-
Waarom Jezus’ illustraties mensen hielpenDe Wachttoren 1976 | 1 december
-
-
Jezus zag in zijn discipelen de vele fouten en verkeerde neigingen die zij als onvolmaakte zondaars bezaten. Wij ontdekken echter niet dat hij hen ervan beschuldigde trots, eerzuchtig, hebzuchtig, ondankbaar of lui te zijn. Dit zou hen gekwetst hebben en zij zouden zich veroordeeld hebben gevoeld. Zij zouden het gevoel gehad hebben dat hij hen als dat soort van personen bezag. Hoewel zij af en toe wel enkele van deze verkeerde trekken aan de dag legden, waren zij niet in de grond of van karakter hebzuchtig, trots, enzovoort. Jezus wilde hen helpen en niet veroordelen. In plaats van hen daarom openlijk te vernederen, gaf hij hun illustraties die hen aan het denken zetten — om de erbij betrokken beginselen te begrijpen en ze in hun eigen hart en geweten toe te passen. Zij konden de fout die zij hadden gemaakt of de verkeerde houding die zij aan de dag hadden gelegd zien en vervolgens verbeteringen aanbrengen. Deze methode was veel overtuigender en veel doeltreffender dan een onomwonden terechtwijzing.
Toen de discipelen bijvoorbeeld onder elkaar redetwistten over wie de grootste scheen te zijn, werd Jezus niet boos op hen en wees hij hen niet streng terecht. Hij noemde hen niet hooghartig, zelfzuchtig, hebzuchtig of eerzuchtig. Hij wees op de wereldse leiders als een illustratie van deze slechte houding en het gevolg ervan, met de woorden: „De koningen der natiën heersen over hen, en zij die autoriteit over hen hebben, worden Weldoeners genoemd. Gij dient evenwel niet zo te zijn.” De discipelen kenden heel goed de slechte gevolgen van die „superieure” houding. Daarna wees Jezus, als tegenstelling, op zijn eigen voorbeeld als een dienaar onder hen, hoewel hij hun leider was. — Luk. 22:24-27.
-
-
Waarom Jezus’ illustraties mensen hielpenDe Wachttoren 1976 | 1 december
-
-
Christus’ discipelen namen deze dingen beslist ter harte en corrigeerden hun eigen verkeerde denkwijze. Dit blijkt uit de wijze waarop zij met hun christelijke broeders omgingen toen zij, na Christus’ dood en opstanding, de lading verantwoordelijkheid voor de christelijke gemeenten droegen. De brieven van Petrus, Jakobus en Johannes weerspiegelen de voortreffelijke, nederige houding die Christus hun had ingeprent.
-