beste uitkomt. Maar dan is het te laat; de deur, ofwel de gelegenheid om binnen te gaan, is gesloten en vergrendeld. Jezus vervolgt in Lukas 13:25 met te zeggen dat wanneer de heer des huizes de deur eenmaal op slot heeft gedaan, mensen op de deur zullen gaan kloppen en zullen smeken: „’Mijnheer, doe ons open.’ Maar hij zal u ten antwoord geven: ’Ik weet niet waar gij vandaan komt.’” Wat een droevige afloop wacht degenen die de aanbidding van Jehovah thans niet tot hun voornaamste doel in het leven maken! — Matthéüs 6:33.
7. Hoe duidt Filippenzen 3:12-14 op voortdurende inspanning, en waarom is dit noodzakelijk?
7 Wij moeten krachtig strijd blijven voeren. Niemand van ons is al helemaal door „de nauwe deur” naar binnen gegaan. Paulus was zich hiervan bewust. Zijn wedloop voor het leven was één ijverige en elke dag terugkerende krachtsinspanning. Hij schreef: „Niet dat ik het reeds ontvangen heb of reeds tot volmaaktheid ben gebracht, maar ik streef ernaar om te zien of ik datgene waarvoor ik door Christus Jezus ben gegrepen, ook grijpen mag. Broeders, ik denk niet van mijzelf dat ik het al gegrepen heb, maar wel staat één ding vast: De dingen die achter mij liggen vergetend en mij uitstrekkend naar de dingen die vóór mij liggen, streef ik naar het doel om de prijs van de roeping naar boven, die God door bemiddeling van Christus Jezus doet toekomen.” (Wij cursiveren.) — Filippenzen 3:12-14.
8. (a) Om welke reden worden de „velen” buitengesloten van eeuwig leven? (b) Welke waarschuwing houdt dit voor ons in?
8 Wie zijn de „velen” en waarom zijn zij niet in staat om binnen te gaan? De „velen” worden vereenzelvigd met de christenheid, vooral haar klasse van geestelijken. Zij maken er aanspraak op Jezus van nabij te kennen en een deel van zijn gezin te zijn door te beweren dat zij ’met hem gegeten en gedronken’ hebben. Omdat zij echter op hun eigen en niet op Gods voorwaarden redding willen verkrijgen, ontkent Jezus ronduit hen te kennen en beziet hij hen als „werkers van onrechtvaardigheid” (Lukas 13:26, 27). Afzonderlijke personen die ervan worden buitengesloten het eeuwige leven binnen te gaan, zouden zelfs degenen kunnen omvatten die in hun heilige dienst voor Jehovah verslapt zijn en die nu een „doe het maar kalm aan”-houding ten aanzien van de ware aanbidding hebben aangenomen. Hun ijver voor de Koninkrijksbelangen is bekoeld (Openbaring 3:15, 16). Wellicht hebben zij nog steeds ’een vorm van godvruchtige toewijding’ — een symbolische velddienst en vergaderingbezoek — maar zij geven er geen blijk van het soort van geloof te bezitten dat de werkelijke aandrijvende kracht achter de ware aanbidding is. (Vergelijk 2 Timótheüs 3:5.) Zij beseffen niet dat alleen ’trachten’ „de nauwe deur” binnen te gaan niet voldoende is. Iemand moet krachtig strijd voeren om door die deur binnen te gaan.
Waarom door een „nauwe deur”
9. Waarom moet men zich krachtig inspannen om door de nauwe deur binnen te gaan?
9 De nauwe deur naar redding staat voor iedereen open. Maar de „velen” schuwen de strijd die het vergt er binnen te gaan. Wat zijn enkele factoren die het nodig maken dat men zich krachtig inspant om door de nauwe deur binnen te gaan? Iemand moet eerst nauwkeurige kennis van de bijbelse waarheid verkrijgen en Jehovah God en Christus Jezus leren kennen (Johannes 17:3). Dit betekent dat men de overleveringen en praktijken van wereldse religies overboord moet gooien, met inbegrip van die van de christenheid. Het houdt in dat men Gods wil doet evenals Jezus dit deed toen hij hier op aarde was (1 Petrus 2:21). Als een opgedragen, gedoopte christen moet men ook het materialisme, de immoraliteit en de onreinheid van de wereld vermijden (1 Johannes 2:15-17; Efeziërs 5:3-5). Deze praktijken moeten worden afgelegd en vervangen worden door christelijke hoedanigheden. — Kolossenzen 3:9, 10, 12.
10. Welk verband bestaat er tussen zelfbeheersing en het verkrijgen van eeuwig leven?
10 De „weinigen” weten hoe waardevol het is ijverig in de bediening te zijn en daarbij de vrucht van de geest aan de dag te leggen, met inbegrip van zelfbeheersing (Galáten 5:23). Met behulp van Jehovah’s heilige geest voeren zij een krachtige strijd om hun lichaam in toom te krijgen en het naar het doel van eeuwig leven te leiden. — 1 Korinthiërs 9:24-27.
Wat betekenen Jezus’ woorden voor u?
11. (a) Op welke terreinen van het leven moeten sommigen zich wellicht krachtig inspannen, en waarom? (b) In welk werk kunnen allen zich krachtig inspannen?
11 Of wij nu pas gedoopt zijn of reeds tientallen jaren actief met Jehovah’s organisatie samenwerken, wij kunnen niet verslappen in onze krachtsinspanningen hem te behagen. Zoals Jezus’ woorden onomwonden te kennen geven, moeten wij Jehovah van ganser harte toegewijd zijn, bereid om door de nauwe deur binnen te gaan, wat het ons ook mag kosten. Hoewel Jezus niet slechts verbeteringen in en uitbreiding van onze dienst voor God besprak, moeten sommigen van ons zich krachtig inspannen om verbeteringen in hun gedrag aan te brengen of zich te ontdoen van slechte gewoonten zodat zij ’in geen enkel opzicht aanleiding tot struikelen geven’ (2 Korinthiërs 6:1-4). Anderen onder ons moeten er voortdurend op letten dat zij aan een degelijk programma voor persoonlijke studie vasthouden zodat hun „liefde steeds overvloediger mag zijn met nauwkeurige kennis en volledig onderscheidingsvermogen” (Filippenzen 1:9-11). Weer anderen moeten zich nog krachtiger inspannen om geregeld alle gemeentevergaderingen, met inbegrip van de boekstudie, te bezoeken en er een aandeel aan te hebben (Hebreeën 10:23-25). Maar wij allen kunnen op onze persoonlijke velddienst letten om te zien of wij ons werkelijk krachtig inspannen „het werk van een evangelieprediker” te doen. — 2 Timótheüs 4:5.
12. Welke vragen zouden wij kunnen stellen om te zien in welke mate wij ons geestelijk inspannen?
12 Voor een toenemend aantal personen hebben gemaakte vorderingen om zich krachtig in te spannen Jehovah te behagen, ertoe geleid dat zij in aanmerking zijn gekomen voor de hulppioniersdienst, de gewone pioniersdienst of de Betheldienst. Maar hoe staat het met u? Als u een Koninkrijksverkondiger bent, kunt u dan een paar keer per jaar in de hulppioniersdienst gaan of zelfs gewone pionier worden? Als u reeds hulppionier bent, streeft u dan naar de gewone pioniersdienst? Zo niet, waarom zou u dat dan niet overwegen? Op deze wijze zou u de zegen kunnen smaken een nog intiemere verhouding met Jehovah God en Jezus Christus aan te kweken. — Psalm 25:14.
Kunt u zich inspannen om te pionieren?
13. (a) Welke twee dingen zijn van groot belang als u pionier wilt worden? (b) Op welke terreinen van het leven moeten wellicht veranderingen worden aangebracht om te pionieren?
13 Als u gewone pionier zou kunnen zijn maar het niet bent, kunt u dan ’een krachtige strijd voeren’ om veranderingen in uw leven aan te brengen ten einde te kunnen pionieren? Twee dingen zijn van groot belang. In de eerste plaats moet uw verlangen ernaar uitgaan. Op de tweede plaats moet u in de juiste omstandigheden verkeren. Wanneer u het verlangen niet bezit, bid daar dan om. Spreek met pioniers. Breid uw huidige activiteiten als gemeenteverkondiger uit. Ga zo vaak mogelijk in de hulppioniersdienst. Wanneer uw omstandigheden het niet toelaten dat u deze dienst nu gaat verrichten, kijk dan of er veranderingen kunnen worden aangebracht. Een werkende echtgenote behoeft misschien niet te werken. Iemand die de pensioengerechtigde leeftijd heeft bereikt, behoeft misschien niet te blijven werken. Een hoge levensstandaard, dure vakanties, de nieuwste auto’s, enzovoort, zijn niet noodzakelijk voor leven. — Lukas 12:15; 1 Johannes 2:15-17.
14. (a) Waarom had een bepaald echtpaar er geen vrede mee gemeenteverkondigers te blijven? (b) Welk doel hebben zij hun kinderen voor ogen gesteld?
14 Een vader van drie zonen, waarvan twee nog geen tieners waren, begon zes jaar geleden te pionieren. Waarom? „Ik wilde meer doen”, legde hij uit. „Als ik gewone pionier zou kunnen zijn en het niet was, zou ik niet overeenkomstig mijn opdracht handelen.” Zijn vrouw ging ook in de gewone pioniersdienst. Waarom? „Ik had vier jaar achter elkaar in de hulppioniersdienst gestaan en kwam ten slotte tot het besef dat het gemakkelijk was geworden”, zegt zij. „Ik wilde een vollediger aandeel hebben aan dit nooit meer terugkerende werk en onze zoons het juiste voorbeeld stellen.” Zowel de echtgenoot als de echtgenote leerde de waarheid kennen na een universitaire opleiding te hebben gevolgd. „Onze ouders verlangden van ons dat wij vier jaar naar de hogeschool zouden gaan”, zegt de vader. Welke doeleinden hebben zij hun zonen derhalve voor ogen gesteld? „Ik laat mijn jongens weten dat wij graag zien dat zij gaan pionieren en ten minste vier jaar Betheldienst verrichten.”
15. (a) Wat zijn enkele redenen waarom sommigen zich hebben ingespannen om als gewone pionier te dienen? (b) Om welke reden zou u graag in de volle-tijddienst willen zijn?
15 Nu volgen enkele redenen waarom anderen het besluit hebben genomen om gewone pionier te worden:
„Ik was geestelijk nergens en dat zat me dwars.” (Robert H.)
„Ik was er nooit tevreden mee een geregelde verkondiger te zijn.” (Rhea H.)
„Pionieren geeft een richting aan en een doel in mijn leven.” (Hans K.)
„Ik wilde Jehovah volledig dienen en pionieren was mijn manier om hierin te slagen.” (Chanranjit K.)
„Ik zou het betreuren als ik mijn energie, kracht en jeugd niet zou gebruiken om een aandeel te hebben aan dit grote werk.” (Gregory T.)
„Jehovah zegent alleen krachtsinspanningen. Ik moest hem iets geven om te kunnen zegenen.” (Graceann T.)
„Pionieren helpt mij tot uitdrukking te brengen hoe ik over Jehovah denk.” (Marco P.)
„Een wereldse volle-tijdbaan bracht mij niet het geluk dat ik onder de pioniers bespeurde.” (Nancy P.)
Welke redenen zou u aan deze lijst kunnen toevoegen?
Doet u alles wat u kunt?
16. Zijn pioniers de enigen die zich krachtig inspannen? Leg dit uit.
16 Een aantal getuigen van Jehovah hebben oprecht en onder gebed hun persoonlijke omstandigheden onderzocht en hebben vastgesteld dat zij alles doen wat onder hun huidige omstandigheden mogelijk is. Misschien bent u een van hen. Als dat zo is, schep dan moed. Jehovah en zijn Zoon geven om u en hebben werkelijk waardering voor uw van ganser harte geschonken dienst. (Vergelijk Lukas 21:1-4.) Vanwege ongunstige politieke of economische omstandigheden moeten onze broeders in sommige landen bijvoorbeeld elke week vijf of zes werkdagen van negen uur maken, enkel en alleen om in hun noodzakelijke levensbehoeften te voorzien. In een land waar het werk van Jehovah’s Getuigen van regeringswege aan strenge verbodsbepalingen onderhevig is, zijn degenen die pionieren — en deze landen geven een groeiend aantal pioniers te zien — gewoonlijk gepensioneerden, jongeren die hun wereldse werk ’s nachts verrichten en moeders (met kinderen) die door de staat van werelds werk zijn vrijgesteld.
17. Hoe toont het geval van Epafrodítus aan dat Jehovah de mate waarin wij ons inspannen niet uitsluitend afmeet naar de hoeveelheid werk die wij in zijn dienst verrichten?
17 Maar misschien zegt u toch: ’Ik zou fysiek sterker willen zijn. Was ik maar weer jong!’ Wees echter niet ontmoedigd. Onze inspanning wordt niet strak afgemeten naar de hoeveelheid werk die wij in Gods heilige dienst verrichten. Herinnert u zich Epafrodítus? Toen hij ziek was, zal de hoeveelheid energieke inspanning waartoe hij in „het werk des Heren” in staat was, zich niet hebben laten vergelijken met wat hij deed toen hij gezond was. Toch prees Paulus hem voor zijn inspanningen. In feite dienen wij, zoals Paulus te kennen gaf, ’dat soort van mannen en vrouwen dierbaar te achten’. — Filippenzen 2:25-30.
18. (a) Hoe kunnen degenen die door hun omstandigheden beperkt zijn toch de volle-tijddienst in de gemeente bevorderen? (b) Wat kunt u doen om de pioniersgeest in de gemeente aan te moedigen?
18 U kunt echter iets doen om de volle-tijddienst in de gemeente te bevorderen. Wat dan wel? Span u er krachtig voor in de pioniersgeest aan de dag te leggen. Wanneer u op dit ogenblik bijvoorbeeld vanwege gezinsverplichtingen niet kunt pionieren, kunt u er dan regelingen voor treffen dat anderen in uw gezin — uw vrouw, kinderen, broer of zus — kunnen pionieren? Degenen die een slechte gezondheid hebben of anderszins gehandicapt zijn, kunnen oprechte belangstelling tonen voor degenen die in staat zijn te pionieren door naarmate hun omstandigheden het toelaten hen in de velddienst te vergezellen. (Vergelijk 1 Korinthiërs 12:19-26.) Op deze wijze kunnen allen in de gemeente zich inspannen de volle-tijddienst te beklemtonen. De resultaten kunnen heel aanmoedigend voor allen zijn!
19. Wat dient ons besluit te zijn?
19 Wat houdt het voor u in u krachtig in te spannen? Betekent het dat u vorderingen maakt in de richting van de doop? Dat u de een of andere slechte gewoonte moet overwinnen? Dat u uw verhouding met Jehovah op enigerlei wijze moet versterken? Zou het kunnen betekenen dat u streeft naar de hulppioniersdienst? de gewone pioniersdienst? de Betheldienst? Wat het voor u ook moge inhouden geestelijke vorderingen te maken, het is elke mogelijke krachtsinspanning thans waard. Laten wij daarom allen krachtig blijven strijden om binnen te gaan door de nauwe deur die tot eeuwig leven leidt!
[Voetnoten]
a Het aantal van degenen die gered zouden worden, was een veelbesproken theologisch probleem onder de rabbi’s. Een bijbels verwijswerk merkt op: „Een van de vreemde mystieke liefhebberijen van de Rabbi’s was een poging om aan de hand van de numerieke waarde van de letters van een of andere tekst vast te stellen hoevelen er gered zouden worden.”
Punten ter beschouwing
◻ Wat bedoelde Jezus toen hij de raad gaf: „Spant u krachtig in”?
◻ Wanneer en hoe zijn Jezus’ woorden op u van toepassing?
◻ Waarom zijn de „velen” niet in staat door de nauwe deur binnen te gaan?
◻ Hoe kunnen degenen die door hun omstandigheden beperkt zijn, zich inspannen?
◻ Hoe lang moeten wij krachtig strijden om door de nauwe deur binnen te gaan?