Jezus’ leven en bediening
In de synagoge van zijn woonplaats
WIJ KUNNEN ons wel voorstellen wat een opwinding het in Nazareth geeft als Jezus thuiskomt. Voordat Jezus, iets meer dan een jaar geleden, vertrokken was om door Johannes gedoopt te worden, kende men hem als een timmerman. Maar nu staat hij wijd en zijd bekend als een wonderdoener. De plaatselijke inwoners zien er gretig naar uit dat hij ook onder hen wat van die wonderbaarlijke dingen zal doen.
Hun gespannen verwachting neemt nog toe als Jezus volgens zijn gewoonte naar de plaatselijke synagoge gaat. Tijdens de dienst staat hij op om voor te lezen en men reikt hem de rol van de profeet Jesaja aan. Hij vindt de plaats waar gesproken wordt over Degene die door Jehovah’s geest gezalfd is. In onze bijbel is dat tegenwoordig hoofdstuk 61.
Nadat Jezus voorgelezen heeft hoe deze Gezalfde tot de gevangenen vrijlating zou prediken en tot de blinden herstel van gezicht en dat hij ook Jehovah’s jaar van aanvaarding zou prediken, geeft hij de rol terug aan de dienaar en gaat zitten. Alle ogen zijn oplettend op hem gericht. Dan spreekt hij hen toe, vermoedelijk tamelijk uitvoerig, en legt uit: „Heden is deze schriftuurplaats, die gij zojuist hebt gehoord, vervuld.”
De mensen staan verwonderd over zijn „innemende woorden” en zeggen tegen elkaar: „Is dit niet een zoon van Jozef?” Maar omdat Jezus weet dat zij hem wonderen willen zien doen, vervolgt hij: „Ongetwijfeld zult gij deze illustratie op mij toepassen: ’Geneesheer, genees uzelf; doe alle dingen die, naar wij hebben gehoord, in Kapérnaüm zijn geschied, ook hier in uw eigen gebied.’” Klaarblijkelijk vinden Jezus’ vroegere buren dat het genezingswerk thuis dient te beginnen, zodat zijn eigen mensen er het eerst voordeel van hebben. Zij vinden dus dat zij door Jezus veronachtzaamd zijn.
Omdat Jezus beseft wat zij denken, vertelt hij hun over toepasselijke gebeurtenissen uit de geschiedenis. Er waren in de dagen van Elia veel weduwen in Israël, merkt hij op, maar Elia werd tot geen van hen gezonden. In plaats daarvan ging hij naar een niet-Israëlitische weduwe in Sidon en daar verrichtte hij een levenreddend wonder. En in de dagen van Elisa waren er veel melaatsen, maar Elisa reinigde alleen Naäman uit Syrië.
Woedend over deze voor hen ongunstige historische vergelijkingen die hun zelfzucht en hun gebrek aan geloof aan de kaak stellen, staan de mensen in de synagoge op en jagen Jezus de stad uit. Daar, op het vooruitspringende stuk van de berg waarop Nazareth is gebouwd, proberen zij hem van de rand af te duwen. Maar Jezus ontsnapt aan hun greep en weet veilig te ontkomen. Lukas 4:16-30; 1 Koningen 17:8-16; 2 Koningen 5:8-14.
◆ Waarom heerst er opwinding in Nazareth?
◆ Wat vinden de mensen van Jezus’ toespraak, maar wat maakt hen dan zo woedend?
◆ Wat proberen de mensen met Jezus te doen?