-
’Heb liefde onder elkaar’De Wachttoren 2003 | 1 februari
-
-
5, 6. (a) Welke twee korte illustraties vertelde Jezus? (b) Wat onthullen deze illustraties over Jehovah?
5 Om zijn toehoorders bij te brengen hoe Jehovah degenen beziet die afgedwaald zijn, vertelde Jezus twee korte illustraties. Eén ervan ging over een herder. Jezus zei: „Welk mens onder u die honderd schapen heeft, zal, wanneer hij er één van verliest, niet de negenennegentig in de wildernis achterlaten en op zoek gaan naar het verlorene totdat hij het vindt? En als hij het heeft gevonden, legt hij het op zijn schouders en is verheugd. En thuisgekomen, roept hij zijn vrienden en zijn buren bijeen en zegt tot hen: ’Verheugt u met mij, want ik heb mijn schaap dat verloren was geraakt, gevonden.’ Ik zeg u dat er evenzo in de hemel meer vreugde zal zijn over één zondaar die berouw heeft dan over negenennegentig rechtvaardigen die geen berouw nodig hebben.” — Lukas 15:4-7.
-
-
’Heb liefde onder elkaar’De Wachttoren 2003 | 1 februari
-
-
Verloren maar kostbaar
8. (a) Hoe reageerden de herder en de vrouw op hun verlies? (b) Wat vertelt hun reactie ons over de wijze waarop ze het verlorene bezagen?
8 In beide illustraties was er iets verloren, maar merk de reactie van de eigenaars eens op. De herder zei niet: ’Wat betekent één schaap wanneer ik er nog 99 overheb? Ik kan het best zonder dat ene stellen.’ De vrouw zei niet: ’Waarom zou ik me zorgen maken om die ene munt? Ik ben tevreden met de negen die ik nog overheb.’ Integendeel, de herder ging op zoek naar zijn verloren schaap alsof dat het enige schaap was dat hij bezat. En de vrouw voelde het verlies van haar munt alsof ze geen andere munten had. In beide gevallen bleef het verlorene kostbaar in de geest van de eigenaar. Wat wordt hierdoor geïllustreerd?
9. Wat wordt geïllustreerd door de bezorgdheid van de herder en de vrouw?
9 Merk Jezus’ conclusie in beide gevallen eens op: ’Evenzo zal er in de hemel meer vreugde zijn over één zondaar die berouw heeft’ en „zo, zeg ik u, ontstaat er vreugde bij de engelen van God over één zondaar die berouw heeft”. Derhalve weerspiegelen de bezorgdheid die de herder en de vrouw tot uitdrukking brachten tot op zekere hoogte de gevoelens van Jehovah en zijn hemelse schepselen. Net zoals het verlorene kostbaar bleef in de ogen van de herder en van de vrouw, zo blijven degenen die zijn afgedreven en het contact met Gods volk verloren hebben, kostbaar in Jehovah’s ogen (Jeremia 31:3). Zulke personen kunnen geestelijk zwak zijn, maar zijn niet noodzakelijkerwijs opstandig. Ondanks het feit dat ze in een verzwakte toestand verkeren, kan het zijn dat ze zich tot op zekere hoogte nog steeds aan Jehovah’s vereisten houden (Psalm 119:176; Handelingen 15:29). Bijgevolg gaat Jehovah er, net als in het verleden, niet snel toe over om ’hen van voor zijn aangezicht weg te werpen’. — 2 Koningen 13:23.
10, 11. (a) Hoe willen we degenen die van de gemeente zijn afgedreven, bezien? (b) Hoe kunnen we, volgens Jezus’ twee illustraties, uiting geven aan onze bezorgdheid voor hen?
10 Net als Jehovah en Jezus zijn ook wij diepbezorgd over degenen die zwak zijn en niet meer naar de christelijke gemeente gaan (Ezechiël 34:16; Lukas 19:10). We bezien een geestelijk zwakke persoon als een verloren schaap — niet als een hopeloos geval. We denken niet: ’Waarom zouden we ons druk maken over een zwakke? De gemeente kan het heel goed zonder hem stellen.’ Net als Jehovah bezien we degenen die zijn afgedreven maar die willen terugkeren veeleer als waardevol.
-
-
’Heb liefde onder elkaar’De Wachttoren 2003 | 1 februari
-
-
Neem het initiatief
12. Wat vertellen de woorden „op zoek gaan naar het verlorene” ons over de houding van de herder?
12 In de eerste van de twee illustraties zegt Jezus dat de herder ’op zoek zal gaan naar het verlorene’. De herder neemt het initiatief en doet een doelbewuste poging om het verloren schaap te vinden. Moeilijkheden, gevaar en afstand schrikken hem niet af. Integendeel, de herder blijft zoeken „totdat hij het vindt”. — Lukas 15:4.
13. Hoe reageerden getrouwe mannen uit de oudheid op de behoeften van zwakken, en hoe kunnen we zulke bijbelse voorbeelden navolgen?
13 Insgelijks moet de sterkere vaak het initiatief nemen als hij hulp biedt aan iemand die behoefte heeft aan aanmoediging. Getrouwe mannen uit de oudheid begrepen dit. Toen bijvoorbeeld Jonathan, de oudste zoon van koning Saul, opmerkte dat zijn boezemvriend David behoefte had aan aanmoediging, „stond [hij] . . . op en ging naar David te Choresa, om zijn hand te versterken met betrekking tot God” (1 Samuël 23:15, 16). En toen de stadhouder Nehemia eeuwen later zag dat sommigen van zijn joodse broeders zwak geworden waren, ’stond ook hij onmiddellijk op’ en moedigde hen aan om ’aan Jehovah te denken’ (Nehemia 4:14). Wij in deze tijd willen eveneens ’opstaan’ — het initiatief nemen — om degenen te versterken die zwak zijn. Maar wie in de gemeente dienen dit te doen?
14. Wie in de christelijke gemeente dienen hulp te bieden aan degenen die zwak zijn?
14 Vooral ouderlingen dragen de verantwoordelijkheid om ’de slappe handen te sterken en de wankelende knieën vast te maken’ en ’tot degenen die angstig van hart zijn te zeggen: „Weest sterk. Weest niet bevreesd”’ (Jesaja 35:3, 4; 1 Petrus 5:1, 2). Merk echter op dat Paulus’ vermaning om ’bemoedigend tot de terneergeslagen zielen te spreken en de zwakken te ondersteunen’ niet alleen aan ouderlingen werd gegeven. Paulus’ woorden waren veeleer aan de hele „gemeente van de Thessalonicenzen” gericht (1 Thessalonicenzen 1:1; 5:14). Hulp bieden aan degenen die zwak zijn, is dus een taak die op alle christenen rust. Net als de herder in de illustratie dient elke christen ertoe bewogen te worden ’op zoek te gaan naar het verlorene’. Natuurlijk kan dit het beste in samenwerking met de ouderlingen worden gedaan. Zou u iets kunnen doen om een zwakke in uw gemeente te helpen?
-