MATEN EN GEWICHTEN
Op grond van archeologisch bewijsmateriaal, de bijbel zelf en andere oude geschriften worden aan de verschillende door de Hebreeën gebruikte maten en gewichten bij benadering bepaalde waarden toegekend.
Lengtematen. De door de Hebreeën gebruikte lengtematen waren kennelijk ontleend aan het menselijk lichaam. Aangezien vastgesteld kan worden hoe het ene lichaamsdeel zich qua lengte of breedte tot een ander verhoudt, is het mogelijk de verhouding waarin de lengtematen tot elkaar stonden na te gaan. Op grond van archeologische vondsten die te kennen geven dat een el ongeveer 44,5 cm was, kunnen aan de in de bijbel genoemde lengtematen vrij nauwkeurig hedendaagse waarden worden toegekend. (Zie EL [II].) De bovenstaande tabel laat zien in welke verhouding de Hebreeuwse lengtematen tot elkaar staan en geeft bij benadering hun hedendaagse equivalent.
Lengtematen |
||
---|---|---|
Hedendaags equivalent |
||
1 vingerbreedte |
= 1/4 handbreedte |
1,85 cm |
1 handbreedte |
= 4 vingerbreedten |
7,4 cm |
1 span |
= 3 handbreedten |
22,2 cm |
1 el |
= 2 span |
44,5 cm |
1 lange el* |
= 7 handbreedten |
51,8 cm |
1 korte el |
38 cm |
|
1 riet |
= 6 el |
2,67 m |
1 lang riet |
= 6 lange ellen |
3,11 m |
* Mogelijk dezelfde als de „vroegere” el in 2Kr 3:3. |
Er bestaat enige onzekerheid over de met de Hebreeuwse term goʹmedh aangeduide maat, die alleen in Rechters 3:16 in verband met de lengte van Ehuds zwaard voorkomt. In een groot aantal vertalingen wordt dit woord met „el” weergegeven (Lu; LV; NW; SV). Sommige geleerden zijn van mening dat goʹmedh betrekking heeft op een korte el, die ruwweg overeenkomt met de afstand van de elleboog tot aan de knokkels van de gebalde vuist. Dat zou ongeveer 38 cm zijn.
Andere in de Schrift genoemde lengtematen zijn de vadem (1,8 m), de staʹdi·on of stadie (185 m) en de mijl, waarschijnlijk de Romeinse mijl (1479,5 m). In verband met een niet nader bepaalde afstand wordt vaak het woord ’dagreis’ gebruikt (Ge 31:23; Ex 3:18; Nu 10:33; 33:8). Een dagreis was misschien 32 km of nog meer, terwijl een sabbatsreis naar het schijnt slechts ongeveer 1 km was. — Mt 24:20; Han 1:12; zie MIJL; REIS; STADIE; VADEM.
Inhoudsmaten. Op grond van kruikscherven waarop in Oudhebreeuwse letters de aanduiding „bath” staat, wordt de capaciteit van de bath-maat op ongeveer 22 l geschat. In de bovenstaande tabellen zijn de inhoudsmaten voor droge waren en vloeistoffen berekend in hun verhouding tot de bath-maat. Wanneer de verhouding van de ene maat tot de andere niet in de bijbel wordt aangegeven, zijn de opgaven op andere oude geschriften gebaseerd. — Zie BATH; GOMER (II); HIN; HOMER; KAB-MAAT; KOR; LOG-MAAT; SEA-MAAT.
Inhoudsmaten voor droge waren |
||
---|---|---|
Hedendaags equivalent |
||
1 kab |
= 4 log |
1,22 l) |
1 gomer |
= 1 4/5 kab |
2,2 l |
1 sea |
= 3 1/3 gomer |
7,33 l |
1 efa |
= 3 sea |
22 l |
1 homer |
= 10 efa |
220 l |
Inhoudsmaten voor vloeistoffen |
||
---|---|---|
Hedendaags equivalent |
||
1 log |
= 1/4 kab |
0,31 l |
1 kab |
= 4 log |
1,22 l |
1 hin |
= 3 kab |
3,67 l |
1 bath |
= 6 hin |
22 l |
1 kor |
= 10 bath |
220 l |
Andere inhoudsmaten voor droge waren en vloeistoffen. Het Hebreeuwse woord ʽis·sa·rōnʹ, dat „tiende” betekent, is vaak een aanduiding voor een tiende van een efa (Ex 29:40; Le 14:10; 23:13, 17; Nu 15:4). Volgens de Targoem Jonathan zijn de in Ruth 3:15 genoemde „zes maten gerst” (lett.: zes van gerst) zes sea-maten. Op grond van de misjna en de Latijnse Vulgaat wordt aangenomen dat de Hebreeuwse term leʹthekh een halve homer aanduidt (Ho 3:2, NW; SV; zie ook KB, vtn.). De Griekse term me·treʹtes (die in Jo 2:6 in het meervoud voorkomt en met „vloeistofmaten” weergegeven is) en het Griekse woord baʹtos (dat in Lu 16:6 in het meervoud staat) worden door sommigen met de Hebreeuwse bath-maat gelijkgesteld. De Griekse choiʹnix (liter) is, naar men gewoonlijk aanneemt, iets meer dan een liter. — Opb 6:5, 6.
Gewichten. Op grond van archeologische vondsten neemt men aan dat een sikkel ongeveer 11,4 g woog. Uitgaande van dit gegeven toont de bovenstaande tabel de verhouding waarin de Hebreeuwse gewichten tot elkaar staan en stelt bij benadering hun hedendaagse equivalent vast.
Gewichten |
||
---|---|---|
Hedendaags equivalent |
||
1 gera |
= 1/20 sikkel |
0,57 g |
1 beka (halve sikkel) |
= 10 gera |
5,7 g |
1 sikkel |
= 2 beka |
11,4 g |
1 mine (mane) |
= 50 sikkelen |
570 g |
1 talent |
= 60 minen |
34,2 kg |
Het Griekse woord liʹtra wordt over het algemeen met het Romeinse pond (327 g) gelijkgesteld. De in de christelijke Griekse Geschriften genoemde mine wordt op 100 drachmen gesteld. (Zie DRACHME.) Dit zou betekenen dat de Griekse mine 340 g woog en het Griekse talent 20,4 kg. — Zie GELD; MINE; SIKKEL (I); TALENT.
Oppervlaktematen. De Hebreeën bepaalden de grootte van een stuk land ofwel aan de hand van de hoeveelheid zaad die nodig was om het te bezaaien (Le 27:16; 1Kon 18:32), of aan de hand van de oppervlakte die een juk stieren op een dag kon omploegen. — 1Sa 14:14, vtn.