Ga voorwaarts in het oogstwerk!
„Wie met tranen zaaien, zullen zelfs met vreugdegeroep oogsten.” — PSALM 126:5.
1. Waarom dienen wij in deze tijd ’de Meester van de oogst te smeken om werkers uit te zenden’?
NA DE derde predikingstocht van Jezus Christus in Galilea zei hij tot zijn discipelen: „De oogst is groot, maar er zijn weinig werkers” (Mattheüs 9:37). De situatie in Judea was al niet anders (Lukas 10:2). Aangezien dat bijna 2000 jaar geleden het geval was, hoe staat het er dan in deze tijd voor? Welnu, gedurende het afgelopen dienstjaar zijn meer dan 6.000.000 Getuigen van Jehovah voorwaarts gegaan in het figuurlijke oogstwerk onder de 6.000.000.000 mensen in de wereld, van wie velen ’gestroopt en heen en weer gedreven worden als schapen zonder herder’. Derhalve geldt Jezus’ aansporing om ’de Meester van de oogst te smeken dat hij werkers in zijn oogst uitzendt’ nu nog evenzeer als eeuwen geleden. — Mattheüs 9:36, 38.
2. Waardoor wordt de aandacht van mensen op ons gevestigd?
2 Jehovah God, de Meester van de oogst, heeft het dringende verzoek om meer werkers uit te zenden, verhoord. En wat is het een vreugde om een aandeel te hebben aan dit door God geleide oogstwerk! Hoewel wij in vergelijking met de natiën gering in aantal zijn, wordt door ons ijverige aandeel aan de Koninkrijksprediking en het maken van discipelen de aandacht van de wereld op ons gevestigd. In veel landen wordt in de media vaak melding van ons gemaakt. Het geluid van een bel in een televisiestuk kan het commentaar ontlokken dat Jehovah’s Getuigen aan de deur zijn. Ja, onze christelijke activiteit als figuurlijke oogstwerkers is in de 21ste eeuw bekend.
3. (a) Hoe weten wij dat er notitie werd genomen van de eerste-eeuwse Koninkrijksprediking? (b) Waarom kunnen wij zeggen dat de engelen onze bediening ondersteunen?
3 De wereld in de eerste eeuw heeft ook de Koninkrijksprediking opgemerkt en de verkondigers van het goede nieuws vervolgd. Bijgevolg schreef de apostel Paulus: „Het schijnt mij toe dat God ons, de apostelen, als laatsten heeft tentoongesteld als mensen die voor de dood zijn bestemd, want wij [de apostelen] zijn een theaterschouwspel geworden voor de wereld en voor engelen en voor mensen” (1 Korinthiërs 4:9). Insgelijks wordt de aandacht van de wereld op ons gevestigd doordat wij ondanks vervolging als Koninkrijksverkondigers volharden en deze volharding is belangrijk voor de engelen. Openbaring 14:6 zegt: „Ik [de apostel Johannes] zag een andere engel in het midden van de hemel vliegen, en hij had eeuwig goed nieuws, om dat als blijde tijdingen bekend te maken aan hen die op de aarde wonen, en aan elke natie en stam en taal en elk volk.” Ja, wij hebben de steun van engelen in onze bediening — ons oogstwerk! — Hebreeën 1:13, 14.
„Voorwerpen van haat”
4, 5. (a) Welke waarschuwing gaf Jezus aan zijn discipelen? (b) Waarom zijn Gods hedendaagse dienstknechten „voorwerpen van haat”?
4 Toen Jezus’ apostelen als oogstwerkers werden uitgezonden, sloegen zij acht op zijn instructie om „zo omzichtig als slangen en toch zo onschuldig als duiven” te zijn. Jezus voegde eraan toe: „Weest op uw hoede voor de mensen, want zij zullen u aan plaatselijke rechtbanken overleveren en u in hun synagogen geselen. Gij zult zelfs ter wille van mij voor bestuurders en koningen worden gesleept, hun en de natiën tot een getuigenis. . . . En gij zult ter wille van mijn naam voorwerpen van haat zijn voor alle mensen; wie echter heeft volhard tot het einde, die zal gered worden.” — Mattheüs 10:16-22.
5 Wij zijn thans „voorwerpen van haat” omdat ’de gehele wereld in de macht ligt van de goddeloze’, Satan de Duivel, die de voornaamste vijand van God en Zijn volk is (1 Johannes 5:19). Onze vijanden slaan onze geestelijke voorspoed gade maar weigeren die aan Jehovah toe te schrijven. Tegenstanders zien onze gelukkige, glimlachende gezichten wanneer wij vreugdevol aan het oogstwerk deelnemen. Zij verwonderen zich over onze eenheid! In feite erkennen zij het misschien met pijn en moeite wanneer zij naar een ander land reizen en bemerken dat Jehovah’s Getuigen daar precies hetzelfde werk doen als zij hen in hun eigen land zien doen. Natuurlijk weten wij dat Jehovah, onze ondersteuner en de bron van onze eenheid, te zijner tijd zelfs bij onze vijanden bekend zal worden. — Ezechiël 38:10-12, 23.
6. Welke verzekering hebben wij als wij aan het oogstwerk deelnemen, maar welke vraag rijst er?
6 De Meester van de oogst heeft zijn Zoon, Jezus Christus, „alle autoriteit in de hemel en op aarde” gegeven (Mattheüs 28:18). Bijgevolg bedient Jehovah zich van Jezus om door bemiddeling van de hemelse engelen en de gezalfde „getrouwe en beleidvolle slaaf” hier op aarde het oogstwerk te leiden (Mattheüs 24:45-47; Openbaring 14:6, 7). Maar hoe kunnen wij het hoofd bieden aan vijandelijke tegenstand en toch onze vreugde bewaren terwijl wij in het oogstwerk voorwaarts gaan?
7. Welke geesteshouding moeten wij trachten te bewaren wanneer wij tegenstand ondervinden of vervolgd worden?
7 Laten wij, wanneer wij met tegenstand of zelfs regelrechte vervolging te kampen hebben, Gods hulp zoeken zodat wij een geestesgesteldheid als die van Paulus kunnen bewaren. Hij schreef: „Worden wij beschimpt, wij zegenen; worden wij vervolgd, wij houden stand; worden wij gelasterd, wij smeken” (1 Korinthiërs 4:12, 13). Deze geest, gekoppeld aan onze tactvolle openbare bediening, brengt soms een verandering in de houding van onze tegenstanders teweeg.
8. Welke geruststelling put u uit Jezus’ woorden in Mattheüs 10:28?
8 Zelfs de dreiging van de dood bekoelt onze ijver als oogstwerkers niet. Onbevreesd maken wij de Koninkrijksboodschap zo openlijk mogelijk bekend. En wij putten aanmoediging en geruststelling uit Jezus’ woorden: „Wordt niet bevreesd voor hen die het lichaam doden maar de ziel niet kunnen doden; doch vreest veeleer hem die èn ziel èn lichaam kan vernietigen in Gehenna” (Mattheüs 10:28). Wij weten dat onze hemelse Vader de Gever van leven is. Hij beloont degenen die hun rechtschapenheid jegens hem bewaren en getrouw voorwaarts gaan in het oogstwerk.
Een levensreddende boodschap
9. Hoe reageerden sommigen op Ezechiëls woorden, en hoe gebeurt iets soortgelijks in deze tijd?
9 Toen de profeet Ezechiël moedig Jehovah’s boodschappen aan de „weerspannige natiën” — de koninkrijken Israël en Juda — bekendmaakte, luisterden enkele afzonderlijke personen graag naar wat hij te zeggen had (Ezechiël 2:3). „Zie!”, zei Jehovah, „gij zijt voor hen als een lied van zinnelijke liefdesbetuigingen, als iemand met een mooie stem en die een snaarinstrument goed bespeelt” (Ezechiël 33:32). Hoewel zij Ezechiëls woorden aangenaam vonden, bleven zij in gebreke er gehoor aan te geven. Wat gebeurt er in deze tijd? Wanneer het gezalfde overblijfsel en hun metgezellen moedig Jehovah’s boodschappen bekendmaken, vinden sommigen het fijn iets over de Koninkrijkszegeningen te horen, maar zij reageren niet met waardering door discipelen te worden en een aandeel te hebben aan het oogstwerk.
10, 11. Wat werd er in de eerste helft van de twintigste eeuw gedaan om bekendheid te geven aan onze levensreddende boodschap, en met welke resultaten?
10 Velen daarentegen hebben gunstig gereageerd op het oogstwerk en hebben aan de bekendmaking van Gods boodschappen deelgenomen. Tijdens een reeks christelijke congressen die van 1922 tot 1928 gehouden werden, weerklonken bijvoorbeeld duidelijk oordeelsboodschappen over Satans goddeloze samenstel van dingen. Radiostations zonden deze op die congressen uitgesproken openlijke veroordelingen uit. Daarna verspreidde Gods volk miljoenen gedrukte exemplaren daarvan.
11 Eind jaren ’30 ging een andere vorm van getuigenis geven van start — informatieoptochten. Aanvankelijk droegen Jehovah’s dienstknechten borden waarop openbare lezingen werden aangekondigd. Later droegen zij borden met leuzen als „Religie is een valstrik en afpersing” en „Dient God en Christus, de Koning”. Wanneer zij door de straten liepen, trokken zij de aandacht van voorbijgangers. ’Dit droeg er veel toe bij om Jehovah’s Getuigen voor het voetlicht te brengen en hen met moed te vervullen’, zei een broeder die geregeld in de drukke straten van Londen deelnam aan dit werk.
12. Wat hebben wij behalve Gods oordeelsboodschappen in onze bediening belicht, en wie zijn nu verenigd in de prediking van het goede nieuws?
12 Als wij Gods oordeelsboodschappen bekendmaken, vestigen wij ook de aandacht op de positieve aspecten van de Koninkrijksboodschap. De vrijmoedigheid waarmee wij op het wereldtoneel getuigenis afleggen, helpt ons bij onze speurtocht naar degenen die het waard zijn (Mattheüs 10:11). De laatste leden van de gezalfde klasse hebben grotendeels in de jaren ’20 en ’30 op de luidklinkende oproep om geoogst te worden gereageerd. Toen kwam op een congres in 1935 het schitterende nieuws dat er een gezegende toekomst voor „een grote schare” „andere schapen” op een paradijsaarde was weggelegd (Openbaring 7:9; Johannes 10:16). Zij hebben acht geslagen op Gods oordeelsboodschappen en hebben zich bij de gezalfden aangesloten in het prediken van het levensreddende goede nieuws.
13, 14. (a) Welke troost kan geput worden uit Psalm 126:5, 6? (b) Wat zal er gebeuren wanneer wij blijven zaaien en begieten?
13 Een grote troost voor Gods oogstwerkers, en vooral voor degenen die vervolging ondergaan, vormen de woorden van Psalm 126:5, 6: „Wie met tranen zaaien, zullen zelfs met vreugdegeroep oogsten. Wie zonder mankeren heengaat, al is het wenend, terwijl hij een zak vol zaad bij zich draagt, zal zonder mankeren met vreugdegeroep terugkomen, terwijl hij zijn schoven draagt.” De woorden van de psalmist over zaaien en oogsten, illustreren dat Jehovah zich om het overblijfsel dat uit gevangenschap in het oude Babylon terugkeerde, bekommerde en hen zegende. Zij waren zeer verheugd over hun bevrijding, maar wellicht hebben zij geweend toen zij zaad zaaiden in de verwaarloosde grond die tijdens hun zeventigjarige ballingschap braak had gelegen. Maar zij die zich gingen bezighouden met zaai- en bouwwerkzaamheden, genoten de vrucht en de voldoening van hun harde werk.
14 Misschien vergieten wij tranen wanneer wij worden beproefd of wanneer wij of onze medegelovigen ter wille van rechtvaardigheid lijden (1 Petrus 3:14). Ons oogstwerk valt ons aanvankelijk misschien erg zwaar omdat wij schijnbaar niets als resultaat van onze krachtsinspanningen in de bediening kunnen laten zien. Maar als wij blijven zaaien en begieten, zal God de wasdom geven en die zal onze verwachtingen vaak ver overtreffen (1 Korinthiërs 3:6). Dit wordt goed geïllustreerd door de resultaten van onze verspreiding van bijbels en schriftuurlijke publicaties.
15. Geef een voorbeeld van het nut dat christelijke publicaties in het oogstwerk hebben.
15 Beschouw eens het voorbeeld van een man genaamd Jim. Toen zijn moeder stierf, vond hij tussen haar bezittingen het boek Leven — Hoe is het ontstaan? Door evolutie of door schepping?a Hij las het met belangstelling. In een gesprek met een Getuige die hem op straat aansprak, stemde Jim erin toe dat hij bezocht werd, en dit leidde tot een bijbelstudie. Jim maakte snel geestelijke vorderingen, droeg zich aan Jehovah op en werd gedoopt. Hij vertelde andere leden van zijn familie wat hij had geleerd. Als gevolg daarvan werden zijn broer en zus Getuigen van Jehovah, en Jim genoot later het voorrecht om op Bethel in Londen als vrijwillige volletijdwerker te dienen.
Vervolgd maar toch vreugdevol
16. (a) Waarom is er succes geboekt in het oogstwerk? (b) Welke waarschuwing gaf Jezus betreffende de uitwerking van het goede nieuws, maar met welke geesteshouding benaderen wij mensen?
16 Waarom heeft het oogstwerk zo’n succes gehad? Omdat gezalfde christenen en hun metgezellen acht hebben geslagen op Jezus’ instructies: „Wat ik u in de duisternis zeg, spreekt dat in het licht, en wat gij in het oor hoort fluisteren, predikt dat van de daken” (Mattheüs 10:27). Maar wij kunnen moeilijkheden verwachten, want Jezus waarschuwde: „De ene broer [zal] de andere ter dood overleveren, en een vader zijn kind, en kinderen zullen tegen de ouders opstaan en zullen hen ter dood laten brengen.” Verder zei Jezus: „Denkt niet dat ik gekomen ben om vrede op de aarde te brengen; ik ben niet gekomen om vrede te brengen, maar een zwaard” (Mattheüs 10:21, 34). Jezus stelde zich niet bewust ten doel verdeeldheid in gezinnen te brengen. Maar het goede nieuws had soms die uitwerking. Hetzelfde geldt voor Gods dienstknechten in deze tijd. Wanneer wij gezinnen bezoeken, is het niet onze bedoeling om verdeeldheid te veroorzaken. Het is onze wens dat iedereen het goede nieuws aanvaardt. Derhalve proberen wij alle leden van een gezin op een vriendelijke, hartelijke manier te benaderen waardoor onze boodschap aantrekkelijk wordt gemaakt voor degenen „die de juiste gezindheid voor het eeuwige leven” bezitten. — Handelingen 13:48.
17. Hoe worden degenen die Gods soevereiniteit hoog houden, afgescheiden, en wat is een voorbeeld hiervan?
17 De Koninkrijksboodschap heeft degenen die Gods soevereiniteit hoog houden, afgezonderd. Beschouw bijvoorbeeld eens hoe onze medeaanbidders zich in de dagen van het nationaal-socialisme in Duitsland onderscheidden omdat zij ’caesar betaalden wat van caesar, maar God wat van God is’ (Lukas 20:25). In tegenstelling tot religieuze leiders en naamchristenen die met de kerken van de christenheid verbonden waren, stonden Jehovah’s dienstknechten pal en weigerden bijbelse beginselen geweld aan te doen (Jesaja 2:4; Mattheüs 4:10; Johannes 17:16). Professor Christine King, schrijfster van het boek The Nazi State and the New Religions, merkte op: „Slechts tegen de Getuigen oogstte de [nazi]regering geen succes, want hoewel ze er duizenden had gedood, ging het werk door en in mei 1945 was de beweging der Jehovah’s Getuigen nog steeds springlevend, terwijl het nationaal-socialisme niet meer bestond.”
18. Welke houding leggen Jehovah’s dienstknechten ondanks vervolging aan de dag?
18 Werkelijk veelzeggend is de houding die door Jehovah’s dienstknechten aan de dag wordt gelegd wanneer zij met vervolging worden geconfronteerd. Hoewel wereldlijke autoriteiten misschien geïmponeerd zijn door ons geloof, uiten zij hun verwondering over de afwezigheid van kwaadwilligheid of wrok van onze zijde. Getuige-overlevenden van de Holocaust bijvoorbeeld uiten vaak woorden van vreugde en tevredenheid wanneer zij op hun ervaringen terugkijken. Zij weten dat Jehovah hun „kracht die datgene wat normaal is te boven gaat” heeft gegeven (2 Korinthiërs 4:7). Gezalfden onder ons hebben de verzekering dat hun „namen zijn opgeschreven in de hemelen” (Lukas 10:20). Hun volharding bewerkt een hoop die niet tot teleurstelling leidt, en getrouwe oogstwerkers met aardse vooruitzichten hebben een soortgelijke overtuiging. — Romeinen 5:4, 5.
Volhard in het oogstwerk
19. Welke doeltreffende methoden zijn er in de christelijke bediening gebruikt?
19 Hoe lang Jehovah het ons zal vergunnen een aandeel aan het figuurlijke oogstwerk te hebben, moet nog blijken. Ondertussen dienen wij in gedachte te houden dat oogsters over specifieke methoden beschikken om hun werk te doen. Evenzo kunnen wij er zeker van zijn dat onze getrouwheid in het gebruik van de efficiënte en beproefde manieren van prediken doeltreffend zal blijken te zijn. Paulus zei tot medechristenen: „Ik verzoek u . . . dringend: wordt navolgers van mij” (1 Korinthiërs 4:16). Toen Paulus met de ouderlingen van Efeze in Milete samenkwam, herinnerde hij hen eraan dat hij zich er niet van had weerhouden hen „in het openbaar en van huis tot huis” te onderwijzen (Handelingen 20:20, 21). Paulus’ metgezel Timotheüs had geleerd welke methoden Paulus gebruikte en kon derhalve de Korinthiërs daarmee vertrouwd maken (1 Korinthiërs 4:17). God zegende Paulus’ onderwijsmethoden, net als hij onze volharding zal zegenen in de openbare prediking van het goede nieuws van huis tot huis, op nabezoeken, op huisbijbelstudies en op andere plaatsen waar maar mensen te vinden zijn. — Handelingen 17:17.
20. Hoe gaf Jezus te kennen dat er een overvloedige geestelijke oogst ophanden was, en hoe is dit in recente jaren waar gebleken?
20 Nadat Jezus in 30 G.T. nabij Sichar getuigenis had gegeven aan een Samaritaanse vrouw, sprak hij over de geestelijke oogst. Hij zei tot zijn discipelen: „Slaat uw ogen op en ziet de velden, dat ze wit zijn om geoogst te worden. Reeds ontvangt de oogster loon en verzamelt vrucht voor het eeuwige leven, zodat de zaaier en de oogster zich samen kunnen verheugen” (Johannes 4:34-36). Misschien had Jezus reeds de uitwerking van zijn ontmoeting met de Samaritaanse vrouw gezien, want velen stelden wegens haar getuigenis geloof in hem (Johannes 4:39). In recente jaren hebben verschillende landen beperkende bepalingen met betrekking tot Jehovah’s Getuigen opgeheven of hebben hun wettelijke erkenning verleend, waardoor nieuwe velden voor het oogstwerk zijn geopend. Het resultaat is dat er een overvloedige geestelijke oogst wordt binnengehaald. In feite zullen ons over de gehele wereld rijke zegeningen ten deel vallen als wij vreugdevol aan het geestelijke oogstwerk blijven deelnemen.
21. Waarom hebben wij reden om als vreugdevolle oogstwerkers voort te gaan?
21 Wanneer de gewassen rijp zijn en gereed zijn om geoogst te worden, moeten de arbeiders met een gevoel van dringendheid handelen. Zij moeten zonder uitstel hard werken. In deze tijd moeten wij ijverig en met een gevoel van dringendheid werken omdat wij in „de tijd van het einde” leven (Daniël 12:4). Ja, wij worden met beproevingen geconfronteerd, maar er is een grotere oogst aan aanbidders van Jehovah dan ooit tevoren. Dit is daarom een tijd van verheuging (Jesaja 9:3). Laten wij dus als vreugdevolle werkers voorwaarts gaan met het oogstwerk!
[Voetnoot]
a Uitgegeven en verspreid door Jehovah’s Getuigen.
Wat zou u antwoorden?
• Hoe heeft de Meester van de oogst het dringende verzoek om meer werkers verhoord?
• Welke geesteshouding bewaren wij, hoewel wij „voorwerpen van haat” zijn?
• Waarom zijn wij vreugdevol ook al worden wij vervolgd?
• Waarom dienen wij met een gevoel van dringendheid in het oogstwerk te volharden?
[Illustraties op blz. 16, 17]
Degenen die aan de geestelijke oogst deelnemen, genieten de steun van engelen
[Illustratie op blz. 18]
Informatieoptochten hebben de aandacht van velen op de Koninkrijksboodschap gevestigd
[Illustratie op blz. 18]
Wij planten en begieten, maar God geeft de wasdom