-
Waarom twee verbonden voor Koninkrijksmacht?De Wachttoren 1965 | 15 september
-
-
Bovendien begreep de apostel Paulus dat Jezus alleen in dit geestelijke ambt vervolmaakt kon worden door uit een offerandelijke dood opgewekt en tot Gods rechterhand in de hemelen verhoogd te worden, zoals blijkt uit het feit dat Paulus Davids profetische woorden met betrekking tot Melchizédek op Jezus Christus, die zichzelf niet heeft aangesteld of naar de eer heeft gestreefd, van toepassing bracht, zeggende: „Zo heeft ook de Christus zichzelf niet verheerlijkt door hogepriester te worden, maar hij werd verheerlijkt door hem die met betrekking tot hem sprak: ’Gij zijt mijn zoon; heden ben ík uw vader geworden.’ Zoals hij ook op een andere plaats zegt: ’Gij zijt priester in eeuwigheid naar de wijze van Melchizédek.’” — Hebr. 5:5, 6, NW.
Toen Jezus zijn getrouwheid had bewezen, werd hij door zijn dood en opstanding tot hemels leven derhalve waardig geacht een priesterschap en koningschap te vervullen, verre superieur aan en grootser in strekking dan die welke de levitische priesters en Judese koningen uitoefenden. Deze hemelse functies van Jezus zijn in het verbond voor een koninklijke priesterschap verenigd. — Hebr. 7:4-17, NW.
De Schrift toont aan dat samen met Christus 144.000 mederegeerders in de hemel verenigd zullen zijn, die uit de mensheid zijn genomen. Tot zijn apostelen, die als eersten deel uitmaakten van de groep die zich in zo’n hemelse roeping zou verheugen, zei hij op de avond vóór zijn dood: „Ik sluit een verbond met u, evenals mijn Vader een verbond met mij heeft gesloten, voor een koninkrijk” (Luk. 22:29, 30, NW). Deze 144.000 Koninkrijkserfgenamen zijn geen directe afstammelingen van koning David en daarom geen natuurlijke erfgenamen van zijn troon. Zij worden niet opgenomen in het verbond voor een koninkrijk dat met David werd gesloten. Evenals David echter over de twaalf stammen van het natuurlijke Israël regeerde, zullen zij met Christus over degenen regeren die door de „twaalf stammen van Israël” worden afgebeeld, namelijk de hele mensenwereld die tijdens hun duizendjarig rijk op aarde zal leven.
Deze medeërfgenamen met Christus worden niet op grond van natuurlijke overerving koningen en priesters, maar omdat God hen ertoe gekozen en gezalfd heeft. Zij worden, zoals de apostel Petrus het zei, „een koninklijke priesterschap” (1 Petr. 2:9, NW). Met Christus worden zij regerende priesters, zoals wordt omschreven in het verbond voor de koninklijke priesterschap. Over hen staat geschreven: „Zij zullen priesters van God en van de Christus zijn en zullen de duizend jaren met hem als koningen regeren.” — Openb. 20:6, NW.
Wat valt er dan te zeggen van het Davidische verbond voor het aardse koninkrijk? Heeft het afgedaan? Niet in het minst! Zoals door de engel Gabriël was voorzegd, zou Christus ’voor eeuwig als koning over het huis van Jakob regeren en aan zijn koninkrijk zal geen einde komen’. Dat koningschap wordt echter vanuit de hemelen uitgeoefend en door iemand die tevens door God tot priesterlijke regeerder is benoemd krachtens de voorzieningen van het verbond voor de koninklijke priesterschap. En voor hoe lang? Hij is een „priester in eeuwigheid naar de wijze van Melchizédek”. Aldus werken het verbond voor het Davidische koninkrijk en het verbond voor de hemelse koninklijke priesterschap samen om ten behoeve van de mensheid een nieuw samenstel van dingen te waarborgen dat alles wat de mens tot dusver heeft meegemaakt verre zal overtreffen.
-
-
Vragen van lezersDe Wachttoren 1966 | 15 juli
-
-
● Vormt de schriftuurplaats in Jesaja 61:1, 2 een bewijs voor de aanstelling van de „andere schapen”? — L.H., V.S.
In Jesaja 61:1, 2 staat: „De Geest des Heren HEREN is op mij, omdat de HERE mij gezalfd heeft; Hij heeft mij gezonden om een blijde boodschap te brengen aan ootmoedigen, om te verbinden gebrokenen van hart, om voor gevangenen vrijlating uit te roepen en voor gebondenen opening der gevangenis; om uit te roepen een jaar van het welbehagen des HEREN en een dag der wrake van onzen God; om alle treurenden te troosten.”
Merk hier op dat de profeet zegt dat hij door Jehovah’s geest gezalfd is. Jezus bracht deze profetie op zich zelf van toepassing, echter pas nadat hij bij de Jordaan ten tijde van zijn doop door Jehovah’s heilige geest was gezalfd (Luk. 3:21, 22; 4:17-21). Zijn lichaamsleden worden ook op het tijdstip dat zij door Jehovah als eerstgeborenen worden verwekt om zonen van God te zijn, met Jehovah’s geest gezalfd. Zij worden leden van het lichaam van Christus, de Gezalfde. — 2 Kor. 1:21, 22.
-