„De zin van Christus” leren kennen
„’Wie heeft de zin van Jehovah leren kennen, dat hij hem zou kunnen onderrichten?’ Wij hebben echter wel de zin van Christus.” — 1 KORINTHIËRS 2:16.
1, 2. Wat heeft Jehovah in zijn Woord passend geacht omtrent Jezus te openbaren?
HOE zag Jezus eruit? Wat was de kleur van zijn haar? zijn huid? zijn ogen? Hoe groot was hij? Hoeveel woog hij? In de loop der eeuwen hebben afbeeldingen van Jezus gevarieerd van redelijk tot zeer gezocht. Sommigen hebben hem uitgebeeld als mannelijk en levendig, terwijl anderen hem als tenger en bleek hebben afgebeeld.
2 Maar de bijbel vestigt de aandacht niet op Jezus’ uiterlijk. Jehovah vond het veeleer passend om iets veel belangrijkers te onthullen: de soort persoon die Jezus was. De evangelieverslagen vermelden niet alleen wat Jezus zei en deed, maar onthullen ook de diepte van zijn gevoelsleven en het denkpatroon die achter zijn woorden en daden schuilgingen. Deze vier geïnspireerde verslagen stellen ons in staat om te turen in wat de apostel Paulus „de zin van Christus” noemde (1 Korinthiërs 2:16). Het is belangrijk dat wij goed op de hoogte raken van de gedachten, gevoelens en persoonlijkheid van Jezus. Waarom? Daar zijn ten minste twee redenen voor.
3. Welk inzicht kunnen wij verwerven als wij vertrouwd raken met de zin van Christus?
3 Ten eerste vergunt de zin van Christus ons een blik in de zin van Jehovah God. Jezus was zo grondig vertrouwd met zijn Vader dat hij kon zeggen: „Niemand weet wie de Zoon is, dan de Vader; en niemand weet wie de Vader is, dan de Zoon, en hij aan wie de Zoon hem wil openbaren” (Lukas 10:22). Het is alsof Jezus zei: ’Als u wilt weten wat voor iemand Jehovah is, kijk dan naar mij’ (Johannes 14:9). Wanneer wij dus bestuderen wat de Evangeliën onthullen over de wijze waarop Jezus dacht en voelde, leren wij in feite hoe Jehovah denkt en voelt. Zo’n kennis stelt ons in staat dichter tot onze God te naderen. — Jakobus 4:8.
4. Als wij werkelijk als Christus willen handelen, wat moeten wij dan eerst leren, en waarom?
4 Ten tweede worden wij, nu wij de zin van Christus hebben leren kennen, geholpen ’nauwkeurig in zijn voetstappen te treden’ (1 Petrus 2:21). Jezus volgen is niet eenvoudig een kwestie van zijn woorden herhalen en zijn daden nabootsen. Aangezien spraak en handelingen door gedachten en gevoelens worden beïnvloed, vereist het volgen van Christus dat wij dezelfde „geestesgesteldheid” aankweken als die hij bezat (Filippenzen 2:5). Met andere woorden, als wij werkelijk als Christus willen handelen, moeten wij eerst leren om net als hij te denken en te voelen, dat wil zeggen, naar ons beste vermogen als onvolmaakte mensen. Laten wij dus, met de hulp van de evangelieschrijvers, de zin van Christus onderzoeken. Wij willen eerst factoren bespreken die invloed hebben uitgeoefend op de wijze waarop Jezus dacht en voelde.
Zijn voormenselijke bestaan
5, 6. (a) Welke invloed kunnen onze metgezellen op ons uitoefenen? (b) Welke omgang genoot Gods eerstgeboren Zoon in de hemel voordat hij naar de aarde kwam, en welke invloed had dit op hem?
5 Onze intieme metgezellen kunnen invloed op ons uitoefenen door onze gedachten, gevoelens en handelingen ten goede of ten kwade te beïnvloedena (Spreuken 13:20). Beschouw eens de omgang die Jezus in de hemel had voordat hij naar de aarde kwam. Het Evangelie van Johannes vestigt de aandacht op Jezus’ voormenselijke bestaan als „het Woord”, of de Woordvoerder, van God. Johannes zegt: „In het begin was het Woord, en het Woord was bij God, en het Woord was een god. Deze was in het begin bij God” (Johannes 1:1, 2). Aangezien Jehovah geen begin had, moet de formulering dat het Woord vanaf „het begin” bij God was betrekking hebben op het begin van Gods scheppingswerken (Psalm 90:2). Jezus is „de eerstgeborene van heel de schepping”. Derhalve bestond hij voordat andere geestelijke schepselen en het stoffelijke universum werden geschapen. — Kolossenzen 1:15; Openbaring 3:14.
6 Volgens sommige wetenschappelijke schattingen heeft het stoffelijke universum reeds minstens twaalf miljard jaar bestaan. Als deze schattingen ook maar enigszins juist zijn, dan heeft Gods eerstgeboren Zoon zich eeuwenlang vóór de schepping van Adam in een intieme omgang met zijn Vader verheugd. (Vergelijk Micha 5:2.) Bijgevolg ontwikkelde zich een tedere en hechte band tussen hen beiden. Als de gepersonifieerde wijsheid zegt deze eerstgeboren Zoon in zijn voormenselijke bestaan over zichzelf: „Ik werd degene op wie [Jehovah] dag aan dag bijzonder gesteld was, terwijl ik te allen tijde vrolijk was voor zijn aangezicht” (Spreuken 8:30). Het had beslist een diepgaande invloed op Gods Zoon dat hij zich talloze eeuwen in zeer nauwe omgang met de Bron van liefde had verheugd! (1 Johannes 4:8) Deze Zoon leerde de gedachten, gevoelens en wegen van zijn Vader kennen en weerspiegelen zoals niemand anders dat kon. — Mattheüs 11:27.
Aardse leven en invloeden
7. Wat is een van de redenen waarom Gods eerstgeboren Zoon naar de aarde moest komen?
7 Gods Zoon moest nog meer leren, want het was Jehovah’s voornemen zijn Zoon toe te rusten om een meedogende Hogepriester te zijn, in staat om „medegevoel [te] hebben met onze zwakheden” (Hebreeën 4:15). Om aan de vereisten voor deze rol te voldoen, vormde een van de redenen waarom de Zoon als mens op aarde kwam. Hier, als een mens van vlees en bloed, werd Jezus blootgesteld aan omstandigheden en invloeden die hij voordien alleen vanuit de hemel had gadegeslagen. Nu was hij in staat om menselijke gevoelens en emoties zelf te ondervinden. Soms voelde hij zich moe, had hij dorst of honger (Mattheüs 4:2; Johannes 4:6, 7). Meer nog, hij verduurde allerlei ontberingen en lijden. Aldus ’leerde hij gehoorzaamheid’ en werd volledig bekwaam gemaakt voor zijn rol als Hogepriester. — Hebreeën 5:8-10.
8. Wat weten wij over Jezus’ vroege leven op aarde?
8 Wat valt er te zeggen over Jezus’ ervaringen tijdens zijn vroege leven op aarde? Het verslag over zijn kinderjaren is zeer beknopt. In feite hebben alleen Mattheüs en Lukas de gebeurtenissen rond zijn geboorte verhaald. De evangelieschrijvers wisten dat Jezus in de hemel had geleefd voordat hij naar de aarde kwam. Dat voormenselijke bestaan verklaarde, meer dan iets anders, wat voor mens hij werd. Niettemin was Jezus volledig mens. Hoewel hij volmaakt was, moest hij nog altijd van de babyleeftijd via de kinderjaren en de puberteit naar de volwassenheid groeien, terwijl hij al die tijd in kennis toenam (Lukas 2:51, 52). De bijbel onthult bepaalde dingen over Jezus’ vroege leven die ongetwijfeld invloed op hem hebben uitgeoefend.
9. (a) Waaruit valt op te maken dat Jezus in een arm gezin werd geboren? (b) In wat voor omstandigheden groeide Jezus waarschijnlijk op?
9 Kennelijk werd Jezus in een arm gezin geboren. Dit wordt te kennen gegeven door de offergave die Jozef en Maria ongeveer veertig dagen na zijn geboorte naar de tempel brachten. In plaats van een jonge ram als brandoffer en een jonge duif of een tortelduif als zondeoffer te brengen, brachten zij hetzij „een paar tortelduiven of twee jonge duiven” (Lukas 2:24). Volgens de Mozaïsche wet was deze offergave een voorziening voor de armen (Leviticus 12:6-8). Mettertijd werd dit nederige gezin groter. Jozef en Maria hadden na de door een wonder bewerkte geboorte van Jezus op zijn minst zes andere kinderen die langs natuurlijke weg verwekt waren (Mattheüs 13:55, 56). Dus groeide Jezus op in een groot gezin, waarschijnlijk in bescheiden omstandigheden.
10. Waaruit blijkt dat Maria en Jozef godvrezende personen waren?
10 Jezus werd grootgebracht door godvrezende ouders die voor hem zorgden. Zijn moeder, Maria, was een bijzondere vrouw. Roep u te binnen dat de engel Gabriël, toen hij haar begroette, zei: „Goedendag, hooglijk begunstigde, Jehovah is met u” (Lukas 1:28). Ook Jozef was een godvruchtig man. Elk jaar ondernam hij getrouw de 150 kilometer lange reis naar Jeruzalem voor het Pascha. Maria woonde de viering ook bij, ook al waren alleen mannen dit verplicht (Exodus 23:17; Lukas 2:41). Bij een zo’n gelegenheid vonden Jozef en Maria de twaalfjarige Jezus, na hem naarstig gezocht te hebben, in de tempel te midden van de leraren. Tot zijn bezorgde ouders zei Jezus: „Wist gij niet dat ik in het huis van mijn Vader moet zijn?” (Lukas 2:49) „Vader” — dat woord moet een warme en positieve gevoelswaarde voor de jonge Jezus hebben gehad. In de eerste plaats was hem kennelijk verteld dat Jehovah zijn echte Vader was. Bovendien moet Jozef een goede pleegvader voor Jezus zijn geweest. Jehovah zou beslist geen hardvochtige en wrede man hebben uitgekozen om Zijn geliefde Zoon groot te brengen!
11. Welk ambacht leerde Jezus, en wat hield het in bijbelse tijden in dit vak uit te oefenen?
11 Gedurende zijn jaren in Nazareth leerde Jezus het timmermansvak, waarschijnlijk van zijn pleegvader, Jozef. Jezus wist zich die handenarbeid zo goed eigen te maken, dat hijzelf „de timmerman” werd genoemd (Markus 6:3). In bijbelse tijden werd er gebruikgemaakt van de diensten van een timmerman om huizen te bouwen, meubels (met inbegrip van tafels, stoelen en banken) te maken en landbouwwerktuigen te vervaardigen. In zijn Dialoog met rabbi Tryphon schreef Justinus Martyr over Jezus: „De volgende timmermanswerken namelijk vervaardigde hij, terwijl hij onder de menschen verkeerde: ploegen en jukken.” Zo’n werk was niet gemakkelijk, want de timmerman uit de oudheid kon waarschijnlijk zijn hout niet kopen. Het ligt meer voor de hand dat hij eropuit ging en een boom uitzocht, hem omhakte en het hout naar huis sleepte. Het kan dus zijn dat Jezus de uitdagingen kende om de kost te verdienen, met klanten om te gaan en de eindjes aan elkaar te knopen.
12. Waardoor wordt te kennen gegeven dat Jozef kennelijk vóór Jezus stierf, en wat zou dit voor Jezus hebben betekend?
12 Als de oudste zoon hielp Jezus waarschijnlijk het gezin te onderhouden, temeer daar het schijnt dat Jozef vóór Jezus gestorven is.b Zion’s Watch Tower van 1 januari 1900 zei: „De overlevering verklaart dat Jozef stierf toen Jezus nog jong was, en dat de laatstgenoemde het timmermansvak opnam en de kostwinner van het gezin werd. Hiervoor is enige ondersteuning te vinden in het bijbelse getuigenis, waar Jezus zelf als een timmerman wordt aangeduid, en zijn moeder en broers en zusters worden genoemd, maar geen melding wordt gemaakt van Jozef (Markus 6:3). . . . Het is dus heel goed mogelijk dat de lange periode van achttien jaar van het leven van onze Heer, vanaf het incident [opgetekend in Lukas 2:41-49] tot aan de tijd van zijn doop, werd doorgebracht met het vervullen van de gewone taken in het leven.” Maria en haar kinderen, met inbegrip van Jezus, kenden waarschijnlijk de pijn die het met zich brengt wanneer een geliefde echtgenoot en vader sterft.
13. Waarom kon Jezus aan zijn bediening beginnen met een kennis, inzicht en diepte aan gevoelens die geen ander mens gehad zou kunnen hebben?
13 Kennelijk bestemde Jezus’ geboorte hem niet tot een gemakkelijk leven. In plaats daarvan ondervond hij uit de eerste hand hoe het was een leven van gewone mensen te leiden. Vervolgens brak in 29 G.T. voor Jezus de tijd aan om de goddelijke toewijzing die hem wachtte ten uitvoer te brengen. In de herfst van dat jaar werd hij in water gedoopt en als een geestelijke Zoon van God verwekt. ’De hemelen werden voor hem geopend’, wat er klaarblijkelijk op duidde dat hij zich nu zijn voormenselijke bestaan in de hemel, met inbegrip van de gedachten en gevoelens die hij voorheen had, kon herinneren (Lukas 3:21, 22). Toen Jezus dus zijn bediening op zich nam, gebeurde dat met een kennis, inzicht en een diepte aan gevoelens die geen ander mens gehad zou kunnen hebben. Terecht wijdden de evangelieschrijvers het grootste deel van hun geschriften aan de gebeurtenissen die tijdens Jezus’ bediening plaatsvonden. Toch konden zij niet alles optekenen wat hij gezegd en gedaan heeft (Johannes 21:25). Maar datgene wat zij onder inspiratie optekenden, stelt ons in staat te turen in de gezindheid en denkwijze van de grootste mens die ooit heeft geleefd.
Wat voor persoon Jezus was
14. Hoe beelden de Evangeliën Jezus af als een man met tedere hartelijkheid en diepe gevoelens?
14 De persoonlijkheid van Jezus die uit de Evangeliën spreekt, is die van een mens met tedere genegenheid en diepe gevoelens. Hij gaf blijk van een verscheidenheid van emotionele reacties: medelijden met een melaatse (Markus 1:40, 41); verdriet over een onontvankelijk volk (Lukas 19:41, 42); gerechtvaardigde verbolgenheid op hebzuchtige geldwisselaars (Johannes 2:13-17). Als een man van empathie kon Jezus tot tranen toe geroerd zijn en hij verborg zijn gevoelens niet. Toen zijn geliefde vriend Lazarus was gestorven, werd Jezus, toen hij Maria, Lazarus’ zuster, zag wenen, zo diep geroerd dat hijzelf zijn tranen de vrije loop liet en voor het oog van omstanders stond te huilen. — Johannes 11:32-36.
15. Hoe bleken Jezus’ tedere gevoelens uit de wijze waarop hij anderen bezag en bejegende?
15 Jezus’ tedere gevoelens traden vooral duidelijk aan het licht in de wijze waarop hij anderen bezag en bejegende. Hij bekommerde zich om de armen en onderdrukten en hielp hen ’verkwikking te vinden voor hun ziel’ (Mattheüs 11:4, 5, 28-30). Hij had het niet te druk om te reageren op de behoeften van de gekwelden, of het nu ging om een vrouw met bloedvloeiingen die stilletjes zijn kleed aanraakte of een blinde bedelaar die zich niet het zwijgen wilde laten opleggen (Mattheüs 9:20-22; Markus 10:46-52). Jezus zocht naar het goede in anderen en prees hen; toch was hij ook bereid, indien nodig, een terechtwijzing te geven (Mattheüs 16:23; Johannes 1:47; 8:44). In een tijd waarin vrouwen weinig rechten genoten, bejegende Jezus hen met een evenwichtige mate van waardigheid en achting (Johannes 4:9, 27). Het is begrijpelijk dat een groep vrouwen hem bereidwillig van hun eigen bezittingen diende. — Lukas 8:3.
16. Waardoor wordt te kennen gegeven dat Jezus een evenwichtige kijk op het leven en materiële dingen had?
16 Jezus had een evenwichtige kijk op het leven. Materiële dingen waren niet van het allergrootste belang voor hem. Materieel gezien schijnt hij zeer weinig te hebben bezeten. Hij zei dat hij „geen plaats [had] om zijn hoofd neer te leggen” (Mattheüs 8:20). Terzelfder tijd droeg Jezus bij tot de vreugde van anderen. Toen hij een bruiloftsfeest bijwoonde — in de regel een door muziek, zingen en vreugde gekenmerkte gebeurtenis — bleek duidelijk dat hij daar niet was om er een domper op te zetten. Ja, Jezus verrichtte daar zijn eerste wonder. Toen de wijn opraakte, veranderde hij water in voortreffelijke wijn, een drank die „het hart van de sterfelijke mens verheugt” (Psalm 104:15; Johannes 2:1-11). De festiviteiten konden dus voortgang vinden, en de bruid en de bruidegom werden ongetwijfeld gespaard voor verlegenheid. Jezus’ evenwichtigheid wordt verder weerspiegeld in het feit dat er veel meer gelegenheden worden genoemd waarbij hij lang en hard in zijn bediening werkte. — Johannes 4:34.
17. Waarom is het niet verbazingwekkend dat Jezus een Meesteronderwijzer was, en wat werd door zijn onderwijzingen weerspiegeld?
17 Jezus was een Meesteronderwijzer. Veel van zijn onderwijzingen weerspiegelden de werkelijkheden van het leven van alledag, waarmee hij goed bekend was (Mattheüs 13:33; Lukas 15:8). Zijn manier van onderwijzen was onvergelijkelijk — altijd duidelijk, eenvoudig en praktisch. Nog belangrijker is wat hij onderwees. Zijn leringen weerspiegelden zijn innige wens om zijn toehoorders vertrouwd te maken met de gedachten, gevoelens en wegen van Jehovah. — Johannes 17:6-8.
18, 19. (a) Met welke levendige woordschilderingen beschreef Jezus zijn Vader? (b) Wat zal in het volgende artikel besproken worden?
18 Door veelvuldig gebruik te maken van illustraties openbaarde Jezus zijn Vader met levendige woordschilderingen die men niet gemakkelijk zou kunnen vergeten. In algemene termen over de barmhartigheid van God spreken, is wel iets heel anders dan Jehovah vergelijken met een vergevensgezinde vader die bij het zien van zijn terugkerende zoon zo diep bewogen is dat hij ’op zijn zoon toesnelt en hem om de hals valt en hem teder kust’ (Lukas 15:11-24). Jezus verwierp een rigide cultuur waarin religieuze leiders op gewone mensen neerzagen en hij legde uit dat zijn Vader een God was die gemakkelijk te benaderen is en die de smeekbeden van een nederige belastinginner verkoos boven het met veel vertoon opgezonden gebed van een pocherige Farizeeër (Lukas 18:9-14). Jezus schilderde Jehovah af als een zorgzame God die weet wanneer een klein musje op de grond valt. „Vreest . . . niet”, verzekerde Jezus zijn discipelen, „gij zijt meer waard dan vele mussen” (Mattheüs 10:29, 31). Het is begrijpelijk dat mensen versteld stonden van Jezus’ „manier van onderwijzen” en zich tot hem aangetrokken voelden (Mattheüs 7:28, 29). Ja, bij één gelegenheid bleef „een grote schare” drie dagen lang bij hem, waarbij zij het zelfs zonder voedsel stelden! — Markus 8:1, 2.
19 Wij kunnen dankbaar zijn dat Jehovah de zin van Christus in zijn Woord heeft geopenbaard! Maar hoe kunnen wij de zin van Christus in onze omgang met anderen aankweken en tentoonspreiden? Dit zal in het volgende artikel worden besproken.
[Voetnoten]
a Dat geestelijke schepselen door hun omgang beïnvloed kunnen worden, wordt in Openbaring 12:3, 4 te kennen gegeven. Satan wordt hier afgebeeld als een „draak” die in staat was zijn invloed aan te wenden om andere „sterren”, of geestenzonen, ertoe te brengen zich in een opstandige handelwijze bij hem aan te sluiten. — Vergelijk Job 38:7.
b De laatste keer dat er rechtstreeks gewag van Jozef wordt gemaakt, is de gelegenheid dat de twaalfjarige Jezus in de tempel wordt gevonden. Er is geen verwijzing waaruit blijkt dat Jozef aan het begin van Jezus’ bediening op het bruiloftsfeest in Kana aanwezig was (Johannes 2:1-3). In 33 G.T. vertrouwde de aan een paal gehangen Jezus de zorg voor Maria aan de geliefde apostel Johannes toe. Dat is iets wat Jezus waarschijnlijk niet zou hebben gedaan als Jozef nog geleefd had. — Johannes 19:26, 27.
Kunt u zich dit herinneren?
• Waarom is het belangrijk dat wij bekend raken met „de zin van Christus”?
• Welke omgang had Jezus in zijn voormenselijke bestaan?
• Welke omstandigheden en invloeden ondervond Jezus nu zelf tijdens zijn aardse leven?
• Wat onthullen de Evangeliën over de persoonlijkheid van Jezus?
[Illustratie op blz. 10]
Jezus groeide op in een groot gezin, waarschijnlijk in bescheiden omstandigheden
[Illustraties op blz. 12]
De leraren stonden verbaasd over het begrip en de antwoorden van de twaalfjarige Jezus