SCHONE HAVENS
[Voortreffelijke havens].
Een haven in de buurt van de stad Lasea die met de baai aan de Z-kust van Kreta geïdentificeerd wordt en in het hedendaagse Grieks nog steeds dezelfde naam draagt: Kaloi Limniones (Han 27:7, 8). Deze baai ligt ongeveer 8 km ten O van Kaap Matala (Kaap Littinos), de zuidelijkste punt van Kreta.
Omstreeks 58 G.T. voer de apostel Paulus als gevangene van Myra (aan de Z-kust van Klein-Azië) via Knidus in de richting van Rome. De rechtstreeksere route van Knidus naar Rome zou ten N van Kreta zijn geweest. Ongunstige winden, waarschijnlijk uit het NW, dwongen de zeelieden echter kennelijk om een zuidelijker route van Knidus naar Kreta te volgen en vervolgens onder de beschutting van de Z-kust van het eiland te varen totdat zij ten slotte met moeite Schone Havens bereikten. — Han 27:5-8.
Toen werd overwogen om Schone Havens te verlaten, ’was er geruime tijd verstreken’, misschien omdat men erop had gewacht dat de wind zou gaan liggen of wegens de langzame en moeizame reis. De vasten van de Verzoendag (eind september of begin oktober) was al voorbij, zodat de vaart gevaarlijk was. — Han 27:9.
Paulus, die al vaak in gevaren op zee was geweest en voordien ten minste driemaal schipbreuk had geleden (2Kor 11:25, 26), raadde wijselijk aan de boot in Schone Havens te laten overwinteren. (Of zijn advies bij deze gelegenheid geïnspireerd was, wordt in het verslag niet onthuld.) Maar de legeroverste, die blijkbaar het commando voerde, gaf in plaats daarvan gehoor aan de raad van de stuurman en de eigenaar van het schip. Schone Havens was voor overwintering „ongerieflijk”; daarom gaven de meesten de raad om vandaar weg te varen, en de zeelieden vertrokken in de richting van Fenix, een eind verder langs de kust. De zachtjes waaiende zuidenwind was bedrieglijk. Kort daarna werd het schip meegesleurd door een stormwind en uiteindelijk liep het aan de kust van Malta, ongeveer 900 km naar het W, aan de grond en verging. — Han 27:9-15, 39-41; 28:1.
Over dit verslag in Handelingen schrijft James Smith: „Het is interessant om te merken hoe elke vermeerdering van onze kennis omtrent de plaats waar het verhaal zich afspeelt, de authenticiteit en nauwkeurigheid ervan bevestigt. Op grond van de bevindingen van de heer Brown en de jongste onderzoekingen blijkt nu dat Schone Havens zo goed door eilanden beschut is dat het een uiterst gunstige haven voor overwintering moet zijn — hoewel niet zoals Lutro [waarvan men vermoedt dat het Fenix is] — en dat met het oog op het feit dat er plotseling, veelvuldig en met hevigheid stormen uit noordelijke richting opkomen, en de zekerheid dat het schip de zee op gedreven zou zijn als zo’n storm zich op de reis van Schone Havens naar Lutro had voorgedaan, er ernstig aan de verstandigheid van de raad van de heer en eigenaar van het schip getwijfeld moet worden en de raad van St.-Paulus waarschijnlijk zelfs uit nautisch oogpunt bevestigd wordt.” — The Voyage and Shipwreck of St. Paul, Londen, 1866, blz. 85, vtn.