De zienswijze van de bijbel
Moeten christenen de rozenkrans gebruiken?
„JE KUNT het beste in gebed tot de Almachtige God naderen met de hulp van Maria en de rozenkrans.” — Jean.
„Als je enige bijstand van Maria nodig had, kon je die het doeltreffendst verkrijgen door het gebruik van de rozenkrans. Ik ging nooit ergens heen zonder mijn rozenkrans!” — Kevin.
„Ons werd geleerd dat je tot God moet bidden door bemiddeling van Maria.” — Jeannine, een voormalige katholieke non.
Is er een wezenlijke basis voor dit vaste vertrouwen in de rozenkrans? Hebben God, Christus of Maria het gebruik ervan aanbevolen? Wat leren de geschiedenis en Gods Heilige Woord erover?
De meeste mensen die de rozenkrans gebruiken, geloven dat de gewoonte van christelijke oorsprong is. De historische feiten onthullen echter dat de gewoonte om gebeden op te zeggen en bij het tellen ervan een snoer kralen te gebruiken, van voor het begin van het christendom dateert. In verband met de oorsprong van de rozenkrans bericht The World Book Encyclopedia: „Gebedssnoeren stammen uit het verre verleden en werden waarschijnlijk het eerst door de boeddhisten gebruikt. Zowel boeddhisten als moslims gebruiken ze bij hun gebeden.” The Catholic Encyclopedia erkent dat gebedssnoeren al eeuwenlang alom bekend waren bij niet-christenen en in gebruik waren lang voordat de Katholieke Kerk de rozenkrans ging gebruiken.
Maria en de rozenkrans
Maria wordt de „Koningin van de Heilige Rozenkrans” genoemd. Er wordt van haar gezegd dat zij katholieken aanmoedigt „de rozenkrans te bidden”. Het bekendste rozenkransgebed, de „Rozenkrans van de Heilige Maagd”, blijkt uit de twaalfde eeuw G.T. te dateren en bereikte zijn definitieve vorm in de vijftiende eeuw. De rozenkrans en Maria gaan hand in hand, daar zij wordt beschouwd als de voorstandster van de rozenkrans en als degene aan wie de grootste belangrijkheid wordt toegekend in de gebeden.
Waarom al die nadruk op Maria en de rozenkrans? Als antwoord op die vraag wijzen katholieke autoriteiten op wat de engel Gabriël tegen haar zei: „Verheug u, Begenadigde, de Heer is met u” (Lukas 1:28, Willibrordvertaling). Maria besefte dat haar aandeel aan de ontvangenis en geboorte van Jezus wel belangrijk was, maar onbetekenend in vergelijking met de verheven positie die de Zoon die zij zou baren, zou ontvangen. Over hem zei de engel Gabriël vervolgens: „Hij zal groot zijn en Zoon van de Allerhoogste genoemd worden. God de Heer zal Hem de troon van zijn vader David schenken . . . en aan zijn koningschap zal nooit een einde komen.” — Lukas 1:32, 33, WV.
Merk op dat de aandacht niet gericht zou zijn op Maria, maar op de Zoon die zij zou baren — Jezus. Hij was het die groot zou zijn en als Koning zou regeren (Filippenzen 2:9, 10). Er wordt niets gezegd over de benoeming van Maria tot „Koningin van de Heilige Rozenkrans”. Maria werd echter wel gezegend; zij werd de moeder van Jezus. — Lukas 1:42.
Maria was geen eerzuchtige vrouw die naar aanzien streefde. Zij was blij een nederige aanbidster van de Allerhoogste God te zijn en was daar tevreden mee. Haar zachtmoedige, onderdanige houding blijkt uit haar reactie op de boodschap van de engel Gabriël: „Zie de dienstmaagd des Heren” (Lukas 1:38, WV). Haar leven lang betoonde Maria zich een oprechte vrouw vol geloof die rechtvaardigheid liefhad, een loyale en trouwe discipel van Jezus Christus die samen met medeaanbidders nederig tot de Almachtige God bad. De vroege christenen baden met Maria, niet tot haar. — Handelingen 1:13, 14.
Het gebed en de rozenkrans
Christenen bezien het gebed als een zeer kostbare voorziening van de Schepper — een echt geschenk dat hoog aangeslagen moet worden. Bidden is met eerbied spreken tot de Almachtige God. Onze innigste gevoelens en gedachten moeten erin tot uiting komen. „Het gebed moet een uiting zijn van iemands vriendschap met God”, zegt de New Catholic Encyclopedia. Een smeekbede tot God mag nooit een nietszeggende sleur worden en evenmin dienen wij star vast te houden aan een favoriete reeks uit het hoofd geleerde woorden. — Matthéüs 6:7, 8.
Draagt de rozenkrans bij tot zulke betekenisvolle gebeden? Jeannine vertelde dat het opzeggen van „weesgegroeten” bij het bidden van de rozenkrans „onbewust een sleur werd”. Het steeds herhalen van dezelfde woorden als zij de rozenkrans bad, bracht haar niet dichter tot God. Een andere voormalige katholieke non, Lydia, zei: „Ik vond niets leerzaams aan het opzeggen van de rozenkrans. Ik had liever boeken over religie gelezen.” Het heeft geen zin steeds weer hetzelfde gebed op te zeggen, want God heeft beloofd: „Nog vóór zij roepen zal Ik hen antwoorden” (Jesaja 65:24, WV; Matthéüs 6:7, 8, 32). De Almachtige God waardeert en verhoort smeekbeden die met de juiste beweegreden worden opgezonden en die uit een eerlijk en oprecht hart komen. De rozenkrans is geen hulp om met betekenisvolle, innige gebeden tot God te naderen. — Psalm 119:145; Hebreeën 10:22.
Hoe tot God te naderen
De enige aanvaardbare manier om toegang te verwerven tot de „Hoorder van het gebed” is door bemiddeling van Jezus Christus (Psalm 65:2). Jezus leerde onomwonden: „Ik ben de weg, de waarheid en het leven. Niemand komt tot de Vader tenzij door Mij” (Johannes 14:6, WV). Maria werd niet uitgenodigd om in deze verantwoordelijkheid te delen en als tussenpersoon te dienen. Indien Maria dit unieke voorrecht verleend was, zou Jehovah dit beslist bekend hebben gemaakt. — Hebreeën 4:14-16; 1 Johannes 2:1, 2.
De rozenkrans en het opzeggen van uit het hoofd geleerde gebeden vonden hun oorsprong buiten de zogeheten christelijke landen. Bij gebeden tot Maria wordt voorbijgegaan aan wat Jezus leerde, namelijk dat ’niemand tot de Vader komt tenzij door hem’. De rozenkrans en Maria vertegenwoordigen dus niet Gods manier om tot Hem te naderen in gebed.