-
JudasInzicht in de Schrift, Deel 1
-
-
2. Een van de twaalf apostelen, die ook Thaddeüs en „Judas, de zoon van Jakobus,” werd genoemd. In de opsomming van de apostelen in Mattheüs 10:3 en Markus 3:18 worden Jakobus, de zoon van Alfeüs, en Thaddeüs samen vermeld. In de opsomming in Lukas 6:16 en Handelingen 1:13 komt Thaddeüs niet voor. In plaats daarvan vinden wij de vermelding „Judas, de zoon van Jakobus,” waaruit valt op te maken dat Thaddeüs een andere naam voor de apostel Judas is. Misschien heeft men soms de naam Thaddeüs gebruikt om de twee apostelen die beiden de naam Judas droegen, niet met elkaar te verwarren. Sommige vertalers geven Lukas 6:16 en Handelingen 1:13 weer met „Judas, de broer van Jakobus,” aangezien uit het Grieks niet precies blijkt om welke verwantschap het gaat. De Syrische Pesjitta voegt echter het woord „zoon” toe. Bijgevolg staat in een aantal moderne vertalingen: „Judas, de zoon van Jakobus” (GNB; LV; NBG; NW). De enige schriftplaats waar enkel de naam Judas voorkomt, is Johannes 14:22. Om te kunnen vaststellen welke Judas in dit vers sprak, staat daar „Judas, niet Iskariot”.
-
-
JudasInzicht in de Schrift, Deel 1
-
-
Judas wordt enige tijd na het Pascha in 31 G.T., ongeveer anderhalf jaar nadat Jezus met zijn bediening was begonnen, voor het eerst in de door de evangelieverslagen verschafte opsomming van de apostelen genoemd (Mr 3:19; Lu 6:16). Men mag logischerwijs aannemen dat Judas reeds enige tijd een discipel was voordat Jezus hem tot apostel aanstelde. Veel schrijvers schetsen een volledig negatief beeld van Judas, maar kennelijk was hij een tijdlang een discipel die in de ogen van God en van Jezus gunst had gevonden; alleen al zijn verkiezing als apostel getuigt hiervan. Bovendien werd hem het beheer van de gemeenschappelijke financiën van Jezus en de twaalf toevertrouwd. Hierdoor wordt te kennen gegeven dat hij destijds betrouwbaar en bekwaam was, want ofschoon Mattheüs ervaring op het gebied van geld en cijfers had, kreeg hij die toewijzing niet (Jo 12:6; Mt 10:3). Toch werd hij in- en inverdorven, waarvoor geen enkele verontschuldiging aan te voeren is. Ongetwijfeld om die reden wordt hij in de opsomming van de apostelen als laatste genoemd en als de Judas aangeduid „die hem later verraden heeft” en „die een verrader werd”. — Mt 10:4; Lu 6:16.
-