Hoofdstuk 5
Wiens aanbidding wordt door God aanvaard?
1. Wat wilde een Samaritaanse vrouw over aanbidding weten?
HEBT u zich ooit afgevraagd: ’Wiens aanbidding wordt door God aanvaard?’ Deze vraag kan bij een zekere vrouw opgekomen zijn toen zij bij de berg Gerizim in Samaria met Jezus Christus sprak. Terwijl zij de aandacht vestigde op een verschil tussen de aanbidding van de Samaritanen en die van de joden, zei ze: „Onze voorvaders hebben op deze berg aanbeden, maar gijlieden zegt dat in Jeruzalem de plaats is waar men moet aanbidden” (Johannes 4:20). Vertelde Jezus de Samaritaanse vrouw dat God alle aanbidding aanvaardt? Of zei hij dat er specifieke dingen vereist zijn om God te behagen?
2. Welk antwoord gaf Jezus de Samaritaanse vrouw?
2 Jezus’ verrassende antwoord luidde: „Het uur komt waarin gijlieden de Vader noch op deze berg noch in Jeruzalem zult aanbidden” (Johannes 4:21). De Samaritanen hadden van oudsher Jehovah gevreesd en hadden op de berg Gerizim andere goden aanbeden (2 Koningen 17:33). Nu zei Jezus Christus dat noch die plaats noch Jeruzalem belangrijk zou zijn voor de ware aanbidding.
AANBID MET GEEST EN WAARHEID
3. (a) Waarom kenden de Samaritanen God niet werkelijk? (b) Hoe konden getrouwe joden en anderen God leren kennen?
3 Jezus zei verder tot de Samaritaanse vrouw: „Gijlieden aanbidt wat gij niet kent; wij aanbidden wat wij kennen, want redding is uit de joden” (Johannes 4:22). De Samaritanen hadden vals-religieuze ideeën en aanvaardden enkel de eerste vijf boeken van de bijbel als geïnspireerd — en dan nog uitsluitend in hun eigen herziene tekst die bekendstond als de Samaritaanse Pentateuch. Daarom kenden zij God niet werkelijk. Aan de joden was echter kennis van de Schrift toevertrouwd (Romeinen 3:1, 2). De Schrift gaf aan getrouwe joden en alle anderen die wilden luisteren, datgene wat zij nodig hadden om God te kennen.
4. Wat zouden zowel joden als Samaritanen volgens Jezus moeten doen, wilde hun aanbidding aanvaardbaar zijn voor God?
4 In werkelijkheid liet Jezus uitkomen dat zowel joden als Samaritanen, wilden zij God behagen, een verandering in hun wijze van aanbidding zouden moeten aanbrengen. Hij zei: „Het uur komt, en is nu, waarin de ware aanbidders de Vader met geest en waarheid zullen aanbidden, ja, want de Vader zoekt zulke mensen om hem te aanbidden. God is een Geest, en wie hem aanbidden, moeten hem met geest en waarheid aanbidden” (Johannes 4:23, 24). Om God „met geest” te aanbidden, moeten wij zijn geest bezitten en ons door die geest laten leiden. Wij kunnen God ’met waarheid’ aanbidden door zijn Woord, de bijbel, te bestuderen en door hem overeenkomstig zijn geopenbaarde waarheid te aanbidden. Zou u dat graag willen?
5. (a) Wat betekent „aanbidden”? (b) Wat moeten wij doen als wij willen dat God onze aanbidding aanvaardt?
5 Jezus beklemtoonde dat God ware aanbidding verlangt. Hieruit blijkt dat er vormen van aanbidding zijn die voor Jehovah onaanvaardbaar zijn. God aanbidden betekent hem eerbiedige eer schenken en heilige dienst voor hem verrichten. Als u een machtig heerser eer zou willen betonen, zou u hem waarschijnlijk graag willen dienen en willen doen wat hem behaagt. Dus zullen wij God zeker willen behagen. In plaats van alleen maar te zeggen: ’Ik ben tevreden met mijn religie’, moeten wij ons er derhalve van vergewissen of onze aanbidding aan Gods vereisten voldoet.
DE WIL VAN DE VADER DOEN
6, 7. Wat is de reden waarom Jezus sommigen die beweren zijn discipelen te zijn, niet erkent?
6 Laten wij Mattheüs 7:21-23 eens lezen om te zien of wij een gewichtige factor kunnen isoleren waardoor wordt bepaald of alle aanbidding aanvaardbaar is voor God. Jezus zei: „Niet een ieder die tot mij zegt: ’Heer, Heer’, zal het koninkrijk der hemelen binnengaan, maar hij die de wil doet van mijn Vader, die in de hemelen is. Velen zullen op die dag tot mij zeggen: ’Heer, Heer, hebben wij niet in uw naam geprofeteerd, en in uw naam demonen [goddeloze geestelijke schepselen] uitgeworpen, en in uw naam vele krachtige werken verricht?’ En toch zal ik hun dan openlijk verklaren: Ik heb u nooit gekend! Gaat weg van mij, gij werkers der wetteloosheid.”
7 Jezus Christus als Heer erkennen, is onontbeerlijk voor de ware aanbidding. Maar aan de aanbidding van velen die beweren Jezus’ discipelen te zijn, zou iets mankeren. Hij zei dat sommigen „krachtige werken” zouden verrichten, zoals vermeende wonderbaarlijke genezingen. Zij zouden echter niet doen wat volgens Jezus van levensbelang is. Zij zouden niet ’de wil van zijn Vader doen’. Als wij God willen behagen, moeten wij te weten komen wat de wil van de Vader is en die vervolgens doen.
NAUWKEURIGE KENNIS — EEN BESCHERMING
8. Wat wordt er verlangd als wij de wil van God willen doen, en welke verkeerde zienswijzen moeten wij vermijden?
8 Om Gods wil te doen, moeten wij nauwkeurige kennis hebben van zowel Jehovah God als Jezus Christus. Die kennis leidt tot eeuwig leven. Dus zullen wij allen de kwestie van het verwerven van nauwkeurige kennis uit Gods Woord, de bijbel, beslist ernstig willen opvatten. Sommigen zeggen dat wij ons niet ongerust hoeven te maken zolang wij maar oprecht en ijverig zijn in onze aanbidding. Anderen beweren: ’Hoe minder je weet, hoe minder er van je wordt verwacht.’ Toch moedigt de bijbel ons aan toe te nemen in de kennis van God en zijn voornemens. — Efeziërs 4:13; Filippenzen 1:9; Kolossenzen 1:9.
9. Hoe beschermt nauwkeurige kennis ons, en waarom hebben wij een dergelijke bescherming nodig?
9 Een dergelijke kennis is een bescherming tegen verontreiniging van onze aanbidding. De apostel Paulus sprak over een zeker geestelijk schepsel dat zich voordoet als „een engel des lichts” (2 Korinthiërs 11:14). Aldus vermomd tracht dit geestelijke schepsel — Satan — ons ertoe te brengen dingen te doen die in strijd zijn met Gods wil. Andere met Satan verbonden geestelijke schepselen bezoedelen de aanbidding van de mensen ook, want Paulus zei: „De dingen die de natiën slachtofferen, [slachtofferen] zij aan demonen . . . en niet aan God” (1 Korinthiërs 10:20). Waarschijnlijk hebben velen gedacht dat zij op de juiste wijze aanbaden, hoewel zij niet deden wat God wilde. Zij werden er door misleiding toe gebracht onreine valse aanbidding te beoefenen. Later zullen wij meer over Satan en de demonen vernemen, maar deze vijanden van God hebben de aanbidding van de mensen beslist bezoedeld.
10. Wat zou u doen als iemand opzettelijk uw watervoorraad vergiftigde, en waarvoor rust nauwkeurige kennis van Gods Woord ons toe?
10 Indien u wist dat iemand opzettelijk uw watervoorraad had vergiftigd, zou u er dan van blijven drinken? Stellig zou u onmiddellijk op zoek gaan naar een bron van veilig, zuiver water. Welnu, nauwkeurige kennis van Gods Woord rust ons toe de ware religie te identificeren en onzuiverheden waardoor aanbidding onaanvaardbaar voor God wordt gemaakt, te verwerpen.
MENSENGEBODEN ALS LEERSTELLINGEN
11. Wat mankeerde er aan de aanbidding van veel joden?
11 Toen Jezus op aarde was, handelden veel joden niet in overeenstemming met nauwkeurige kennis van God. Daarom verbeurden zij de gelegenheid een reine positie voor Jehovah’s aangezicht in te nemen. Over hen schreef Paulus: „Ik getuig van hen dat zij ijver voor God hebben, maar niet overeenkomstig nauwkeurige kennis” (Romeinen 10:2). Zij beslisten zelf hoe zij God wilden aanbidden in plaats van te luisteren naar wat hij zei.
12. Waardoor werd Israëls aanbidding verontreinigd, en met welk gevolg?
12 Oorspronkelijk beoefenden de Israëlieten de door God geschonken zuivere religie, maar deze werd verontreinigd met leringen en filosofieën van mensen (Jeremia 8:8, 9; Maleachi 2:8, 9; Lukas 11:52). Hoewel de joodse religieuze leiders die als de Farizeeën bekendstonden, dachten dat hun aanbidding aanvaardbaar was voor God, zei Jezus tot hen: „Jesaja heeft treffend over u, huichelaars, geprofeteerd, zoals er staat geschreven: ’Dit volk eert mij met hun lippen, maar hun hart is ver van mij verwijderd. Tevergeefs blijven zij mij aanbidden, omdat zij mensengeboden als leerstellingen onderwijzen.’” — Markus 7:6, 7.
13. Hoe zouden wij net als de Farizeeën kunnen zijn?
13 Bestaat de kans dat wij net als de Farizeeën zijn? Dit zou kunnen als wij zouden vasthouden aan overgeleverde religieuze tradities in plaats van te onderzoeken wat God over aanbidding te zeggen heeft. Voor dit zeer reële gevaar waarschuwend, schreef Paulus: „De geïnspireerde uitspraak zegt . . . uitdrukkelijk dat in latere tijdsperiodes sommigen zullen afvallen van het geloof, omdat zij aandacht schenken aan misleidende geïnspireerde uitspraken en leringen van demonen” (1 Timotheüs 4:1). Het is dus niet voldoende slechts aan te nemen dat onze aanbidding God behaagt. Net als de Samaritaanse vrouw die Jezus ontmoette, hebben wij onze vorm van aanbidding misschien van onze ouders geërfd. Maar wij moeten er zeker van zijn dat wij dingen doen die door God worden goedgekeurd.
HOED U ERVOOR GOD TE KRENKEN
14, 15. Waarom moeten wij, ook al hebben wij enige kennis van Gods wil, oppassen?
14 Als wij niet oppassen, doen wij misschien iets wat voor God onaanvaardbaar is. De apostel Johannes bijvoorbeeld viel neer aan de voeten van een engel „om hem te aanbidden”. Maar de engel waarschuwde: „Pas op! Doe dat niet! Ik ben slechts een medeslaaf van u en van uw broeders, die het werk hebben dat bestaat in het getuigenis afleggen omtrent Jezus. Aanbid God” (Openbaring 19:10). Ziet u daarom hoe noodzakelijk het is u ervan te vergewissen dat uw aanbidding door geen enkele vorm van afgoderij verontreinigd wordt? — 1 Korinthiërs 10:14.
15 Toen sommige christenen religieuze gebruiken begonnen te beoefenen die God niet behaagden, vroeg Paulus: „Hoe komt het . . . dat gij weer terugkeert tot de zwakke en armzalige elementaire dingen en die opnieuw als slaven wilt dienen? Gij onderhoudt nauwgezet dagen en maanden en vaste tijden en jaren. Ik vrees voor u dat ik op een of andere wijze voor niets met betrekking tot u heb gezwoegd” (Galaten 4:8-11). Die personen hadden kennis van God verworven, maar later dwaalden zij af door religieuze gebruiken en feestdagen in acht te nemen die voor Jehovah onaanvaardbaar waren. Zoals Paulus zei, moeten wij ons „ervan [blijven] vergewissen wat de Heer welgevallig is”. — Efeziërs 5:10.
16. Hoe helpen Johannes 17:16 en 1 Petrus 4:3 ons te beslissen of feestdagen en gebruiken God behagen?
16 Wij moeten ons ervan vergewissen of wij religieuze feestdagen en andere gebruiken die Gods beginselen geweld aandoen, vermijden (1 Thessalonicenzen 5:21). Jezus zei bijvoorbeeld over zijn volgelingen: „Zij zijn geen deel van de wereld, evenals ik geen deel van de wereld ben” (Johannes 17:16). Zijn er in uw religie ceremoniën en feestdagen waardoor het beginsel van neutraliteit ten aanzien van de aangelegenheden van deze wereld geschonden wordt? Of doen aanhangers van uw religie af en toe mee met gebruiken en feesten waarbij misschien een soortgelijk gedrag betrokken is als door de apostel Petrus werd beschreven? Hij zei: „Het is voldoende dat gij in de voorbijgegane tijd de wil van de natiën hebt volbracht door u over te geven aan daden van losbandig gedrag, wellusten, overdaad van wijn, brasserijen, drinkpartijen en onwettige afgoderijen.” — 1 Petrus 4:3.
17. Waarom dienen wij alles te vermijden waardoor de geest van de wereld wordt weerspiegeld?
17 De apostel Johannes beklemtoonde de noodzaak om praktijken te vermijden die de geest van de goddeloze wereld om ons heen weerspiegelen. Johannes schreef: „Hebt de wereld niet lief noch de dingen in de wereld. Indien iemand de wereld liefheeft, is de liefde van de Vader niet in hem; want alles wat in de wereld is — de begeerte van het vlees en de begeerte der ogen en het opzichtige geuren met de middelen voor levensonderhoud die men heeft — spruit niet voort uit de Vader, maar uit de wereld. De wereld gaat bovendien voorbij en ook haar begeerte, maar wie de wil van God doet, blijft in eeuwigheid” (1 Johannes 2:15-17). Hebt u opgemerkt dat degenen die ’de wil van God doen’, in eeuwigheid zullen blijven? Ja, als wij Gods wil doen en activiteiten vermijden die de geest van deze wereld weerspiegelen, kunnen wij de hoop op eeuwig leven hebben!
SCHIK U NAAR GODS HOGE MAATSTAVEN
18. Hoe hadden sommige christenen het bij het verkeerde eind wat gedrag betreft, en wat dienen wij daaruit te leren?
18 God wil aanbeden worden door personen die zich naar zijn hoge morele maatstaven schikken. Sommigen in het oude Korinthe dachten ten onrechte dat God immoreel gedrag zou tolereren. Wanneer wij 1 Korinthiërs 6:9, 10 lezen, kunnen wij zien hoe mis zij het hadden. Als wij God op aanvaardbare wijze willen dienen, moeten wij hem in woord en daad behagen. Stelt uw vorm van aanbidding u in staat dit te doen? — Mattheüs 15:8; 23:1-3.
19. Hoe is de ware aanbidding van invloed op de manier waarop wij anderen bejegenen?
19 Dat wij aan Gods maatstaven vasthouden, dient ook tot uiting te komen in de manier waarop wij anderen bejegenen. Jezus Christus moedigde ons aan anderen zo te behandelen als wij graag zouden zien dat zij ons behandelen, want dit maakt deel uit van de ware aanbidding (Mattheüs 7:12). Merk op wat hij ook over het tentoonspreiden van broederlijke liefde zei: „Hieraan zullen allen weten dat gij mijn discipelen zijt, indien gij liefde onder elkaar hebt” (Johannes 13:35). Jezus’ discipelen moeten elkaar liefhebben en het goede doen jegens medeaanbidders en anderen. — Galaten 6:10.
VAN GANSER HARTE VERRICHTE AANBIDDING
20, 21. (a) Wat voor aanbidding verlangt God? (b) Waarom verwierp Jehovah Israëls aanbidding in de tijd van Maleachi?
20 Het kan zijn dat u in uw hart God op aanvaardbare wijze wilt aanbidden. Indien dit zo is, moet u Jehovah’s zienswijze ten aanzien van aanbidding hebben. De discipel Jakobus beklemtoonde dat Gods zienswijze belangrijk is, niet de onze. Jakobus zei: „De vorm van aanbidding die van het standpunt van onze God en Vader uit bezien rein en onbesmet is, is deze: voor wezen en weduwen zorgen in hun verdrukking en zichzelf onbevlekt van de wereld bewaren” (Jakobus 1:27). Ieder van ons dient, met het verlangen God te behagen, zijn aanbidding te onderzoeken teneinde zich ervan te vergewissen dat die niet door goddeloze praktijken verontreinigd wordt of dat hij niet iets verzuimt te doen wat God als essentieel beschouwt. — Jakobus 1:26.
21 Alleen reine, van ganser harte geschonken aanbidding behaagt Jehovah (Mattheüs 22:37; Kolossenzen 3:23). Toen de natie Israël God minder dan dat gaf, zei hij: „Een zoon, van zijn kant, eert een vader; en een knecht zijn voortreffelijke meester. Indien ik dan een vader ben, waar is de eer jegens mij? En indien ik een voortreffelijk meester ben, waar is de vrees voor mij?” Zij krenkten God door hem blinde, kreupele en zieke dieren als offer te brengen, en hij verwierp zulke daden van aanbidding (Maleachi 1:6-8). Jehovah is de zuiverste vorm van aanbidding waard en aanvaardt alleen exclusieve toewijding. — Exodus 20:5; Spreuken 3:9; Openbaring 4:11.
22. Als wij willen dat God onze aanbidding aanvaardt, wat zullen wij dan vermijden, en wat zullen wij doen?
22 De Samaritaanse vrouw die met Jezus sprak, was er schijnbaar in geïnteresseerd God op de door hem goedgekeurde manier te aanbidden. Als dit ook ons verlangen is, zullen wij alle verontreinigende leringen en praktijken vermijden (2 Korinthiërs 6:14-18). In plaats daarvan zullen wij ons uiterste best doen nauwkeurige kennis van God te verkrijgen en zijn wil te doen. Wij zullen nauwgezet vasthouden aan zijn vereisten voor aanvaardbare aanbidding (1 Timotheüs 2:3, 4). Jehovah’s Getuigen streven ernaar dat nu juist te doen, en zij sporen u liefdevol aan om samen met hen God „met geest en waarheid” te aanbidden (Johannes 4:24). Jezus zei: „De Vader zoekt zulke mensen om hem te aanbidden” (Johannes 4:23). Wij hopen dat u zo iemand bent. Ongetwijfeld zult u net als die Samaritaanse vrouw graag eeuwig leven willen hebben (Johannes 4:13-15). Maar u ziet dat mensen oud worden en sterven. Het volgende hoofdstuk zet uiteen waarom dit zo is.
TOETS UW KENNIS
Welke aanbidding wordt, zoals uit Johannes 4:23, 24 blijkt, door God aanvaard?
Hoe kunnen wij vaststellen of bepaalde gebruiken en feesten God behagen?
Wat zijn enkele vereisten voor aanvaardbare aanbidding?
[Paginagrote illustratie op blz. 44]