-
LoofhuttenfeestInzicht in de Schrift, Deel 2
-
-
Later toegevoegde kenmerken. Een gebruik dat later in zwang kwam, waarop mogelijkerwijs in de christelijke Griekse Geschriften (Jo 7:37, 38) maar niet in de Hebreeuwse Geschriften gezinspeeld wordt, was het putten van water uit het Waterbekken van Siloam en het uitgieten van het water, samen met wijn, op het altaar ten tijde van het morgenslachtoffer. Volgens de meeste geleerden gebeurde dit op zeven dagen van het feest, echter niet op de achtste. De priester ging elke keer met een gouden kan naar het Waterbekken van Siloam (behalve op de openingsdag van het feest, een sabbat; op die dag werd het water uit een gouden vat in de tempel genomen, waarin het de voorgaande dag vanuit Siloam overgebracht was). Hij berekende het altijd zo dat net wanneer de priesters in de tempel ermee klaar waren de stukken van het slachtoffer op het altaar te leggen, hij met het water van Siloam terugkeerde. Wanneer hij via de Waterpoort het Voorhof der priesters binnenkwam, werd zijn aankomst door een drievoudig signaal met de trompetten van de priesters aangekondigd. Het water werd daarop in een bekken gegoten waaruit het door een opening in de bodem naar de voet van het altaar vloeide; gelijktijdig goot men ook wijn in een bekken. Vervolgens begeleidde de tempelmuziek het zingen van het hallel (Ps 113–118), waarbij de aanbidders met hun palmtakken in de richting van het altaar zwaaiden. Deze ceremonie kan de vreugdevolle feestvierders hebben herinnerd aan Jesaja’s profetische woorden: „Met uitbundige vreugde zult gijlieden stellig water putten uit de bronnen der redding.” — Jes 12:3.
-
-
LoofhuttenfeestInzicht in de Schrift, Deel 2
-
-
Jezus zinspeelde waarschijnlijk op de geestelijke betekenis van het Loofhuttenfeest en misschien op de ceremonie met het water van Siloam, toen hij „op de laatste dag . . ., de grote dag van het feest, . . . [opstond, terwijl hij uitriep] en zei: ’Indien iemand dorst heeft, hij kome tot mij en drinke. Wie geloof in mij stelt, zoals de Schrift heeft gezegd: „Uit zijn binnenste zullen stromen van levend water vloeien”’” (Jo 7:37, 38). Ook kan hij gezinspeeld hebben op het feit dat Jeruzalem tijdens het feest door de lampen en fakkels in het tempelgebied helder verlicht werd, toen hij een poosje later tot de joden zei: „Ik ben het licht der wereld. Wie mij volgt, zal geenszins in duisternis wandelen, maar zal het licht des levens bezitten” (Jo 8:12). Kort na zijn gesprek met de joden bracht Jezus mogelijk Siloam met het feest en de verlichting ervan in verband, toen hij een blindgeboren man ontmoette. Nadat hij tot zijn discipelen had gezegd: „Ik [ben] het licht der wereld”, spuwde hij op de grond en maakte met het speeksel slijk, deed dit slijk op de ogen van de man en zei tot hem: „Ga u wassen in het waterbekken van Siloam.” — Jo 9:1-7.
-