Jezus’ leven en bediening
Als de Zoon des mensen wordt geopenbaard
TERWIJL Jezus nog in het noorden is (hetzij in Samária of in Galiléa), stellen de Farizeeën hem een vraag over de komst van het Koninkrijk. Zij geloven dat het met veel pracht en praal zal komen, maar Jezus zegt: „Het koninkrijk Gods komt niet met opvallende waarneembaarheid, noch zal men zeggen: ’Ziet hier!’ of: ’Daar!’ Want ziet! het koninkrijk Gods is in uw midden.”
Jezus’ woorden „in uw midden” zijn soms vertaald met de uitdrukking „binnen in u”. Naar de mening van sommigen bedoelde Jezus dan ook dat het koninkrijk Gods in het hart van Gods dienstknechten regeert. Maar het koninkrijk Gods bevindt zich kennelijk niet in het hart van deze ongelovige Farizeeën tot wie Jezus spreekt. Toch is het in hun midden, aangezien de aangestelde Koning van Gods koninkrijk, Jezus Christus, zich onder hen bevindt.
Vermoedelijk nadat de Farizeeën zijn weggegaan, spreekt Jezus verder met zijn discipelen over de komst van het Koninkrijk. Hij heeft vooral aan zijn toekomstige tegenwoordigheid in Koninkrijksmacht in gedachten als hij waarschuwt: „Men zal tot u zeggen: ’Ziet daar!’ of: ’Ziet hier!’ Gaat niet heen en loopt [deze valse messíassen] niet achterna. Want evenals de bliksem, door zijn flits, van één streek onder de hemel tot een andere streek onder de hemel schijnt, zo zal de Zoon des mensen zijn.” Jezus geeft dus te kennen dat net als de bliksem over een uitgestrekt gebied gezien kan worden, het bewijs van zijn tegenwoordigheid in Koninkrijksmacht duidelijk zichtbaar zal zijn voor allen die het wensen op te merken.
Jezus maakt dan vergelijkingen met gebeurtenissen in de oudheid om aan te tonen welke houding de mensen gedurende zijn toekomstige tegenwoordigheid aan de dag zullen leggen. Hij legt uit: „En net zoals het geschiedde in de dagen van Noach, zo zal het ook zijn in de dagen van de Zoon des mensen . . . Evenzo, net zoals het geschiedde in de dagen van Lot: zij aten, zij dronken, zij kochten, zij verkochten, zij plantten, zij bouwden. Maar op de dag dat Lot uit Sodom ging, regende er vuur en zwavel uit de hemel en vernietigde hen allen. Op dezelfde wijze zal het gaan op de dag waarop de Zoon des mensen geopenbaard zal worden.”
Jezus zegt niet dat de vernietiging van de mensen in de dagen van Noach en Lot louter te wijten was aan het feit dat zij zich bezighielden met de normale activiteiten van eten, drinken, kopen, verkopen, planten en bouwen. Ook Noach en Lot en hun respectieve gezinnen hielden zich hiermee bezig. De anderen verrichtten zulke dagelijkse activiteiten echter zonder ook maar enige aandacht aan Gods wil te schenken, en dit vormde de reden waarom zij werden vernietigd. Om dezelfde reden zullen mensen worden vernietigd wanneer Christus tijdens de grote verdrukking die over dit samenstel van dingen komt, wordt geopenbaard.
Jezus beklemtoont hoe belangrijk het is snel op het bewijs van zijn toekomstige tegenwoordigheid in Koninkrijksmacht te reageren, door vervolgens te zeggen: „Laat degene die zich op die dag op het dak bevindt, maar wiens huisraad in het huis is, niet naar beneden komen om het op te halen, en laat evenzo degene die zich buiten op het veld bevindt, niet terugkeren tot de dingen die hij heeft achtergelaten. Denkt aan de vrouw van Lot.”
Als het bewijs van Christus’ tegenwoordigheid verschijnt, mogen de mensen zich niet door gehechtheid aan hun materiële bezittingen laten beletten prompt tot handelen over te gaan. Toen Lots vrouw Sodom verliet, keek zij blijkbaar verlangend achterom naar de dingen die zij moest achterlaten en werd een zoutpilaar.
Terwijl Jezus zijn beschrijving van de situatie die ten tijde van zijn toekomstige tegenwoordigheid zou bestaan vervolgt, zegt hij tot zijn discipelen: „In die nacht zullen er twee mannen in één bed zijn; de een zal meegenomen, maar de ander achtergelaten worden. Er zullen twee vrouwen aan dezelfde molen malen; de een zal meegenomen, maar de ander achtergelaten worden.”
’Meegenomen worden’ komt overeen met het binnengaan van Noach en zijn gezin in de ark en het door de engelen uit Sodom voeren van Lot en zijn gezin. Het betekent redding. ’Achtergelaten worden’ betekent daarentegen dat men wordt vernietigd.
Vervolgens vragen de discipelen: „Waar, Heer?”
„Waar het lichaam is, daar zullen ook de arenden vergaderd worden”, antwoordt Jezus. Degenen die voor redding worden „meegenomen”, zijn als verziende arenden doordat zij zich verzamelen waar „het lichaam” is. Het lichaam heeft betrekking op de ware Christus bij zijn onzichtbare tegenwoordigheid in Koninkrijksmacht en op het geestelijke feestmaal waarin Jehovah voorziet. Lukas 17:20-37; Genesis 19:26.
◆ Hoe was het Koninkrijk in het midden van de Farizeeën?
◆ In welk opzicht is Christus’ tegenwoordigheid als de bliksem?
◆ Waarom zullen mensen gedurende Christus’ tegenwoordigheid vernietigd worden?
◆ Wat betekent het meegenomen te worden en achtergelaten te worden?