-
Jehovah is onze HelperDe Wachttoren 2004 | 15 december
-
-
20, 21. Onder welke omstandigheden werd de apostel Paulus gesterkt door broeders uit Rome?
20 Bijzonder ontroerend zijn verslagen over de manier waarop Jehovah’s dienstknechten zich inspanden om elkaar te sterken en aan te moedigen. Neem als voorbeeld wat de apostel Paulus meemaakte. Toen hij als gevangene op weg was naar Rome, voerde zijn reis hem over de Romeinse hoofdweg die bekendstond als de Via Appia. Het laatste traject van de reis was bijzonder onaangenaam, want dat voerde de reizigers door een moerassig laagland.a De broeders van de gemeente in Rome wisten dat Paulus onderweg was. Wat zouden ze doen? Zouden ze in hun comfortabele huizen in de stad wachten tot Paulus gearriveerd was en hem dan gaan begroeten?
21 De bijbelschrijver Lukas, die Paulus op zijn reis vergezelde, vertelt ons wat er gebeurde: „Vandaar [vanuit Rome] kwamen de broeders, toen zij het nieuws omtrent ons hoorden, ons tot aan de Marktplaats van Appius en de Drie Taveernen tegemoet.” Zien we het beeld voor ons? Wetend dat Paulus eraan kwam, reisde een delegatie van broeders hem vanuit Rome tegemoet. Een deel van de delegatie wachtte op hem op de Marktplaats van Appius, het bekende poststation op zo’n 74 kilometer van Rome. De overige broeders wachtten bij de Drie Taveernen, een pleisterplaats die zo’n 58 kilometer buiten de stad lag. Hoe reageerde Paulus? Lukas bericht: „Toen Paulus hen zag, dankte hij God en schepte moed” (Handelingen 28:15). We kunnen ons wel voorstellen dat alleen al de aanblik van die broeders die zich de moeite hadden getroost om dat hele eind te reizen, een bron van sterkte en troost voor Paulus was! En naar wie ging Paulus’ dank voor deze welkome steun uit? Hij dankte degene die er verantwoordelijk voor was, Jehovah God.
-
-
Jehovah is onze HelperDe Wachttoren 2004 | 15 december
-
-
a De Romeinse dichter Horatius (65-8 v.G.T.), die dezelfde reis maakte, beschreef de ongemakken van dit traject van de reis. Hij zei dat de Marktplaats van Appius „stampvol scheepsvolk” was, noemde de herbergiers „spitsboeven” en beklaagde zich over de „vervloekte muggen en kikkers” en het „smerige” water.
-