Jezus’ leven en bediening
Er ontstaat een twistgesprek
EERDER op de avond had Jezus een schitterende les in nederige dienst gegeven door de voeten van zijn apostelen te wassen. Daarna stelde hij de Gedachtenisviering in ter herinnering aan zijn naderende dood. Nu, vooral gezien hetgeen er zojuist heeft plaatsgevonden, doet zich een verbazingwekkend incident voor. Zijn apostelen raken betrokken bij een verhitte discussie over de vraag wie van hen de grootste schijnt te zijn! Dit maakt kennelijk deel uit van een reeds langer bestaand meningsverschil.
Roep u te binnen dat de apostelen na Jezus’ transfiguratie op de berg hadden geredetwist over de vraag wie onder hen de grootste was. Bovendien hadden Jakobus en Johannes om een vooraanstaande positie in het Koninkrijk gevraagd, wat tot verdere onenigheid onder de apostelen had geleid. Wat moet het Jezus droevig gestemd hebben hen tijdens zijn laatste avond met hen opnieuw te zien ruziën. Wat doet hij?
In plaats van de apostelen te berispen wegens hun gedrag, redeneert Jezus opnieuw geduldig met hen: „De koningen der natiën heersen over hen, en zij die autoriteit over hen hebben, worden Weldoeners genoemd. Gij dient evenwel niet zo te zijn. . . . Want wie is groter, degene die aan tafel aanligt of degene die bedient? Is het niet degene die aan tafel aanligt?” Terwijl hij hen vervolgens aan zijn voorbeeld herinnert, zegt hij: „Ik ben echter in uw midden als degene die bedient.”
Ondanks hun onvolmaaktheden zijn de apostelen in Jezus’ beproevingen bij hem gebleven. Daarom zegt hij: „Ik sluit een verbond met u, evenals mijn Vader een verbond met mij heeft gesloten, voor een koninkrijk.” Door dit persoonlijke verbond tussen Jezus en zijn loyale volgelingen worden zij met hem verenigd om in zijn koninklijke heerschappij te delen. Alleen een beperkt aantal van 144.000 personen wordt uiteindelijk in dit verbond voor een Koninkrijk opgenomen.
Hoewel de apostelen dit schitterende vooruitzicht ontvangen om met Christus in de Koninkrijksheerschappij te delen, zijn zij op het ogenblik geestelijk zwak. „In deze nacht zult gij allen in verband met mij tot struikelen worden gebracht”, zegt Jezus. Na tot Petrus gezegd te hebben dat Hij ten behoeve van hem heeft gebeden, spoort Jezus hem aan: „Wanneer gij eenmaal zijt teruggekeerd, versterk dan op uw beurt uw broeders.”
„Kindertjes,” legt Jezus uit, „nog maar kort ben ik bij u. Gij zult mij zoeken; en zoals ik tot de joden heb gezegd: ’Waarheen ik ga, kunt gij niet komen’, zo zeg ik het op het ogenblik ook tot u. Ik geef u een nieuw gebod, dat gij elkaar liefhebt; net zoals ik u heb liefgehad, dat ook gij elkaar liefhebt. Hieraan zullen allen weten dat gij mijn discipelen zijt, indien gij liefde onder elkaar hebt.”
„Heer, waar gaat gij naar toe?”, vraagt Petrus.
„Waarheen ik ga, kunt gij mij nu niet volgen,” antwoordt Jezus, „maar gij zult later volgen.”
„Heer, waarom kan ik u op het ogenblik niet volgen?”, wil Petrus weten. „Ik zal ten behoeve van u afstand doen van mijn ziel.”
„Zult gij ten behoeve van mij afstand doen van uw ziel?”, vraagt Jezus. „Voorwaar, ik zeg u: Nog heden, ja, deze nacht, voordat een haan tweemaal kraait, zult juist gij mij driemaal verloochenen.”
„Zelfs al moest ik met u sterven,” protesteert Petrus, „ik zal u geenszins verloochenen.” En terwijl alle anderen dit eveneens zeggen, snoeft Petrus: „Ook al worden alle anderen in verband met u tot struikelen gebracht, ik zal nimmer tot struikelen worden gebracht!”
Sprekend over de tijd toen hij de apostelen zonder beurs en voedselzak uitzond op een predikingstocht in Galilea, vraagt Jezus: „Heeft het u toen aan iets ontbroken?”
„Neen!”, antwoorden zij.
„Laat nu echter degene die een beurs heeft, die nemen, evenzo ook een voedselzak”, zegt hij, „en laat degene die geen zwaard heeft, zijn bovenkleed verkopen en er een kopen. Want ik zeg u dat dit wat geschreven staat, in mij volbracht moet worden, namelijk: ’En hij werd onder de wettelozen gerekend.’ Want dat wat mij aangaat, is zich aan het voltrekken.”
Jezus doelt op de tijd dat hij met boosdoeners of wettelozen aan de paal gehangen zal worden. Hij geeft ook te kennen dat zijn volgelingen daarna aan hevige vervolging het hoofd moeten bieden. „Heer, zie! hier zijn twee zwaarden”, zeggen zij.
„Het is genoeg”, antwoordt hij. Zoals wij zullen zien, stelt het feit dat zij de zwaarden bij zich hebben, Jezus al gauw in de gelegenheid hun nóg een belangrijke les te leren. Mattheüs 26:31-35; Markus 14:27-31; Lukas 22:24-38; Johannes 13:31-38; Openbaring 14:1-3.
◆ Waarom is het twistgesprek van de apostelen zo verbazingwekkend?
◆ Hoe pakt Jezus de situatie in verband met het twistgesprek aan?
◆ Wat wordt tot stand gebracht door het verbond dat Jezus met zijn discipelen sluit?
◆ Welk nieuwe gebod geeft Jezus, en hoe belangrijk is het?
◆ Hoe geeft Petrus blijk van overmoed, en wat zegt Jezus?
◆ Waarom verschillen Jezus’ instructies over het bij zich hebben van een beurs en een voedselzak van die welke hij eerder heeft gegeven?