Jezus’ leven en bediening
Zich in een intieme verhouding verheugen
NA HET Gedachtenismaal heeft Jezus zijn apostelen aangemoedigd door hun op informele wijze van hart tot hart toe te spreken. Het is misschien al na middernacht. Daarom zegt Jezus met klem: „Staat op, laten wij hier vandaan gaan.” Maar voordat zij weggaan, vervolgt Jezus, bewogen door zijn liefde voor hen, zijn gesprek en vertelt hun een aanmoedigende illustratie.
„Ik ben de ware wijnstok en mijn Vader is de wijngaardenier”, begint hij. De Grote Wijngaardenier, Jehovah God, plantte deze symbolische wijnstok toen hij Jezus ten tijde van diens doop in het najaar van 29 G.T. met heilige geest zalfde. Maar Jezus toont vervolgens aan dat de wijnstok behalve hem nog meer symboliseert door op te merken:
„Elke rank aan mij die geen vrucht draagt, neemt hij weg, en elke rank die wel vrucht draagt, reinigt hij, opdat ze meer vrucht mag dragen. . . . Evenals de rank geen vrucht kan dragen uit zichzelf indien ze niet aan de wijnstok blijft, zo ook gij niet, indien gij niet in eendracht met mij blijft. Ik ben de wijnstok, gij zijt de ranken.”
Als 51 dagen later met Pinksteren heilige geest op de apostelen en anderen wordt uitgestort, worden zij ranken van de wijnstok. Uiteindelijk worden 144.000 personen ranken van de figuurlijke wijnstok. Samen met de stam van de wijnstok, Jezus Christus, vormen zij een symbolische wijnstok die de vruchten van Gods koninkrijk voortbrengt.
Jezus legt uit wat de onmisbare factor is om vruchten voort te brengen: „Wie in eendracht met mij blijft, en ik in eendracht met hem, die draagt veel vrucht; want gescheiden van mij kunt gij in het geheel niets doen.” Blijft iemand echter in gebreke vruchten voort te brengen, zo zegt Jezus, dan „wordt hij als rank buitengeworpen en verdort; en men raapt die ranken bijeen en gooit ze in het vuur en ze worden verbrand”. Daarentegen belooft Jezus: „Indien gij in eendracht met mij blijft en mijn woorden in u blijven, vraagt dan wat gij ook wenst en het zal voor u geschieden.”
Jezus maakt zijn apostelen vervolgens duidelijk waardoor de Vader verheerlijkt wordt, namelijk, „dat gij veel vrucht blijft dragen en u mijn discipelen betoont”. God verlangt van de ranken dat zij als vrucht christelijke hoedanigheden aan de dag leggen, vooral liefde. En aangezien Christus een bekendmaker van Gods koninkrijk was, omvat de verlangde vrucht ook dat zij net als hij discipelen maken.
„Blijft in mijn liefde”, zegt Jezus nu met klem. Maar hoe kunnen zijn apostelen dit doen? „Als gij mijn geboden onderhoudt,” zegt hij, „zult gij in mijn liefde blijven.” Vervolgens legt Jezus uit: „Dit is mijn gebod, dat gij elkaar liefhebt net zoals ik u heb liefgehad. Niemand heeft grotere liefde dan deze, dat iemand afstand doet van zijn ziel ten behoeve van zijn vrienden.”
Binnen enkele uren zal Jezus deze allesovertreffende liefde tentoonspreiden door zijn leven te geven voor zijn apostelen, alsook voor alle anderen die geloof in hem zullen oefenen. Zijn voorbeeld dient zijn volgelingen ertoe aan te zetten dezelfde zelfopofferende liefde jegens elkaar te hebben. Deze liefde zal hen identificeren, zoals Jezus eerder heeft gezegd: „Hieraan zullen allen weten dat gij mijn discipelen zijt, indien gij liefde onder elkaar hebt.”
Jezus identificeert zijn vrienden door te zeggen: „Gij zijt mijn vrienden indien gij doet wat ik u gebied. Ik noem u niet langer slaven, want een slaaf weet niet wat zijn meester doet. Maar ik heb u vrienden genoemd, want alle dingen die ik van mijn Vader heb gehoord, heb ik u bekendgemaakt.”
Wat is dat een kostbare verhouding — intieme vrienden van Jezus te zijn! Maar om zich in deze verhouding te blijven verheugen, moeten zijn volgelingen ’vrucht blijven dragen’. Als zij dit doen, zo zegt Jezus, ’zal de Vader hun wat zij hem ook in Jezus’ naam vragen, geven’. Dat is beslist een grootse beloning voor het voortbrengen van Koninkrijksvruchten!
Na de apostelen opnieuw te hebben aangespoord ’elkaar lief te hebben’, legt Jezus uit dat de wereld hen zal haten. Maar hij vertroost hen met de woorden: „Indien de wereld u haat, gij weet dat ze mij eerder dan u heeft gehaat.” Jezus onthult vervolgens waarom de wereld zijn volgelingen haat, door te zeggen: „Omdat gij . . . geen deel van de wereld zijt, maar ik u uit de wereld heb uitgekozen, daarom haat de wereld u.”
Verder de reden voor de haat van de wereld uitleggend, vervolgt Jezus: „Zij zullen u al deze dingen aandoen wegens mijn naam, omdat zij hem [Jehovah God] niet kennen die mij heeft gezonden.” Jezus’ wonderwerken veroordelen in feite degenen die hem haten, zoals hij opmerkt: „Indien ik onder hen niet de werken had gedaan die niemand anders heeft gedaan, zouden zij geen zonde hebben; maar nu hebben zij zowel mij als mijn Vader èn gezien èn gehaat.” Aldus wordt, zoals Jezus zegt, de schriftplaats vervuld: „Zij hebben mij zonder reden gehaat.”
Zoals Jezus al eerder heeft gedaan, vertroost hij hen opnieuw door te beloven de helper, de heilige geest, Gods werkzame kracht, te zenden. „Die [zal] getuigenis over mij afleggen; en gij moet op uw beurt getuigenis afleggen.” Johannes 14:31–15:27; 13:3, 35; Galaten 6:16; Psalm 35:19; 69:4.
▪ Wanneer plantte Jehovah de symbolische wijnstok, en wanneer en hoe gaan anderen deel uitmaken van de wijnstok?
▪ Hoeveel ranken heeft de symbolische wijnstok uiteindelijk?
▪ Welke vrucht verlangt God van de ranken?
▪ Hoe kunnen wij vrienden van Jezus zijn?
▪ Waarom haat de wereld Jezus’ volgelingen?