Hoofdstuk 7
Spreekt de bijbel zichzelf tegen?
Een vaak tegen de bijbel ingebrachte beschuldiging is dat de bijbel zichzelf tegenspreekt. Gewoonlijk hebben degenen die dit zeggen, zelf de bijbel niet gelezen; zij herhalen slechts wat zij hebben gehoord. Sommigen hebben evenwel naar het schijnt echte tegenstrijdigheden gevonden en zijn daardoor verontrust.
1, 2. (Inclusief de inleiding.) (a) Welke beschuldiging wordt vaak tegen de bijbel ingebracht? (b) Wat dienen wij bij een vergelijking van verschillende bijbelpassages te bedenken? (c) Wat zijn enkele redenen waarom er soms een verschil bestaat in de manier waarop twee bijbelschrijvers dezelfde gebeurtenis vermelden?
ALS de bijbel werkelijk het Woord van God is, moet de bijbel harmonieus zijn, niet tegenstrijdig. Waarom schijnen sommige passages dan met andere in tegenspraak te zijn? Voor het antwoord hierop moeten wij bedenken dat hoewel de bijbel het Woord van God is, dit boek gedurende een periode van verscheidene eeuwen door een aantal mannen werd geschreven. Deze schrijvers hadden verschillende achtergronden, schrijfstijlen en begaafdheden, en al deze verschillen komen tot uiting in het schrijven.
2 Als bovendien twee of meer schrijvers dezelfde gebeurtenis bespreken, zou de één bijzonderheden kunnen vermelden die de ander weglaat. Daarbij komt nog dat verschillende schrijvers het onderwerp op verschillende manieren behandelen. De één beschrijft de stof misschien in chronologische volgorde, terwijl de ander misschien een andere indeling volgt. In dit hoofdstuk zullen wij enkele vermeende tegenstrijdigheden in de bijbel behandelen en beschouwen hoe ze, met bovengenoemde punten in aanmerking genomen, opgelost kunnen worden.
Onafhankelijk van elkaar optredende getuigen
3, 4. Welke ogenschijnlijke tegenspraak in verband met de legeroverste wiens knecht ziek was bestaat er tussen Matthéüs’ verslag en dat van Lukas, en hoe kunnen deze verslagen met elkaar in overeenstemming worden gebracht?
3 Sommige „tegenstrijdigheden” rijzen wanneer wij twee of meer verslagen van dezelfde gebeurtenis hebben. In Matthéüs 8:5 lezen wij bijvoorbeeld dat toen Jezus Kapernaüm binnenging, „er een legeroverste naar hem toe [kwam], die hem een dringend verzoek deed” en Jezus vroeg zijn knecht te genezen. Maar in Lukas 7:3 lezen wij over deze legeroverste dat „hij oudere mannen van de joden naar hem toe [zond] om [Jezus] te vragen of hij wilde komen en zijn slaaf er veilig doorheen wilde brengen”. Was het nu de legeroverste die tot Jezus sprak, of zond hij de oudere mannen?
4 Het antwoord is duidelijk: hij zond de oudere mannen van de joden. Waarom zegt Matthéüs dan dat de man zelf Jezus een dringend verzoek deed? Omdat in feite de man via de joodse oudere mannen het verzoek tot Jezus richtte. De oudere mannen dienden als zijn spreekbuis.
5. Waarom zegt de bijbel dat Salomo de tempel bouwde, terwijl de echte werkzaamheden duidelijk door anderen werden verricht?
5 Ter illustratie: In 2 Kronieken 3:1 lezen wij: „Ten slotte begon Salomo met de bouw van het huis van Jehovah in Jeruzalem.” Later lezen wij: „Zo voltooide Salomo het huis van Jehovah” (2 Kronieken 7:11). Heeft Salomo zelf de tempel van begin tot eind gebouwd? Natuurlijk niet. De echte bouwwerkzaamheden werden door een menigte handwerkslieden en arbeiders verricht. Maar Salomo was de verantwoordelijke persoon die het werk organiseerde. Daarom zegt de bijbel dat hij het huis bouwde. Op overeenkomstige wijze vertelt het Evangelie van Matthéüs ons dat de militaire bevelhebber Jezus benaderde. Maar Lukas verschaft het extra detail dat hij hem via de joodse oudere mannen benaderde.
6, 7. Hoe kunnen wij de twee verschillende evangelieverslagen over het verzoek dat door de zonen van Zebedéüs werd gedaan, met elkaar in overeenstemming brengen?
6 Hier volgt een soortgelijk voorbeeld. In Matthéüs 20:20, 21 lezen wij: „De moeder van de zonen van Zebedéüs [kwam] met haar zonen naar [Jezus] toe, bracht hem hulde en vroeg iets van hem.” Wat zij vroeg, was of haar zonen de meest begunstigde positie mochten krijgen wanneer Jezus in zijn koninkrijk kwam. In Markus’ verslag van deze zelfde gebeurtenis lezen wij: „Jakobus en Johannes, de twee zonen van Zebedéüs, kwamen naar [Jezus] toe en zeiden tot hem: ’Leraar, wij willen dat gij voor ons doet wat wij u ook vragen’” (Markus 10:35-37). Werd het verzoek nu door de twee zonen van Zebedéüs of door hun moeder tot Jezus gericht?
7 Het is duidelijk dat de twee zonen van Zebedéüs het verzoek deden, zoals Markus vermeldt. Maar zij deden het via hun moeder. Zij was hun woordvoerster. Dit wordt ondersteund door Matthéüs’ verslag, waarin staat dat toen de andere apostelen hoorden wat de moeder van de zonen van Zebedéüs had gedaan, zij niet verontwaardigd werden op de moeder, maar „op de twee broers”. — Matthéüs 20:24.
8. Hoe kunnen twee verschillende verslagen over dezelfde gebeurtenis van elkaar verschillen en toch beide waar zijn?
8 Hebt u ooit twee mensen een gebeurtenis horen beschrijven waarvan zij beiden getuige waren geweest? Zo ja, is het u dan opgevallen dat elk van hen bepaalde details beklemtoonde die indruk op hem hadden gemaakt? De één liet misschien dingen weg die de ander vermeldde. Beiden vertelden echter de waarheid. Hetzelfde geldt voor de vier evangelieverslagen van Jezus’ bediening, alsook voor andere historische gebeurtenissen waarover door meer dan één bijbelschrijver verslag wordt uitgebracht. Elke schrijver tekende nauwkeurige inlichtingen op, ook al vermeldde de één details die de ander wegliet. Door al de verslagen te beschouwen, kan men een vollediger begrip krijgen van wat er gebeurde. Zulke variaties bewijzen dat de bijbelverslagen onafhankelijk van elkaar opgetekend werden. En hun wezenlijke harmonie bewijst dat ze waar zijn.
Lees de context
9, 10. Hoe helpt de context ons te begrijpen waar Kaïn zijn vrouw vandaan haalde?
9 Vaak kunnen ogenschijnlijke inconsequenties opgelost worden als wij eenvoudig de context onderzoeken. Beschouw bijvoorbeeld eens het vaak opgeworpen probleem in verband met Kaïns vrouw. In Genesis 4:1, 2 lezen wij: „Mettertijd baarde [Eva] Kaïn en zei: ’Ik heb met de hulp van Jehovah een man voortgebracht.’ Later baarde zij wederom, namelijk zijn broer Abel.” Zoals algemeen bekend is, werd Abel door Kaïn gedood; maar daarna lezen wij dat Kaïn een vrouw en kinderen had (Genesis 4:17). Als Adam en Eva slechts twee zonen hadden, waar haalde Kaïn dan zijn vrouw vandaan?
10 De oplossing ligt in het feit dat Adam en Eva meer dan twee kinderen hadden. Volgens de context hadden zij een groot gezin. In Genesis 5:3 lezen wij dat Adam de vader werd van nog een zoon, genaamd Seth, en dan lezen wij in het volgende vers: „Hij [werd] de vader van zonen en dochters” (Genesis 5:4). Kaïn kan dus met een van zijn zusters of zelfs met een van zijn nichten getrouwd zijn. In dat vroege stadium van de menselijke geschiedenis, toen de mensheid zich nog zo dicht bij de volmaaktheid bevond, vormde een dergelijk huwelijk kennelijk geen gevaar voor de kinderen die uit de verbintenis geboren zouden worden, zoals thans veelal het geval is.
11. Op welk vermeende meningsverschil tussen Jakobus en de apostel Paulus wijzen sommigen?
11 Door de context te beschouwen, worden wij ook geholpen te begrijpen wat volgens de bewering van sommigen een meningsverschil tussen de apostel Paulus en Jakobus is. In Efeziërs 2:8, 9 zegt Paulus dat christenen worden gered door geloof, niet door werken. Hij zegt: „Gij [zijt] door middel van geloof gered; . . . het is niet aan werken te danken.” Jakobus daarentegen beklemtoonde de belangrijkheid van werken. Hij schrijft: „Zoals het lichaam zonder geest dood is, zo is ook geloof zonder werken dood” (Jakobus 2:26). Hoe kunnen deze twee verklaringen met elkaar in overeenstemming worden gebracht?
12, 13. Hoe vullen de woorden van Jakobus die van de apostel Paulus aan, in plaats van ze tegen te spreken?
12 Door de context van Paulus’ woorden te beschouwen, bemerken wij dat de ene verklaring de andere aanvult. De apostel Paulus maakt melding van de pogingen die de joden in het werk stelden om de Mozaïsche wet te onderhouden. Zij geloofden dat zij door de Wet in al haar details te onderhouden, rechtvaardig zouden zijn. Paulus wees erop dat dit onmogelijk was. Wij kunnen nooit rechtvaardig worden — en aldus redding verdienen — door onze eigen werken, want wij zijn van nature zondig. Wij kunnen slechts gered worden door geloof in Jezus’ loskoopoffer. — Romeinen 5:18.
13 Jakobus voegt er echter het belangrijke punt aan toe dat geloof op zichzelf waardeloos is als het niet ondersteund wordt door daden. Iemand die beweert in Jezus te geloven, moet dit bewijzen door wat hij doet. Een inactief geloof is een dood geloof en zal niet tot redding leiden.
14. In welke teksten toont Paulus dat hij het volledig eens is met het beginsel dat een levend geloof getoond moet worden door werken?
14 De apostel Paulus was het hier volledig mee eens, en hij maakt vaak melding van de soort van werken waaraan christenen dienen deel te nemen om hun geloof te tonen. Aan de Romeinen schreef hij bijvoorbeeld: „Met het hart oefent men geloof tot rechtvaardigheid, maar met de mond doet men een openbare bekendmaking tot redding.” Een „openbare bekendmaking” doen — ons geloof met anderen delen — is onontbeerlijk voor redding (Romeinen 10:10; zie ook 1 Korinthiërs 15:58; Efeziërs 5:15, 21-33; 6:15; 1 Timótheüs 4:16; 2 Timótheüs 4:5; Hebreeën 10:23-25). Maar een christen kan door geen enkel werk, en stellig door geen enkele poging die hij aanwendt om de wet van Mozes na te komen, het recht op eeuwig leven verdienen, want het is „de gave die God schenkt” aan degenen die geloof oefenen. — Romeinen 6:23; Johannes 3:16.
Verschillende standpunten
15, 16. Hoe konden zowel Mozes als Jozua het bij het rechte eind hebben toen de één zei dat het oosten van de Jordaan „deze zijde” van de rivier was, terwijl de ander zei dat het „de overzijde” was?
15 Soms schreven de bijbelschrijvers over dezelfde gebeurtenis vanuit verschillende standpunten, of zij gaven hun verslag op verschillende manieren weer. Wanneer deze verschillen in aanmerking worden genomen, zijn verdere ogenschijnlijke tegenstrijdigheden gemakkelijk op te lossen. Een voorbeeld hiervan is te vinden in Numeri 35:14, waar Mozes spreekt over het gebied ten oosten van de Jordaan als „aan deze zijde van de Jordaan”. Jozua daarentegen sprak over het land ten oosten van de Jordaan en noemde het „de overzijde van de Jordaan” (Jozua 22:4). Wat is juist?
16 In feite zijn beide beschrijvingen juist. Volgens het verslag in Numeri waren de Israëlieten nog niet de Jordaan overgetrokken naar het Beloofde Land, dus was het oosten van de Jordaan voor hen „deze zijde”. Maar Jozua was de Jordaan reeds overgetrokken. Hij bevond zich nu, geografisch, ten westen van de rivier, in het land Kanaän. Voor hem was het oosten van de Jordaan dus „de overzijde”.
17. (a) Op welke vermeende inconsequentie wijzen sommigen in de eerste twee hoofdstukken van Genesis? (b) Wat is de voornaamste reden voor de vermeende tegenspraak?
17 Bovendien kan de wijze waarop een verhaal is samengesteld, tot een ogenschijnlijke tegenspraak leiden. In Genesis 1:24-26 geeft de bijbel te kennen dat de dieren vóór de mens geschapen werden. Maar in Genesis 2:7, 19, 20 schijnt het verslag te zeggen dat de mens vóór de dieren geschapen werd. Waarom de tegenspraak? Omdat de twee verslagen van de schepping het onderwerp vanuit twee verschillende standpunten bespreken. Het eerste beschrijft de schepping van de hemel en de aarde en al wat zich in de hemel en op de aarde bevindt (Genesis 1:1–2:4). Het tweede concentreert zich op de schepping van de mensheid en de zondeval. — Genesis 2:5–4:26.
18. Hoe kunnen wij de ogenschijnlijke tegenstrijdigheden tussen de twee scheppingsverslagen in de eerste hoofdstukken van Genesis met elkaar in overeenstemming brengen?
18 Het eerste verslag is chronologisch opgebouwd, verdeeld in zes achtereenvolgende „dagen”. Het tweede is volgens belangrijkheid van onderwerp geschreven. Na een korte inleiding gaat het logischerwijs rechtstreeks over tot een bespreking van de schepping van Adam, aangezien hij en zijn gezin het onderwerp vormen van wat er volgt (Genesis 2:7). Andere inlichtingen worden vervolgens verschaft naargelang ze nodig zijn. Wij vernemen dat Adam nadat hij geschapen was, in een tuin in Eden moest wonen. Dus wordt nu het planten van de tuin van Eden vermeld (Genesis 2:8, 9, 15). Jehovah zegt tot Adam dat hij aan „al het wild gedierte van het veld en elk vliegend schepsel van de hemel” een naam moet geven. Nu is derhalve de tijd gekomen om te vermelden dat „Jehovah God uit de aardbodem” al deze dieren „vormde”, hoewel ze reeds lang voordat Adam op het toneel verscheen, geschapen waren. — Genesis 2:19; 1:20, 24, 26.
Lees het verslag zorgvuldig
19. Welke ogenschijnlijke verwarring bestaat er in het bijbelse verslag over de verovering van Jeruzalem?
19 Om ogenschijnlijke tegenstrijdigheden op te lossen, is het soms al voldoende het verslag zorgvuldig te lezen en de verschafte inlichtingen te beredeneren. Dit is het geval wanneer wij de verovering van Jeruzalem door de Israëlieten beschouwen. Jeruzalem werd tot het erfdeel van Benjamin gerekend, maar wij lezen dat Benjamins stam niet in staat was het te veroveren (Jozua 18:28; Rechters 1:21). Wij lezen ook dat Juda niet in staat was Jeruzalem te veroveren — alsof het tot het erfdeel van die stam behoorde. Ten slotte werd Jeruzalem door Juda overwonnen en met vuur verbrand (Jozua 15:63; Rechters 1:8). Honderden jaren later wordt echter ook over David bericht dat hij Jeruzalem veroverde. — 2 Samuël 5:5-9.
20, 21. Wat blijkt, door alle ermee verband houdende details zorgvuldig te onderzoeken, de ware toedracht te zijn van de verovering van de stad Jeruzalem door de Hebreeën?
20 Op het eerste gezicht zou dit alles verwarrend kunnen lijken, maar in werkelijkheid zijn er geen tegenstrijdigheden. In feite liep de grens tussen het erfdeel van Benjamin en dat van Juda langs het dal van Hinnom en dwars door de oude stad Jeruzalem. Wat later de Stad van David werd genoemd, lag in werkelijkheid in het gebied van Benjamin, precies zoals Jozua 18:28 zegt. Maar waarschijnlijk strekte de Jebusitische stad Jeruzalem zich tot voorbij het dal van Hinnom en derhalve tot in het gebied van Juda uit, zodat ook Juda tegen haar Kanaänitische inwoners moest strijden.
21 Benjamin was niet in staat de stad te veroveren. Bij één gelegenheid slaagde Juda erin Jeruzalem te veroveren en werd de stad verbrand (Rechters 1:8, 9). Maar Juda’s strijdkrachten trokken blijkbaar verder, en sommige van de oorspronkelijke inwoners kregen de stad weer in bezit. Later vormden zij een haard van verzet die noch door Juda noch door Benjamin uit de weg geruimd kon worden. Zodoende bleven de Jebusieten in Jeruzalem totdat David honderden jaren later de stad veroverde.
22, 23. Wie droeg Jezus’ martelpaal naar de executieplaats?
22 Wij komen een tweede voorbeeld tegen in de Evangeliën. Over Jezus’ wegvoering naar zijn terechtstelling lezen wij in het Evangelie van Johannes: „Zelf de martelpaal dragend, ging hij naar buiten” (Johannes 19:17). In Lukas lezen wij echter: „Toen zij hem nu wegvoerden, grepen zij een zekere Simon, die geboortig was uit Cyrene, die van het land kwam, en zij legden hem de martelpaal op om die achter Jezus aan te dragen” (Lukas 23:26). Droeg Jezus nu zelf zijn terechtstellingswerktuig, of droeg Simon het voor hem?
23 Aanvankelijk droeg Jezus blijkbaar zijn eigen martelpaal, zoals Johannes uiteenzet. Maar later, zoals Matthéüs, Markus en Lukas getuigen, werd Simon van Cyrene geprest om de martelpaal de rest van de weg naar de executieplaats voor hem te dragen.
Onafhankelijk van elkaar opgetekende verslagen
24. Waarom treffen wij enkele ogenschijnlijke inconsequenties in de bijbel aan, maar wat dienen wij hieruit niet op te maken?
24 Toegegeven, er zijn enkele ogenschijnlijke inconsequenties in de bijbel die moeilijk op te lossen zijn. Maar wij dienen er niet van uit te gaan dat het pertinente tegenstrijdigheden zijn. Vaak is het louter een kwestie van gebrek aan volledige inlichtingen. De bijbel verschaft voldoende kennis om in onze geestelijke behoeften te voorzien. Maar als de bijbel ons elk detail over elke vermelde gebeurtenis zou geven, zou het een reusachtige, onpraktische bibliotheek zijn, in plaats van het handige, gemakkelijk mee te nemen boek dat wij thans bezitten.
25. Wat zegt Johannes over het verslag van Jezus’ bediening, en hoe helpt dit ons te begrijpen waarom de bijbel ons niet elk detail over elke gebeurtenis geeft?
25 Sprekend over Jezus’ bediening schreef de apostel Johannes met gerechtvaardigde overdrijving: „Er zijn in werkelijkheid nog vele andere dingen die Jezus heeft gedaan, en ik veronderstel dat, als ze ooit uitvoerig zouden worden beschreven, de wereld zelf de geschreven boekrollen niet zou kunnen bevatten” (Johannes 21:25). Het zou nog onmogelijker zijn om al de details van de lange geschiedenis van Gods volk vanaf de patriarchen tot de eerste-eeuwse christelijke gemeente op te tekenen!
26. Van welk belangrijke feit, waaromtrent de bijbel voldoende informatie bevat, kunnen wij zeker zijn?
26 Eigenlijk is de bijbel een wonder van beknoptheid. Het boek bevat voldoende informatie om ons in staat te stellen het als meer dan louter een menselijk werk te herkennen. Eventuele variaties die het bevat, bewijzen dat de schrijvers werkelijk onafhankelijk van elkaar optredende getuigen waren. Daarentegen blijkt uit de opvallende innerlijke harmonie van de bijbel — waar wij in een later hoofdstuk uitvoeriger op zullen ingaan — zonder enige twijfel dat het boek van goddelijke oorsprong is. Het is het woord van God, niet van mensen.
[Inzet op blz. 89]
Ogenschijnlijke tegenstrijdigheden in de bijbel bewijzen dat de schrijvers onafhankelijk van elkaar optredende getuigen waren
[Inzet op blz. 91]
Een beschouwing van de context helpt vaak om vermeende tegenstrijdigheden op te lossen
[Kader op blz. 93]
„Verschillen” hoeven nog geen tegenstrijdigheden te zijn
Kenneth S. Kantzer, een theoloog, illustreerde eens hoe twee verslagen van dezelfde gebeurtenis tegenstrijdig kunnen lijken en toch beide waar kunnen zijn. Hij schreef: „Enige tijd geleden kwam de moeder van een geliefd vriend van ons om het leven. Wij vernamen het eerst over haar dood via een vertrouwde gemeenschappelijke vriend, die berichtte dat de moeder van onze vriend op de hoek van de straat op een bus had staan wachten, door een andere voorbijkomende bus was aangereden, dodelijk gewond werd en enkele minuten later stierf.”
Kort daarop hoorde hij een heel ander bericht. Hij zegt: „Wij vernamen van de kleinzoon van de overleden vrouw dat zij een aanrijding had gehad, uit de auto waarin zij zat was geslingerd en op slag dood was. De jongen was heel zeker van zijn verhaal.
Veel later . . . zochten wij naar een harmonisatie. Wij vernamen dat de grootmoeder op een bus had staan wachten, door een andere bus werd aangereden en levensgevaarlijk gewond werd. Zij was door een voorbijkomende auto meegenomen en in aller ijl naar het ziekenhuis gebracht, maar in de haast kwam de auto waarin zij naar het ziekenhuis werd vervoerd, met een andere auto in botsing. Zij werd uit de auto geslingerd en was op slag dood.”
Ja, twee verslagen van dezelfde gebeurtenis kunnen beide waar zijn ook al schijnen ze niet met elkaar overeen te stemmen. Dit is soms het geval met de bijbel. Onafhankelijk van elkaar optredende getuigen kunnen verschillende details over dezelfde gebeurtenis beschrijven. In plaats van echter tegenstrijdig te zijn, is datgene wat zij schrijven aanvullend, en als wij alle verslagen in aanmerking nemen, krijgen wij een beter begrip van wat er gebeurde.