-
Welke liefde leidt tot leven?De Wachttoren 1965 | 1 juli
-
-
Welke liefde leidt tot leven?
„De vrucht van de geest . . . is liefde.” — Gal. 5:22, NW.
1. Door welke vragen wordt geïllustreerd hoe redelijk het is dat de Grieken vier woorden gebruikten om het begrip liefde uit te drukken? En waarom dienen wij belang te stellen in de antwoorden?
ER WORDT wel eens gezegd dat ’de Grieken er wel een woord voor hadden’. En dit schijnt inderdaad het geval te zijn met betrekking tot het onderwerp liefde, want de Grieken hadden niet één maar vier woorden om het begrip liefde uit te drukken. Afhankelijk van het gezichtspunt van waaruit zij dit begrip bezagen, spraken zij over eros, storge, philia en agape. Dit is redelijk, want liefde is een zeer gecompliceerde hoedanigheid, en u behoeft slechts even na te denken en te trachten er voor u zelf een definitie van te geven, om tot de overtuiging te komen dat dit inderdaad zo is. Wat is liefde in feite? Is het eenvoudig een gevoel, een opwelling? Moet liefde gepaard gaan met genegenheid en kunnen wij slechts van liefde blijk geven tegenover mensen die wij bewonderen, tot wie wij ons aangetrokken voelen of die wij op zijn minst heel graag mogen, wegens de eigenschappen die zij bezitten? Zou u iemand kunnen liefhebben zonder werkelijk op hem gesteld te zijn? Uit welke bron spruit liefde voort? Uit het hart, uit de geest of het verstand of uit beide? En, ten slotte, bestaat er eventueel iets waarmee men liefde kan afmeten om de oprechtheid en waarde ervan te toetsen? Wij moeten dit weten omdat, precies zoals ’het niet al goud is wat er blinkt’, iets wat ogenschijnlijk liefde is, nog niet altijd liefde behoeft te zijn. Het zou even vals kunnen zijn als Judas’ laatste kus, teder maar verraderlijk. — Mark. 14:44, 45, NW.
2. Waaruit blijkt dat mensen in liefde onderwezen kunnen worden?
2 „De liefde is de moeilijkste les in het christendom; doch om die reden dient het onze voornaamste zorg te zijn ze te leren.” Dit schreef William Penn, de stichter van de Amerikaanse staat Pennsylvania. Alhoewel het vreemd mag schijnen aan de liefde te denken als iets waarin mensen worden onderwezen, laat de bijbel duidelijk zien dat dit toch mogelijk is (1 Thess. 4:9, 10, NW). Het woord „discipel” betekent letterlijk leerling of pupil, en Gods Zoon zei op de avond voor zijn dood tot degenen die hij had opgeleid en onderwezen: „Hieraan zullen allen weten dat gij mijn discipelen zijt, indien gij liefde onder elkaar hebt.” — Joh. 13:35, NW.
3. (a) Hoe komt het dat ware christenen zich door onvervalste liefde onderscheiden? (b) Welk gevaar bedreigt de christelijke gemeente thans?
3 Een dergelijke liefde moet zeldzaam zijn, zo zeldzaam dat Jezus’ ware leerlingen of discipelen erdoor zouden afsteken bij alle andere mensen op aarde en zij zich erdoor zouden onderscheiden. Dit was in Jezus’ tijd inderdaad het geval; in deze tijd ook? Slaat u eens een blik in de nieuwsbladen, luistert u eens naar de radioberichten of kijkt u eens naar wat er om u heen gebeurt, waar u nu ook mag zijn. Ziet u niet wat de apostel Paulus voorzei toen hij schreef: „Weet dit, dat er in de laatste dagen kritieke tijden zullen aanbreken, die moeilijk zijn door te komen. Want de mensen zullen zichzelf liefhebben, het geld liefhebben, . . . ongehoorzaam aan ouders, ondankbaar, deloyaal [zijn], geen natuurlijke genegenheid hebbend, . . . zonder liefde voor het goede, . . . opgeblazen van trots, met meer liefde voor genoegens dan liefde voor God, die een vorm van godvruchtige toewijding hebben, maar de kracht ervan niet blijken te bezitten; en keer u af van dezen”? (2 Tim. 3:1-5, NW) Ja, Jezus voorzei dat het gebrek aan ware liefde zo groot zou zijn, dat zelfs zijn eigen christelijke gemeente er ernstig door aangetast zou worden. Houd in gedachten dat hij niet over de wereld in het algemeen, maar over zijn eigen belijdende volgelingen in de tijd van het einde zei: „Wegens het toenemen der wetteloosheid zal de liefde van de meesten verkoelen.” Dat betekent gevaar. — Matth. 24:12, NW.
-
-
Welke liefde leidt tot leven?De Wachttoren 1965 | 1 juli
-
-
6. (a) Wat zullen wij als wij zelf verstandig over het onderwerp liefde nadenken, in verband daarmee beseffen? (b) Waarom gebiedt de eerlijkheid ons te erkennen dat wij bij het ten toon spreiden van liefde goddelijke leiding nodig hebben?
6 Bovenal denkt de liefde echter „Gods gedachten”. Ze erkent de waarheid van zijn verklaring: „Zoals de hemelen hoger zijn dan de aarde, zo zijn mijn wegen hoger dan uw wegen en mijn gedachten dan uw gedachten” (Jes. 55:9). Onze eigen verstandelijke vermogens kunnen ons vertellen dat het mensdom klaarblijkelijk zo geschapen is dat wij allen onderling van elkaar afhankelijk zijn, dat wij allen behoeften hebben, fysieke, verstandelijke en geestelijke behoeften, dat, alhoewel wij zelf enkele van deze behoeften kunnen bevredigen, wij ons voor het bevredigen van andere moeten verlaten op hen die ons liefhebben, en dat slechts wanneer dergelijke behoeften bevredigd zijn, er geluk kan heersen. De logica zal ons wellicht vertellen dat iemand die liefde bezit, dergelijke behoeften zal opmerken en zal trachten ze naar zijn beste vermogen te bevredigen, en dat, daar dit vermogen beperkt is, zijn liefde hem ertoe zal aanzetten vast te stellen wat de belangrijkste behoeften zijn, zodat hij zich daarop kan concentreren. Onze intelligentie zal ons misschien vertellen dat er vele factoren en omstandigheden in aanmerking genomen dienen te worden en dat ware liefde zich niet laat leiden door wat wij zelf graag voor een ander zouden doen, noch door wat naar de mening van anderen gedaan moet worden, noch zelfs door wat de betrokken persoon zelf op het moment wenst, maar veeleer door wat volgens de feiten bevorderlijk blijkt te zijn voor zijn toekomstige welzijn. Wanneer wij verstandig nadenken, zullen wij wellicht ook beseffen dat, naast dit alles, voor liefde een innige wens dit voor de ander te doen, noodzakelijk is. Niettemin zullen wij, indien wij eerlijk zijn, toegeven dat wij voor dit alles „Gods gedachten” nodig hebben, niet alleen om ons te vertellen hoe wij de behoeften van anderen het beste kunnen bevredigen, wat hun grootste behoeften werkelijk zijn en waarmee zowel nu als in de toekomst hun belangen het beste gediend zijn, maar ook om in ons het verlangen hiertoe aan te kweken. Wij zullen nooit een misstap begaan als wij ons op hem verlaten, want „elke goede gave en elk volmaakt geschenk komt van boven, want het daalt neer van de Vader der hemelse lichten, en bij hem is geen verandering van het keren van de schaduw”. — Jak. 1:17, NW.
LIEFDE IN DE GRIEKSE TAAL
7. Wat is de fundamentele betekenis van elk van de vier Griekse woorden voor „liefde”?
7 Nu keren de Grieken en hun vier woorden voor liefde terug in het beeld. In bijbelse tijden gebruikten de Grieken het woord eros om dat wat wij thans romantische liefde noemen, de liefde tussen de seksen, te beschrijven. De liefde onder leden van hetzelfde gezin, zoals de liefde van ouders voor een kind, werd uitgedrukt door het woord storge. Het woord philia vertegenwoordigde het begrip liefde in de zin van voor vrienden gekoesterde genegenheid, een liefde die gekenmerkt wordt door verknochtheid of gehechtheid wegens de wederzijdse aantrekkingskracht van persoonlijkheden. Ten slotte gebruikten zij het woord agape om de liefde drukken die op beginselen is gebaseerd en die het resultaat is van het weldoordachte gebruik van iemands onderscheidingsvermogen en wil, een liefde vrij van zelfzuchtige belangen.
8. (a) Wie komt de eer toe voor het duidelijke begrip van deze woorden? (b) Hoe blijkt uit de manier waarop zij het woord agape gebruikten dat dit de liefde is die tot leven leidt?
8 De Grieken hebben ons deze woorden geschonken, maar vreemd genoeg hebben wij het duidelijkste begrip van de betekenis van deze woorden te danken aan Hebreeën die in het Grieks schreven. Dit waren de schrijvers van de christelijke Griekse geschriften van de bijbel, en het duidelijke begrip dat zij ons hebben geschonken, is voornamelijk toe te schrijven aan de unieke manier waarop zij het woord agape gebruikten, het woord dat betrekking heeft op de liefde die op beginselen is gebaseerd (in plaats van op fysieke aantrekkingskracht, familierelaties of overeenstemming van karakter). In Douglas’ Bible Dictionary lezen wij zelfs dat agape „een van de minst gebruikte woorden in klassieke Griekse geschriften” is. Terwijl Plato, Socrates en Aristoteles dit woord dus zelden gebruikten, bezigden Petrus, Paulus, Johannes en de andere schrijvers van de boeken Matthéüs tot en met Openbaring het zoals het voordien nog nooit was gebruikt. In hún geschriften komt het woord eros niet voor, storge staat er slechts drie maal in en het werkwoord phileo komt er nog geen honderd maal in voor, maar het woord agape treft men ongeveer 250 maal in de Griekse Geschriften aan. De apostel Johannes gebruikte het toen hij schreef: „God is liefde [agape]” (1 Joh. 4:8, NW). Zoals uit Johannes’ aanhaling blijkt, heeft ook Jezus dit woord gebruikt toen hij zei dat zijn discipelen te herkennen zouden zijn ’indien zij liefde [agape] onder elkaar hebben’ (Joh. 13:35, NW). Paulus gebruikte het toen hij zei dat de ’vrucht van de geest liefde [agape] is’ (Gal. 5:22, NW). En daar hij die „met het oog op de geest zaait, . . . uit de geest eeuwig leven [zal] oogsten”, wordt het voor ons een zaak van leven of dood om deze soort van op beginselen gebaseerde liefde, welke door Gods geest wordt voortgebracht, te leren (Gal. 6:8, NW). Zo brengt de apostel Johannes het ook onder woorden wanneer hij zegt: „Wij weten dat wij zijn overgegaan van de dood tot het leven, omdat wij de broeders liefhebben [agapao, een werkwoordsvorm van agape]. Wie niet liefheeft, blijft in de dood.” — 1 Joh. 3:14, NW.
9. (a) Welke strijdvraag rees er in het begin van de menselijke geschiedenis door een gebrek aan liefde? (b) Hoe reageerde Jehovah op een dergelijke uiting van zelfzucht?
9 Door welke beginselen laat deze onzelfzuchtige liefde zich leiden? In zijn geschreven Woord openbaart God ons de grote strijdvraag inzake de universele soevereiniteit die rees toen een van Gods geestenzonen zich tegen zijn Schepper keerde en het eerste mensenpaar in Eden kwaadwillig leugens over hem vertelde om hen aan zijn kant te krijgen, ook al ging dit ten koste van hun leven. De eerste man, Adam, gaf slechts blijk van erotische liefde, een lichamelijk verlangen naar zijn vrouw, Eva, en keerde zijn hemelse Vader de rug toe om zich in haar ongehoorzaamheid bij haar aan te sluiten. Doordat hij zijn reputatie van rechtvaardigheid bij Jehovah God versmaadde en zijn menselijke volmaaktheid verspeelde, verkleinde hij zijn vermogen om tegenover zijn vrouw ware liefde ten toon te spreiden drastisch. Zijn kinderen zouden onvermijdelijk onvolmaakt worden geboren, met aangeboren zonden en in een stervende toestand, waarin Adam nu ook zelf verkeerde. Ondanks al deze zelfzuchtige ondankbaarheid verbitterde Jehovah’s liefde niet. Zelfs toen hij een rechtvaardig vonnis over de drie opstandelingen uitsprak, kondigde hij terzelfder tijd aan dat het zijn voornemen was uiteindelijk een Zaad voort te brengen dat aan al het door Gods tegenstander gestichte kwaad een einde zou maken. Dit thema loopt door de gehele bijbel heen, daar het de manier waarop God de aangelegenheden tot ontwikkeling bracht, vierduizend jaar lang op de voet volgt, tot op de tijd dat hij zijn meest geliefde Zoon naar de aarde zond. Gods Zoon kwam in de eerste plaats opdat hij zijn Vaders zijde van de strijdvraag hoog zou houden en blijk zou geven van onverbrekelijke rechtschapenheid jegens hem als de Rechtmatige Soeverein, en vervolgens opdat hij in de voornaamste behoefte van de mensheid zou voorzien: het verschaffen van een losprijs om hen te verlossen van de veroordeling van zonde en dood en hen aldus te verzoenen met zijn hemelse Vader. — Gen. 3:14-24; Joh. 3:16, 36, NW.
-