Een kind helpen in goddelijke wijsheid te groeien
NADENKENDE mensen uit veel natiën en met verschillende achtergronden erkennen dat Jezus een groot leraar en zedenmeester is geweest. Maar hebben bepaalde aspecten van de opleiding die hij in zijn jeugd ontving, hiertoe bijgedragen? Welke lering kunnen ouders in deze tijd uit zijn gezinsleven en opvoeding trekken?
De bijbel vertelt ons erg weinig over Jezus’ kinderjaren. De eerste twaalf jaar van zijn leven worden feitelijk in twee verzen behandeld: „Toen zij [Jozef en Maria] dan alle dingen volgens de wet van Jehovah hadden volbracht, keerden zij naar Galiléa, naar hun eigen stad Nazareth, terug. En het jonge kind groeide op en werd sterk, vervuld met wijsheid, en Gods gunst bleef op hem rusten” (Lukas 2:39, 40). Toch kunnen ouders hier iets uit leren.
Het jonge kind „groeide op en werd sterk”. Zijn ouders zorgden dus in fysiek opzicht voor hem. Ook geraakte hij voortdurend „vervuld met wijsheid”.a Wie waren er verantwoordelijk voor hem de kennis en het inzicht te verschaffen die de basis voor een dergelijke wijsheid zouden vormen?
Onder de Mozaïsche wet was dit de taak van zijn ouders. De Wet droeg Israëlitische ouders op: „Deze woorden die ik u heden gebied, moeten op uw hart blijken te zijn; en gij moet ze uw zoon inscherpen en erover spreken wanneer gij in uw huis zit en wanneer gij op de weg gaat en wanneer gij neerligt en wanneer gij opstaat” (Deuteronomium 6:6, 7). Dat Jezus voortdurend ’vervuld werd met wijsheid’ en ook dat ’Gods gunst op hem bleef rusten’, duidt erop dat Jozef en Maria dit gebod gehoorzaamden.
Sommigen zijn misschien van mening dat aangezien Jezus een volmaakt kind was, zijn opvoeding in werkelijkheid geen realistisch patroon voor de opvoeding van andere kinderen vormt. Jozef en Maria echter waren niet volmaakt. Toch hebben zij klaarblijkelijk in zijn fysieke en geestelijke behoeften voorzien en dit ondanks de druk van een zich uitbreidend gezin (Matthéüs 13:55, 56). Ook moest Jezus, ondanks zijn volmaaktheid, nog altijd van de babyleeftijd via de kinderjaren en de puberteit naar de volwassenheid groeien. Zijn ouders hebben veel vormend werk moeten doen, en dit hebben zij klaarblijkelijk goed gedaan.
Jezus op twaalfjarige leeftijd
„Nu waren zijn ouders gewoon om van jaar tot jaar voor het paschafeest naar Jeruzalem te gaan” (Lukas 2:41). Volgens Gods Wet moest elke mannelijke persoon de feesten in Jeruzalem bijwonen (Deuteronomium 16:16). Maar het verslag zegt dat ’zijn ouders gewoon waren te gaan’. Jozef nam Maria, en naar alle waarschijnlijkheid ook de rest van het gezin, mee op die reis van meer dan honderd kilometer naar Jeruzalem, om daar dat vreugdevolle feest te vieren (Deuteronomium 16:6, 11). Het was hun gewoonte — een geregeld onderdeel van hun leven. Ook gingen zij er niet naar toe om zich alleen maar even te laten zien; zij bleven er alle dagen van het feest. — Lukas 2:42, 43.
Dit vormt een nuttige les voor hedendaagse ouders. Deze jaarlijkse feesten in Jeruzalem waren niet alleen plechtige vergaderingen, maar het waren ook tijden van verheuging (Leviticus 23:4, 36). Jozef, Maria en de jonge Jezus verheugden zich hierdoor in een geestelijk verheffende ervaring. In deze tijd doen ouders er goed aan soortgelijke gelegenheden voor hun kinderen te zoeken, opdat zij kunnen genieten van een stimulerende afwisseling en bovendien geestelijk worden opgebouwd. Ouders die Jehovah’s Getuigen zijn, doen dit door hun kinderen mee te nemen naar de grote vergaderingen en congressen die elk jaar met geregelde tussenpozen worden gehouden. Aldus kunnen kinderen ervaren hoe opwindend het is te reizen en zich enkele dagen lang in prettige omgang met honderden of duizenden medegelovigen te verheugen. Een vader die met succes tien kinderen heeft grootgebracht, schrijft veel van zijn succes toe aan het feit dat hij sinds hij 45 jaar geleden als een christen werd gedoopt, nooit één zitting van welke grote vergadering maar ook heeft overgeslagen. En hij heeft ook zijn gezin aangemoedigd geen enkel programmaonderdeel van zulke vergaderingen te missen.
Een onoplettendheid
Toen Jezus jonger was, is hij tijdens deze jaarlijkse reizen naar de grote stad Jeruzalem ongetwijfeld dicht bij zijn ouders gebleven. Maar naarmate hij ouder werd, kreeg hij vermoedelijk wat meer vrijheid van handelen. Toen hij twaalf jaar oud was, had hij zo ongeveer de leeftijd bereikt die de joden als een belangrijke mijlpaal op het pad naar mannelijke volwassenheid beschouwen. Misschien heeft zich wegens deze normale en natuurlijke verandering een onoplettendheid voorgedaan toen voor Jozefs gezin de tijd aanbrak Jeruzalem te verlaten en naar huis terug te keren. Het verslag luidt: „Maar toen zij terugkeerden, bleef de jonge knaap Jezus in Jeruzalem achter, zonder dat zijn ouders het merkten. In de veronderstelling dat hij zich onder het reisgezelschap bevond, gingen zij een dagreis ver en zochten hem toen onder de bloedverwanten en bekenden.” — Lukas 2:43, 44.
Dit incident vertoont elementen die zowel ouders als jongeren zullen herkennen. Er is echter één verschil: Jezus was volmaakt. Aangezien hij gehoorzaam onderworpen was aan Jozef en Maria kunnen wij ons niet voorstellen dat hij de een of andere regeling die zij met hem hadden getroffen, had genegeerd (Lukas 2:52). Het is veel waarschijnlijker dat er een communicatiestoornis was ontstaan. De ouders veronderstelden dat Jezus zich in het gezelschap van de bloedverwanten en bekenden bevond (Lukas 2:44). Men kan zich gemakkelijk voorstellen dat zij in het gewoel van de menigte die uit Jeruzalem wegtrok, allereerst aandacht schonken aan hun jongere kinderen, in de veronderstelling verkerend dat hun oudste zoon, Jezus, ook meekwam.
Jezus heeft echter klaarblijkelijk gedacht dat zijn ouders wisten waar hij was. Dit wordt te kennen gegeven door zijn latere antwoord: „Waarom moest gij naar mij gaan zoeken? Wist gij niet dat ik in het huis van mijn Vader moet zijn?” Hij was niet oneerbiedig. Zijn woorden onthullen alleen maar dat hij verbaasd was dat zijn ouders niet wisten waar zij hem moesten zoeken. Het was een typisch geval van een misverstand waarvoor veel ouders van opgroeiende kinderen begrip zullen kunnen hebben. — Lukas 2:49.
Denk u eens in hoe bezorgd Jozef en Maria aan het einde van die eerste dag waren, toen zij merkten dat Jezus niet bij hen was. En stelt u zich hun toenemende bezorgdheid voor gedurende de twee dagen dat zij in heel Jeruzalem grondig naar hem zochten. In deze crisissituatie bleek de goede opvoeding die zij Jezus hadden gegeven, echter vruchten te hebben afgeworpen. Jezus bevond zich niet in slecht gezelschap. Hij maakte zijn ouders niet te schande. Toen zij Jezus vonden, was hij „in de tempel, waar hij te midden van de leraren zat, naar wie hij luisterde en aan wie hij vragen stelde. Maar allen die naar hem luisterden, stonden voortdurend verbaasd over zijn begrip en zijn antwoorden.” — Lukas 2:46, 47.
Dat hij zijn tijd aldus doorbracht en kennelijk goed op de hoogte was van schriftuurlijke beginselen, getuigt ook ten gunste van de opleiding die Jozef en Maria hem tot op dat moment hadden gegeven. Toch schijnt Maria’s reactie typerend te zijn voor een ongeruste moeder: aanvankelijk was zij opgelucht toen zij merkte dat alles in orde was met haar zoon, maar daarna uitte zij haar gevoelens van zorg en frustratie: „Kind, waarom hebt gij ons dit aangedaan? Denk eens aan, uw vader en ik hebben in doodsangst naar u gezocht” (Lukas 2:48). Het is niet ongewoon dat Maria eerder sprak dan Jozef toen zij de bezorgdheid van beide ouders tot uitdrukking bracht. Veel tieners die het verslag lezen, zullen waarschijnlijk zeggen: „Precies mijn moeder!”
Lessen die geleerd kunnen worden
Welke lessen kunnen wij uit deze ervaring leren? Tieners zijn geneigd te veronderstellen dat hun ouders weten wat zij denken. Men kan hen vaak horen zeggen: „Maar ik dacht dat u het wel wist.” Ouders, mochten uw tieners dit ooit in het geval van een misverstand hebben gezegd, dan bent u niet de eersten die met dit probleem te kampen hebben.
Als kinderen in de puberteitsjaren komen, worden zij minder afhankelijk van hun ouders. Deze verandering is normaal, en ouders zullen bepaalde wijzigingen moeten aanbrengen om hier de gelegenheid toe te scheppen. Maar zelfs met de beste opvoeding zullen er misverstanden rijzen en zullen ouders zich zorgen maken. Als zij echter het voortreffelijke voorbeeld van Jozef en Maria volgen, zal de opleiding die zij hebben gegeven, hun kinderen in eventuele crisissituaties van pas komen.
Klaarblijkelijk bleven Jezus’ ouders tijdens zijn tienerjaren op elk terrein met hem bezig. Na de zojuist beschouwde gebeurtenis onderwierp hij zich aan hen door ’met hen af te dalen’ naar zijn woonplaats, en „hij bleef aan hen onderworpen”. Met welk resultaat? „Jezus bleef toenemen in wijsheid en in fysieke groei en in gunst bij God en de mensen.” Deze episode had dus een goede afloop (Lukas 2:51, 52). Ouders die het voorbeeld van Jozef en Maria volgen, die hun kinderen helpen in goddelijke wijsheid te groeien, die thuis voor een goede sfeer zorgen en hun kinderen aan de voortreffelijke invloeden van godvruchtige omgang blootstellen, vergroten de waarschijnlijkheid dat het ook met hun nakomelingen goed zal aflopen. Zulke kinderen maken een goede kans zich in een gelukkig leven te verheugen als zij tot verantwoordelijke christelijke volwassenen opgroeien.
[Voetnoten]
a Het oorspronkelijke Grieks heeft hier de gedachte dat Jezus ’vervuld werd met wijsheid’, dus dat het een voortdurend, progressief proces was.