Verheerlijk God „met één mond”
’Verheerlijk met één mond de God en Vader van onze Heer Jezus Christus.’ — ROMEINEN 15:6.
1. Welke les leerde Paulus geloofsgenoten over het omgaan met meningsverschillen?
NIET alle christenen maken dezelfde keuzes of hebben dezelfde smaak. Toch moeten alle christenen eensgezind de weg ten leven bewandelen. Is dat mogelijk? Ja, als we kleine verschillen van mening niet opblazen, van een mug geen olifant maken. Dat is een les die de apostel Paulus geloofsgenoten in de eerste eeuw leerde. Hoe maakte hij dat belangrijke punt duidelijk? En hoe kunnen we zijn geïnspireerde raad in deze tijd toepassen?
Het belang van christelijke eenheid
2. Hoe beklemtoonde Paulus de noodzaak van eenheid?
2 Paulus wist dat christelijke eenheid heel belangrijk is, en hij gaf uitstekende raad om christenen te helpen elkaar in liefde te verdragen (Efeziërs 4:1-3; Kolossenzen 3:12-14). Maar nadat hij in de loop van ruim twintig jaar veel gemeenten opgericht en andere bezocht had, wist hij dat het bewaren van de eenheid moeilijk kon zijn (1 Korinthiërs 1:11-13; Galaten 2:11-14). Daarom gaf hij geloofsgenoten die in Rome woonden de dringende raad: „Moge nu de God die volharding en vertroosting schenkt, geven dat gij . . . eensgezind met één mond de God en Vader van onze Heer Jezus Christus moogt verheerlijken” (Romeinen 15:5, 6). In deze tijd moeten we Jehovah God eveneens als een verenigd volk „met één mond” verheerlijken. Hoe goed brengen we het er in dat opzicht af?
3, 4. (a) Welke verschillende achtergronden hadden de christenen in Rome? (b) Hoe zouden de christenen in Rome Jehovah „met één mond” kunnen dienen?
3 Veel christenen in Rome waren persoonlijke vrienden van Paulus (Romeinen 16:3-16). Hoewel hun achtergronden verschilden, aanvaardde Paulus al zijn broeders als „Gods geliefden”. Hij schreef: „Ik [breng] door bemiddeling van Jezus Christus dank aan mijn God betreffende u allen, omdat er in de gehele wereld over uw geloof wordt gesproken.” Het is duidelijk dat de Romeinen in veel opzichten voorbeeldig waren (Romeinen 1:7, 8; 15:14). Tegelijkertijd dachten sommige leden van de gemeente verschillend over bepaalde dingen. Omdat hedendaagse christenen allerlei achtergronden hebben en uit uiteenlopende culturen komen, kan een studie van Paulus’ geïnspireerde raad over het omgaan met verschillen van mening hen helpen „met één mond” te spreken.
4 Er waren in Rome zowel joodse als niet-joodse gelovigen (Romeinen 4:1; 11:13). Sommige joodse christenen konden zich er blijkbaar niet toe zetten bepaalde gebruiken die ze onder de Mozaïsche wet in acht hadden genomen op te geven, al moeten ze beseft hebben dat zulke gebruiken niet noodzakelijk waren voor redding. Aan de andere kant waren er joodse christenen die wel aanvaardden dat Christus’ offer hen bevrijdde van beperkingen waaraan ze zich hadden gehouden voordat ze christenen werden. Het resultaat was dat ze enkele persoonlijke gewoonten en gebruiken veranderden (Galaten 4:8-11). Toch waren ze, zoals Paulus schreef, allemaal „Gods geliefden”. Allen konden God „met één mond” loven zolang ze de juiste instelling tegenover elkaar behielden. In deze tijd kunnen we ook uiteenlopende meningen over bepaalde dingen hebben, en we doen er dus goed aan zorgvuldig te beschouwen hoe Paulus dat belangrijke beginsel toelicht. — Romeinen 15:4.
„Aanvaardt elkaar”
5, 6. Waarom waren er verschillen van opvatting in de gemeente in Rome?
5 In zijn brief aan de Romeinen bespreekt Paulus een situatie waarover de meningen uiteenliepen. Hij schrijft: „De een bezit het geloof dat hij alles mag eten, maar degene die zwak is, eet plantaardig voedsel.” Hoe kwam dat? Doordat er onder de Mozaïsche wet geen varkensvlees gegeten mocht worden (Romeinen 14:2; Leviticus 11:7). Maar nadat Jezus was gestorven, was die Wet niet meer bindend (Efeziërs 2:15). Drie en een half jaar na Jezus’ dood vertelde een engel aan de apostel Petrus dat vanuit Gods standpunt bezien geen enkel voedsel als verontreinigd beschouwd mocht worden (Handelingen 11:7-12). Met die factoren in gedachten kunnen sommige joodse christenen van mening zijn geweest dat ze varkensvlees, of een ander soort voedsel dat onder de Wet verboden was geweest, mochten eten.
6 Maar andere joodse christenen zullen waarschijnlijk alleen al bij de gedachte aan het eten van dat voorheen onreine voedsel gewalgd hebben. Zulke gevoelige mensen kunnen er onwillekeurig aanstoot aan hebben genomen als ze hun joodse broeders in Christus zulk voedsel zagen eten. Bovendien kan het voor sommige niet-joodse christenen, die door hun religieuze achtergrond waarschijnlijk nooit met een verbod op bepaald voedsel te maken hadden gehad, een raadsel zijn geweest waarom iemand zich over zoiets druk maakte. Natuurlijk was het niet verkeerd als iemand zich van bepaalde voedselsoorten onthield, zolang hij maar niet volhield dat dat nodig was om redding te verwerven. Toch hadden de verschillende opvattingen makkelijk tot onenigheid in de gemeente kunnen leiden. De christenen in Rome moesten oppassen dat zulke meningsverschillen hun niet zouden beletten God „met één mond” te verheerlijken.
7. Welke verschillende zienswijzen bestonden er over de wekelijkse viering van een speciale dag?
7 Paulus noemt een tweede voorbeeld: „De een oordeelt dat de ene dag belangrijker is dan de andere; een ander oordeelt dat de ene dag gelijk is aan alle andere” (Romeinen 14:5a). Onder de Mozaïsche wet mocht er op de sabbat niet gewerkt worden. Zelfs reizen was op die dag aan strikte beperkingen onderhevig (Exodus 20:8-10; Mattheüs 24:20; Handelingen 1:12). Maar toen de Wet werd afgeschaft, waren die verboden niet meer van kracht. Toch kunnen sommige joodse christenen zich onprettig hebben gevoeld als ze op een dag die ze vroeger als heilig hadden beschouwd, werk deden of een lange afstand aflegden. Het kan zijn dat ze zelfs nadat ze christenen waren geworden, de zevende dag exclusief voor geestelijke zaken reserveerden, ook al was de sabbat vanuit Gods standpunt bezien niet meer van kracht. Was dat verkeerd? Nee, als ze maar niet volhielden dat God verlangde dat de sabbat werd onderhouden. Uit consideratie met het geweten van zijn christelijke broeders schrijft Paulus dan ook: „Een ieder zij volledig overtuigd in zijn eigen geest.” — Romeinen 14:5b.
8. Wat mochten de christenen in Rome beslist niet doen?
8 Terwijl Paulus enerzijds zijn broeders liefdevol aanmoedigde geduld te hebben met degenen die met gewetenskwesties worstelden, was hij anderzijds krachtig in zijn veroordeling van degenen die geloofsgenoten probeerden te dwingen zich aan de Mozaïsche wet te onderwerpen als voorwaarde voor het verwerven van redding. Zo schreef Paulus omstreeks het jaar 61 van onze jaartelling het boek Hebreeën, een krachtige brief aan joodse christenen waarin heel duidelijk werd uiteengezet dat het geen zin had zich aan de Mozaïsche wet te onderwerpen omdat christenen op basis van Jezus’ loskoopoffer een betere hoop hebben. — Galaten 5:1-12; Titus 1:10, 11; Hebreeën 10:1-17.
9, 10. Wat mogen christenen niet doen? Leg dat uit.
9 Zoals we hebben gezien, betoogt Paulus dat het maken van verschillende keuzes geen bedreiging voor de eenheid hoeft te zijn zolang er geen duidelijke overtreding van christelijke beginselen bij betrokken is. Daarom vraagt Paulus aan christenen met een zwakker geweten: „Waarom oordeelt gij uw broeder?” En hij vraagt aan de sterkeren (misschien degenen wier geweten hun toestond voedsel te eten dat onder de Wet verboden was geweest, of op de sabbat werelds werk te doen): „Waarom ziet gij ook neer op uw broeder?” (Romeinen 14:10) Volgens Paulus mogen christenen met een zwakker geweten hun broeders die ruimdenkender zijn niet veroordelen. Tegelijkertijd moeten christenen die sterk zijn, niet neerzien op degenen wier geweten op bepaalde terreinen nog zwak is. Allen moeten de motieven van anderen respecteren en „niet meer van zichzelf . . . denken dan nodig is”. — Romeinen 12:3, 18.
10 Paulus legt uit wat een evenwichtig standpunt zou zijn: „Laat degene die eet, niet neerzien op degene die niet eet, en laat degene die niet eet, geen oordeel vellen over degene die eet, want God heeft hem aanvaard.” Verder verklaart hij: ’Ook Christus heeft ons aanvaard, tot heerlijkheid van God.’ Omdat zowel de sterken als de zwakken aanvaardbaar zijn voor God en Christus, moeten wij net zo’n ruimhartige instelling hebben en ’elkaar aanvaarden’ (Romeinen 14:3; 15:7). Wie zou daar met recht bezwaar tegen kunnen hebben?
Broederlijke liefde brengt ook nu eenheid tot stand
11. Welke unieke situatie bestond er in Paulus’ tijd?
11 In zijn brief aan de Romeinen besprak Paulus een unieke situatie. Jehovah had kort tevoren een verbond afgeschaft en een nieuw verbond ingesteld. Sommigen hadden moeite daaraan te wennen. Die specifieke situatie doet zich nu niet voor, maar soms kunnen zich vergelijkbare situaties voordoen.
12, 13. Wat zijn enkele situaties waarin hedendaagse christenen rekening kunnen houden met het geweten van hun broeders en zusters?
12 Een christelijke vrouw kan bijvoorbeeld vroeger tot een godsdienst hebben behoord die de nadruk legde op soberheid van kleding en uiterlijke verzorging. Als ze de waarheid aanvaardt, valt het haar misschien moeilijk aan het idee te wennen dat het niet verboden is bij passende gelegenheden bescheiden maar kleurrijke kleding te dragen of een smaakvol gebruik van make-up te maken. Omdat er geen bijbels beginsel bij betrokken is, zou het niet goed zijn als iemand zou proberen die christelijke vrouw ertoe over te halen haar geweten geweld aan te doen. Tegelijkertijd beseft ze dat ze geen kritiek mag hebben op christelijke vrouwen die zulke dingen wel met hun geweten overeen kunnen brengen.
13 Een ander voorbeeld. Een christelijke man is grootgebracht in een milieu waar het gebruik van alcohol werd afgekeurd. Als hij de waarheid leert kennen, krijgt hij de bijbelse zienswijze onder ogen dat wijn een geschenk van God is en met mate gebruikt mag worden (Psalm 104:15). Hij accepteert die zienswijze, maar wegens zijn achtergrond geeft hij er de voorkeur aan zich totaal van alcohol te onthouden. Toch heeft hij geen kritiek op personen die er een bescheiden gebruik van maken. Zo brengt hij Paulus’ woorden in praktijk: „Laten wij . . . de dingen nastreven die de vrede bevorderen en de dingen die tot opbouw van elkaar dienen.” — Romeinen 14:19.
14. In welke situaties kunnen christenen de strekking van Paulus’ raad aan de Romeinen in praktijk brengen?
14 Er zijn meer situaties die om een praktische toepassing van de strekking van Paulus’ raad aan de Romeinen vragen. De christelijke gemeente bestaat uit heel wat personen, die allemaal een eigen smaak hebben. Daarom zullen ze verschillende keuzes maken, bijvoorbeeld op het gebied van kleding en persoonlijke verzorging. Natuurlijk worden in de bijbel duidelijke beginselen uiteengezet waaraan alle oprechte christenen zich houden. Niemand van ons dient excentriek of onbescheiden gekleed of gekapt te gaan of zo dat we ons met ongewenste elementen van de wereld vereenzelvigen (1 Johannes 2:15-17). Christenen houden in gedachte dat ze altijd, ook in hun vrije tijd, de Universele Soeverein vertegenwoordigen (Jesaja 43:10; Johannes 17:16; 1 Timotheüs 2:9, 10). Op veel gebieden kunnen christenen echter uit een breed scala van aanvaardbare mogelijkheden kiezen.a
Vermijd het anderen tot struikelen te brengen
15. Wanneer zou een christen ten behoeve van zijn broeders en zusters van iets af kunnen zien wat zijn goed recht is?
15 Er is nog een laatste belangrijk beginsel dat Paulus in zijn raad aan de christenen in Rome onder onze aandacht brengt. Soms zal een christen met een goedgeoefend geweten besluiten om van een bepaalde keuze af te zien. Waarom? Omdat hij beseft dat hij anderen schade kan berokkenen als hij een bepaalde handelwijze volgt. Wat moeten we in zo’n geval doen? Paulus zegt: „Het is goed geen vlees te eten noch wijn te drinken noch iets te doen waarover uw broeder struikelt” (Romeinen 14:14, 20, 21). Op die manier behoren wij „die sterk zijn, . . . de zwakheden te dragen van hen die niet sterk zijn en niet onszelf te behagen. Laat een ieder van ons zijn naaste behagen in datgene wat zijn opbouw ten goede komt” (Romeinen 15:1, 2). Als het geweten van een medechristen geweld aangedaan zou kunnen worden door wat wij doen, zal broederlijke liefde ons ertoe bewegen daar rekening mee te houden en onszelf beperkingen op te leggen. Een voorbeeld daarvan zou het gebruik van alcohol kunnen zijn. Een christen mag in bescheiden mate wijn drinken. Maar als zijn metgezel daarover zou kunnen struikelen, zal hij niet op zijn rechten staan.
16. Hoe zouden we rekening kunnen houden met de mensen in ons gebied?
16 Dit beginsel zou ook toegepast kunnen worden op ons doen en laten buiten de christelijke gemeente. Misschien wonen we in een streek waar de overheersende godsdienst haar aanhangers leert één dag van de week als een rustdag te bezien. Om onze buren niet tot struikelen te brengen en geen barrières voor de prediking op te werpen, zullen we het dan zo veel mogelijk vermijden op die dag iets te doen waaraan onze buren aanstoot zouden nemen. Een andere situatie is die waarbij een welgesteld christen verhuist om te gaan dienen waar de behoefte groter is en onder mensen terechtkomt die het arm hebben. Hij zou ervoor kunnen kiezen rekening met zijn nieuwe buren te houden door zich heel eenvoudig te kleden of door anderszins op bescheidener voet te leven dan hij zich financieel kan veroorloven.
17. Waarom is het redelijk om bij de keuzes die we maken rekening te houden met anderen?
17 Is het redelijk zulke aanpassingen te verwachten van degenen „die sterk zijn”? Laten we dat eens illustreren: Terwijl we op een grote weg rijden, zien we voor ons een paar kinderen gevaarlijk dicht langs de rijbaan lopen. Rijden we met de toegestane maximumsnelheid verder omdat we daar nu eenmaal het wettelijke recht toe hebben? Nee, we nemen gas terug om de kinderen niet in gevaar te brengen. Soms is zo’n zelfde bereidheid om gas terug te nemen, of toe te geven, wenselijk in onze relatie met onze geloofsgenoten of anderen. Misschien doen we iets waartoe we het volste recht hebben. Er worden geen bijbelse beginselen overtreden. Maar als we anderen zouden kunnen kwetsen of personen met een zwakker geweten schade zouden kunnen berokkenen, zal christelijke liefde ons ertoe bewegen geen risico’s te nemen (Romeinen 14:13, 15). De eenheid bewaren en de Koninkrijksbelangen bevorderen is belangrijker dan onze persoonlijke rechten laten gelden.
18, 19. (a) Hoe volgen we Jezus’ voorbeeld na als we rekening houden met anderen? (b) Waarin handelen we allemaal volkomen eensgezind, en wat wordt in het volgende artikel besproken?
18 Als we zo te werk gaan, volgen we het allerbeste voorbeeld na. Paulus zegt: „Ook de Christus heeft zichzelf niet behaagd, maar zoals er staat geschreven: ’De smaadheden van hen die u smaadden, zijn op mij gevallen.’” Jezus was bereid zijn leven voor ons te offeren. Dan zijn wij vast wel bereid enkele van onze rechten op te offeren als degenen „die niet sterk zijn” daardoor in staat zijn God in eenheid met ons te verheerlijken. Door een tolerante en inschikkelijke houding tegenover christenen met een zwakker geweten — of door onszelf vrijwillig beperkingen op te leggen in onze keuzes en niet op onze rechten te staan — geven we beslist blijk van „dezelfde geestesgesteldheid . . . die Christus Jezus bezat”. — Romeinen 15:1-5.
19 Hoewel onze meningen over zaken waarbij geen schriftuurlijke beginselen betrokken zijn enigszins uiteen kunnen lopen, handelen we in kwesties van aanbidding volkomen eensgezind (1 Korinthiërs 1:10). Die eenheid blijkt bijvoorbeeld uit onze reactie op personen die tegen de ware aanbidding gekant zijn. Gods Woord noemt zulke tegenstanders vreemden en waarschuwt ons op te passen voor „de stem van vreemden” (Johannes 10:5). Waaraan kunnen we zulke vreemden herkennen? Hoe moeten we op hen reageren? Op die vragen zal in het volgende artikel worden ingegaan.
[Voetnoot]
a Minderjarige kinderen laten zich op het gebied van kleding door de wensen van hun ouders leiden.
Hoe zou ons antwoord luiden?
• Waarom wordt de eenheid niet bedreigd als we in persoonlijke kwesties van mening verschillen?
• Waarom moeten we als christenen liefdevol rekening met elkaar houden?
• Wat zijn enkele manieren waarop we in deze tijd Paulus’ raad over eenheid kunnen toepassen, en wat zal ons daartoe motiveren?
[Illustratie op blz. 9]
Paulus’ raad over eenheid was heel belangrijk voor de gemeente
[Illustratie op blz. 10]
Christenen zijn ondanks hun uiteenlopende achtergronden eensgezind
[Illustratie op blz. 12]
Wat moet deze automobiliste nu doen?