’Leer van mij’
„Neemt mijn juk op u en leert van mij, want ik ben zachtaardig en ootmoedig van hart, en gij zult verkwikking vinden voor uw ziel.” — MATTHEÜS 11:29.
1. Waarom kan het aangenaam en verrijkend zijn van Jezus te leren?
JEZUS CHRISTUS dacht, onderwees en handelde altijd op passende wijze. De tijd die hij op aarde verbleef, was kort, maar hij verheugde zich in een lonende en voldoening schenkende loopbaan, en hij bleef gelukkig. Hij bracht discipelen bijeen en leerde hun hoe zij God moesten aanbidden, de mensen moesten liefhebben en de wereld moesten overwinnen (Johannes 16:33). Hij vervulde hun hart met hoop en ’wierp licht op leven en onverderfelijkheid, door middel van het goede nieuws’ (2 Timotheüs 1:10). Als u zich tot zijn discipelen rekent, wat betekent het dan volgens u om een discipel te zijn? Door te beschouwen wat Jezus over discipelen zegt, kunnen wij leren hoe wij ons leven kunnen verrijken. Dat houdt in dat wij zijn kijk op dingen overnemen en enkele fundamentele beginselen toepassen. — Mattheüs 10:24, 25; Lukas 14:26, 27; Johannes 8:31, 32; 13:35; 15:8.
2, 3. (a) Wat is een discipel van Jezus? (b) Waarom is het belangrijk ons af te vragen: ’Van wie ben ik een discipel geworden?’
2 In de christelijke Griekse Geschriften duidt het woord „discipel” in wezen op iemand die zijn geest op iets richt, of iemand die leert. Een verwant woord staat in onze thematekst, Mattheüs 11:29: „Neemt mijn juk op u en leert van mij, want ik ben zachtaardig en ootmoedig van hart, en gij zult verkwikking vinden voor uw ziel.” Ja, een discipel is een leerling. In de Evangeliën wordt het woord „discipel” gewoonlijk toegepast op Jezus’ intieme volgelingen die hem vergezelden terwijl hij predikte en die door hem werden onderricht. Sommige mensen hebben wellicht niet meer gedaan dan Jezus’ onderwijzingen aannemen, misschien zelfs in het geheim (Lukas 6:17; Johannes 19:38). De evangelieschrijvers maakten ook melding van „de discipelen van Johannes [de Doper] en de discipelen van de Farizeeën” (Markus 2:18). Aangezien Jezus zijn volgelingen waarschuwde „zich te wachten . . . voor de leer van de Farizeeën” kunnen wij ons afvragen: ’Van wie ben ik een discipel geworden?’ — Mattheüs 16:12.
3 Als wij Jezus’ discipelen zijn, als wij door hem zijn onderwezen, dan dienen anderen zich in onze aanwezigheid geestelijk verkwikt te voelen. Zij dienen te onderscheiden dat wij zachtaardiger en meer ootmoedig van hart zijn geworden. Als wij op ons werk een leidinggevende functie bekleden, als wij ouders zijn of als wij in de christelijke gemeente herderlijke taken behartigen, voelen degenen die aan onze zorg zijn toevertrouwd dan dat wij hen bejegenen zoals Jezus degenen bejegende die aan zijn zorg waren toevertrouwd?
Hoe Jezus met mensen handelde
4, 5. (a) Waarom is het niet moeilijk te weten te komen hoe Jezus mensen die problemen hadden bejegende? (b) Welke ervaring deed Jezus op toen hij in het huis van een Farizeeër een maaltijd gebruikte?
4 Wij dienen te weten hoe Jezus met mensen handelde, vooral degenen met ernstige problemen. Het zou niet moeilijk moeten zijn om daarachter te komen; de bijbel bevat veel verslagen van Jezus’ ontmoetingen met anderen, van wie sommigen er ellendig aan toe waren. Laten wij ook nota nemen van de wijze waarop de religieuze leiders, vooral de Farizeeën, mensen met soortgelijke problemen bejegenden. Het contrast zal verhelderend zijn.
5 In het jaar 31 G.T., terwijl Jezus op een predikingstocht in Galilea was, ’vroeg iemand van de Farizeeën [Jezus] aanhoudend om bij hem te komen eten’. Jezus was er niet afkerig van de uitnodiging te aanvaarden. „Hij ging dus het huis van de Farizeeër binnen en lag aan tafel aan. En zie! een vrouw die in de stad als een zondares bekend stond, kwam te weten dat hij in het huis van de Farizeeër aan een maaltijd aanlag, en zij bracht een albasten flacon vol welriekende olie en ging wenend achter hem staan, bij zijn voeten, en begon zijn voeten met haar tranen nat te maken en droogde ze met haar hoofdhaar af. Ook kuste zij zijn voeten teder en wreef ze met de welriekende olie in.” — Lukas 7:36-38.
6. Waarom kan de vrouw die „een zondares” was in het huis van de Farizeeër zijn geweest?
6 Kunt u zich dat voorstellen? Een verwijswerk beweert: „De vrouw (vs. 37) trok voordeel van de sociale gebruiken die behoeftige mensen toestonden zo’n feestmaal te bezoeken om wat van het overgebleven voedsel te krijgen.” Dat zou kunnen verklaren hoe iemand er ongenood kon binnengaan. Anderen die hoopten aan het einde van de maaltijd overgebleven voedsel op te halen, kunnen daar ook geweest zijn. Maar het gedrag van deze vrouw was ongewoon. Zij stond niet op een afstand te wachten totdat de maaltijd ten einde was. Zij had niet zo’n beste reputatie en stond bekend als „een zondares”, zodat Jezus zei dat hij op de hoogte was van „haar zonden, ofschoon die vele [waren]”. — Lukas 7:47.
7, 8. (a) Hoe zouden wij hebben gereageerd onder omstandigheden zoals die welke in Lukas 7:36-38 worden vermeld? (b) Wat was Simons reactie?
7 Stelt u zich eens voor dat u destijds had geleefd en in Jezus’ plaats was geweest. Hoe zou u gereageerd hebben? Zou u zich onbehaaglijk hebben gevoeld terwijl die vrouw u benaderde? Welke uitwerking zou zo’n situatie op u hebben? (Lukas 7:45) Zou u geschokt, ontzet zijn geweest?
8 Als u zich onder de andere gasten had bevonden, zou u dan een denkwijze hebben gehad die op zijn minst enige overeenkomst vertoonde met die van Simon de Farizeeër? „Toen de Farizeeër die [Jezus] had uitgenodigd dit zag, zei hij bij zichzelf: ’Indien deze man een profeet was, zou hij weten wie en wat voor een vrouw het is die hem aanraakt, dat zij een zondares is’” (Lukas 7:39). In tegenstelling daarmee was Jezus een man die een intens mededogen bezat. Hij begreep de erbarmelijke situatie waarin de vrouw zich bevond en voelde haar verdriet. Ons wordt niet verteld hoe zij tot een leven van zonde was vervallen. Als zij werkelijk een prostituee was dan hadden de mannen van de stad, vrome joden, haar blijkbaar geen hulp geboden.
9. Hoe reageerde Jezus, en met welk mogelijke resultaat?
9 Maar Jezus wilde haar helpen. Hij zei tot haar: „Uw zonden zijn vergeven.” Vervolgens voegde hij eraan toe: „Uw geloof heeft u gered; ga heen in vrede” (Lukas 7:48-50). Hier eindigt het verslag. Iemand kan aanvoeren dat Jezus niet veel voor haar deed. In wezen zond hij haar met zijn zegen weg. Is zij volgens u waarschijnlijk tot haar ongelukkige levenswijze teruggekeerd? Hoewel wij niets met zekerheid kunnen zeggen, is het opmerkelijk wat Lukas vervolgens zegt. Hij verhaalde dat Jezus „van stad tot stad en van dorp tot dorp [trok], terwijl hij het goede nieuws van het koninkrijk Gods predikte en bekendmaakte”. Lukas berichtte ook dat „zekere vrouwen” bij Jezus en zijn discipelen waren, „die hen van [de] bezittingen [van de vrouwen] dienden”. De kans bestaat dat deze berouwvolle en dankbare vrouw zich nu onder hen bevond en met een zuiver geweten, een hernieuwd besef van een doel in het leven en een veel diepere liefde voor God aan een godvruchtige levenswijze was begonnen. — Lukas 8:1-3.
Het verschil tussen Jezus en de Farizeeën
10. Waarom is het nuttig het verslag over Jezus en de vrouw in Simons huis te beschouwen?
10 Wat kunnen wij uit dit levendige verslag leren? Het beroert onze emoties, nietwaar? Stel dat u in Simons huis zou zijn. Hoe zou u zich dan voelen? Zou u net als Jezus reageren, of zou u zich enigszins voelen als zijn gastheer, de Farizeeër? Jezus was de Zoon van God, dus kunnen wij niet dezelfde gevoelens hebben en precies zo handelen als hij. Wij zouden daarentegen niet graag op Simon, de Farizeeër, willen lijken. Weinig mensen zullen er een eer in stellen farizeïsch te zijn.
11. Waarom zouden wij niet onder de Farizeeën gerekend willen worden?
11 Op grond van een studie van bijbels en wereldlijk bewijsmateriaal kunnen wij concluderen dat de Farizeeën een hoge dunk van zichzelf hadden als behoeders van het algemeen welzijn en het nationaal welbevinden. Zij waren er niet tevreden mee dat Gods Wet eigenlijk duidelijk en gemakkelijk te begrijpen was. Waar de Wet in hun ogen ook maar onduidelijk leek, probeerden zij schijnbare hiaten op te vullen met duidelijk afgebakende toepassingen om elke noodzaak van een geweten uit te bannen. Deze religieuze leiders trachtten een voorschrift te bedenken om gedrag in al zijn uitingsvormen te besturen, zelfs in kleinigheden.a
12. Welke kijk hadden de Farizeeën op zichzelf?
12 De eerste-eeuwse joodse geschiedschrijver Josephus maakt duidelijk dat de Farizeeën van zichzelf vonden dat zij vriendelijk, mild en onpartijdig waren en volledig berekend voor hun taak. Ongetwijfeld beantwoordden sommigen van hen daar tamelijk goed aan. Misschien herinnert u zich Nikodemus (Johannes 3:1, 2; 7:50, 51). Na verloop van tijd aanvaardden sommigen van hen de christelijke levenswijze (Handelingen 15:5). De christelijke apostel Paulus schreef over zekere joden, zoals de Farizeeën: ’Zij hebben ijver voor God, maar niet overeenkomstig nauwkeurige kennis’ (Romeinen 10:2). Doch de Evangeliën beschrijven hen zoals zij door het gewone volk werden gezien — trots, arrogant, zelfrechtvaardig, vitterig, veroordelend en vernederend.
Jezus’ zienswijze
13. Wat had Jezus over de Farizeeën te zeggen?
13 Jezus veroordeelde de schriftgeleerden en Farizeeën krachtig als huichelachtig. „Zij binden zware vrachten samen en leggen die op de schouders der mensen, maar zelf willen zij ze met hun vinger niet verroeren.” Ja, de vracht was zwaar, en het op de mensen gelegde juk was hardvochtig. Jezus noemde de schriftgeleerden en Farizeeën vervolgens „dwazen”. Een dwaas vormt een bedreiging voor de gemeenschap. Jezus noemde de schriftgeleerden en Farizeeën ook „blinde gidsen” en verklaarde dat zij „de gewichtiger zaken van de Wet, namelijk gerechtigheid en barmhartigheid en getrouwheid, [hadden] veronachtzaamd”. Wie zou door Jezus als farizeïsch beschouwd willen worden? — Mattheüs 23:1-4, 16, 17, 23.
14, 15. (a) Wat onthult de wijze waarop Jezus Mattheüs Levi bejegende over de gedragingen van de Farizeeën? (b) Welke belangrijke lessen kunnen wij uit dit verslag leren?
14 Bijna elke lezer van de evangelieverslagen kan opmerken dat de meeste Farizeeën kritisch van aard waren. Nadat Jezus Mattheüs Levi, de belastinginner, had uitgenodigd om een discipel te worden, rechtte Levi een groot gastmaal voor hem aan. Het verslag zegt: „De Farizeeën en hun schriftgeleerden gingen daarover tegen zijn discipelen murmureren en zeiden: ’Waarom eet en drinkt gij met belastinginners en zondaars?’ Jezus gaf hun ten antwoord: ’. . . Ik ben niet gekomen om rechtvaardigen maar zondaars tot berouw te roepen.’” — Lukas 5:27-32.
15 Levi zelf vond nog iets waardevols wat Jezus bij die gelegenheid zei: „Gaat dan heen en leert wat het zeggen wil: ’Ik wil barmhartigheid en geen slachtoffer’” (Mattheüs 9:13). Hoewel de Farizeeën beweerden in de geschriften van de Hebreeuwse profeten te geloven, aanvaardden zij die uitspraak uit Hosea 6:6 niet. Gehoorzaamheid aan de overlevering had voor hen voorrang. Ieder van ons zou zich kunnen afvragen: ’Bezit ik de reputatie iemand te zijn die hardnekkig vasthoudt aan bepaalde regels, zoals degenen die een persoonlijke mening propageren of een menselijke benadering voorstaan? Of bezien anderen mij als iemand die in de eerste plaats barmhartig en vriendelijk is?’
16. Wat was de farizeïsche manier van doen, en hoe kunnen wij het vermijden als hen te zijn?
16 Vitten, vitten, vitten. Dat was de farizeïsche manier van doen. De Farizeeën zochten naar elk gebrek — echt of vermeend. Zij hielden mensen in het defensief en herinnerden hen aan hun fouten. De Farizeeën gingen er prat op dat zij tienden gaven van de kleinste kruiden zoals munt, dille en komijn. Zij spreidden door hun kleding hun vroomheid tentoon en probeerden de natie te sturen. Willen onze daden in overeenstemming met Jezus’ voorbeeld zijn, dan moeten wij beslist de neiging vermijden om altijd naar gebreken in anderen te zoeken en daar de nadruk op te leggen.
Hoe pakte Jezus moeilijkheden aan?
17-19. (a) Zet uiteen hoe Jezus een situatie aanpakte die zeer ernstige gevolgen had kunnen hebben. (b) Wat maakte de situatie stresserend en onaangenaam? (c) Hoe zou u hebben gereageerd als u daar aanwezig was geweest toen de vrouw Jezus benaderde?
17 De wijze waarop Jezus moeilijkheden aanpakte, verschilde zeer van die van de Farizeeën. Beschouw eens hoe Jezus een situatie aanpakte die heel ernstige gevolgen had kunnen hebben. Het ging om een vrouw die al twaalf jaar aan een bloedvloeiing leed. U kunt het verslag lezen in Lukas 8:42-48.
18 Markus’ verslag zegt dat de vrouw ’angstig was en beefde’ (Markus 5:33). Waarom? Ongetwijfeld omdat zij wist dat zij Gods Wet had overtreden. Volgens Leviticus 15:25-28 was een vrouw met een abnormale bloedvloeiing zolang die aanhield, en nog een week daarna, onrein. Alles wat zij aanraakte en elke persoon met wie zij in contact kwam, werd onrein. Om bij Jezus te komen moest deze vrouw zich een weg door de grote menigte banen. Wanneer wij het verslag tweeduizend jaar later bekijken, zijn wij begaan met haar ongemak.
19 Als u op die dag daar was geweest, hoe zou u de situatie dan hebben ingeschat? Wat zou u hebben gezegd? Merk op dat Jezus deze vrouw op een vriendelijke, liefdevolle en attente wijze bejegende en zelfs niet zinspeelde op eventuele problemen die zij wellicht had veroorzaakt. — Markus 5:34.
20. Als Leviticus 15:25-27 in deze tijd een vereiste was, voor welke uitdaging zouden wij dan staan?
20 Kunnen wij iets van deze gebeurtenis leren? Veronderstel eens dat u in deze tijd een ouderling in een christelijke gemeente bent. En veronderstel verder dat Leviticus 15:25-27 in deze tijd een christelijk vereiste was en dat een christelijke vrouw die wet had overtreden doordat zij zich vertwijfeld en verstoken van hulp voelde. Hoe zou u reageren? Zou u haar in het openbaar vernederen met strenge raad? „Nee,” zegt u, „dat zou ik nooit doen! In navolging van Jezus’ voorbeeld zou ik alle moeite doen om vriendelijk, liefdevol, zorgzaam en attent te zijn.” Heel goed! Maar het vormt een uitdaging om het te doen, Jezus’ voorbeeld na te volgen.
21. Wat onderwees Jezus mensen omtrent de Wet?
21 In feite voelden mensen zich door Jezus verkwikt, opgebeurd en aangemoedigd. Wanneer Gods Wet heel duidelijk was, moest ze ook zo worden opgevat. Als ze zich in algemene bewoordingen scheen uit te laten, zou het geweten zich meer doen gelden en kon men zijn liefde voor God door zijn beslissingen tonen. De Wet stelde hen in de gelegenheid om plooibaar te zijn (Markus 2:27, 28). God had zijn dienstknechten lief, bevorderde voortdurend hun welzijn en was bereid barmhartig te zijn wanneer zij aan het wankelen werden gebracht. Jezus was ook zo. — Johannes 14:9.
Resultaten van Jezus’ onderwijzingen
22. Wat voor geesteshouding leerden Jezus’ discipelen van hem?
22 Degenen die naar Jezus luisterden en zijn discipelen werden, beseften vol waardering de waarheid van zijn verklaring: „Mijn juk is weldadig en mijn vracht is licht” (Mattheüs 11:30). Zij voelden zich door hem nooit onder druk gezet, bestookt of betutteld. Zij waren vrijer, gelukkiger en stelden meer vertrouwen in hun band met God en met elkaar (Mattheüs 7:1-5; Lukas 9:49, 50). Van hem leerden zij dat van een geestelijk leider verlangd wordt dat hij verkwikkend voor anderen is door ootmoedigheid des geestes en nederigheid van hart aan de dag te leggen. — 1 Korinthiërs 16:17, 18; Filippenzen 2:3.
23. Welke belangrijke les hebben de discipelen geleerd doordat zij met Jezus waren en tot welke conclusies kwamen zij hierdoor?
23 Bovendien raakten velen diep onder de indruk van de belangrijkheid om in eenheid met Christus te blijven en de door hem aan de dag gelegde geest over te nemen. Hij zei tot zijn discipelen: „Evenals de Vader mij heeft liefgehad en ik u heb liefgehad, zo blijft in mijn liefde. Als gij mijn geboden onderhoudt, zult gij in mijn liefde blijven, evenals ik de geboden van de Vader heb onderhouden en in zijn liefde blijf” (Johannes 15:9, 10). Wilden zij als bedienaren en dienstknechten van God succesvol zijn, dan zouden zij ijverig moeten toepassen wat zij van Jezus hadden geleerd door zowel in het openbaar te prediken en te onderwijzen omtrent Gods wonderbare goede nieuws als de wijze waarop zij familie en vrienden bejegenden. Terwijl de broederschap in steeds meer gemeenten werd bijeengebracht, zouden zij zich herhaaldelijk te binnen moeten brengen dat Jezus’ weg de juiste weg was. Wat hij onderwees was de waarheid, en het in hem belichaamde leven dat zij hadden waargenomen, was werkelijk het leven dat zij dienden na te streven. — Johannes 14:6; Efeziërs 4:20, 21.
24. Welke dingen dienen wij van Jezus’ voorbeeld ter harte te nemen?
24 Terwijl u nu nadenkt over sommige van de dingen die wij hebben besproken, ziet u dan manieren waarop vorderingen gemaakt kunnen worden? Bent u het ermee eens dat Jezus altijd op passende wijze dacht, onderwees en handelde? Schep dan moed. Zijn aanmoedigende woorden tot ons luiden: „Indien gij deze dingen weet, gelukkig zijt gij als gij ze doet.” — Johannes 13:17.
[Voetnoot]
a „Het fundamentele verschil [tussen Jezus en de Farizeeën] wordt alleen duidelijk in het licht van de twee tegengestelde opvattingen over God. Volgens de Farizeeën is God voornamelijk iemand die eisen stelt; volgens Jezus is hij goedgunstig en meedogend. De Farizeeër ontkent uiteraard niet Gods goedheid en liefde, maar volgens hem kwamen deze tot uiting in de gave van de Thora [Wet] en in de mogelijkheid om te volbrengen wat daar wordt geëist. . . . Het opvolgen van de mondelinge overlevering, met haar uitlegging van de wet, werd door de Farizeeër gezien als de manier om de Thora te volbrengen. . . . Jezus’ verhoging van het tweevoudige gebod van liefde (Matt. 22:34-40) tot norm voor interpretatie en zijn verwerping van de bindende aard van de mondelinge traditie . . . bracht hem in conflict met farizeïsche haarkloverij.” — The New International Dictionary of New Testament Theology.
Hoe luidt uw antwoord?
• Wat betekent het voor u een discipel van Jezus te zijn?
• Hoe bejegende Jezus mensen?
• Wat kunnen wij leren van de manier waarop Jezus onderwees?
• Hoe verschilden de Farizeeën en Jezus van elkaar?
[Illustraties op blz. 18, 19]
Hoe verschilde Jezus’ houding jegens mensen van die van de Farizeeën!