Het christelijke Jubeljaar bereikt zijn hoogtepunt in het Millennium
1. Wat hebben de joden in de republiek Israël niet getracht in ere te herstellen, en waarom niet?
ZELFS in de (in 1948 gestichte) republiek Israël hebben de vele joden die van oordeel zijn dat zij onder de Mozaïsche wet staan, de viering van het Jubeljaar niet in ere hersteld. En er zouden vele complicaties optreden indien zij het probeerden. Grote economische problemen zouden het gevolg zijn, want er zijn eigendomsrechten bij betrokken. De republiek Israël heeft niet al het land in bezit dat door de 12 stammen uit de oudheid werd bewoond. Ook is er geen tempel met een hogepriester uit de stam Levi, want de gegevens waaruit zou moeten blijken tot welke stam iemand behoort, zijn verloren gegaan.
2. Hoe zijn sommige christenen al begonnen met de viering van een Jubeljaar dat door het Jubeljaar van het oude Israël werd afgeschaduwd?
2 Maar in hoeverre is dat van invloed op onze positie met betrekking tot de zegeningen van een jubeljaarviering? Wij herinneren ons dat het oude Jubeljaar een feestjaar van vrijheid was — Israëlieten die zichzelf als slaaf hadden verkocht, werden vrijgelaten en hun erfelijke grondbezit werd teruggegeven (Leviticus 25:8-54). In het vorige artikel zagen wij dat deze regeling eindigde toen in 33 G.T. het Mozaïsche wetsverbond ophield te bestaan (Romeinen 7:4, 6; 10:4). Toen trad er een nieuw verbond in werking, op grond waarvan God de zonden van gelovigen kon vergeven, hen met heilige geest kon zalven en hen kon aannemen als zonen met een hemelse bestemming (Hebreeën 10:15-18). Degenen die aldus voordeel trekken van deze regeling in verband met het nieuwe verbond vormen echter slechts een „kleine kudde” van 144.000 personen „die van de aarde zijn gekocht”. Hoe kunnen derhalve de miljoenen andere loyale christenen de door het Jubeljaar afgeschaduwde bevrijding deelachtig worden? — Lukas 12:32; Openbaring 14:1-4.
Een slachtoffer voor allen!
3. Hoe doeltreffend is Jezus’ slachtoffer en hoe lang blijven de voordelen ervan bestaan?
3 In voorchristelijke tijden duurden de voordelen van de jaarlijkse Verzoendag slechts één jaar. De voordelen van het loskoopoffer van de Heer Jezus Christus zijn van blijvende duur, ja, eeuwigdurend. Daarom hoeft de tegenbeeldige Hogepriester, Jezus, niet nogmaals mens te worden, als slachtoffer te sterven en vervolgens naar de hemel terug te keren ten einde elk jaar opnieuw de waarde van dat slachtoffer aan te bieden in het Allerheiligste van Jehovah God. Zoals de Schrift verklaart: „Christus, nu hij uit de doden is opgewekt, [sterft] niet meer . . .; de dood is geen meester meer over hem.” — Romeinen 6:9; Hebreeën 9:28.
4, 5. (a) Met welk resultaat is Jezus’ slachtoffer vanaf Pinksteren 33 G.T. aangewend? (b) Waaruit valt op te maken dat zijn slachtoffer op ruimere schaal zal worden aangewend?
4 Vandaar dat gelovigen die in de jaren vanaf Pinksteren 33 G.T. door de geest verwekte discipelen van de verheerlijkte Heer Jezus zijn geworden, het christelijke Jubeljaar zijn gaan vieren. Vanaf de tijd dat zij zijn „vrijgemaakt van de wet van de zonde en de dood” genieten zij een vrijheid die hun nieuwe kracht schenkt (Romeinen 8:1, 2). Ook hebben zij de christelijke boodschap bekendgemaakt opdat nog andere mensen vergeving van zonden kunnen verkrijgen, gezalfd kunnen worden en geestelijke zonen van God kunnen worden. Betekent dit echter dat iemand die niet tot die beperkte groep van 144.000 personen behoort, thans geen vreugdevolle bevrijding kan ervaren?
5 In dit verband zijn de woorden van apostel Paulus in Romeinen 8:19-21 veelbetekenend: „De vurige verwachting van de schepping wacht op het openbaar worden van de zonen Gods. Want de schepping werd aan ijdelheid onderworpen [daar ze zondig was en niet in staat de zonde uit te bannen].” Vervolgens beklemtoonde Paulus dat er „hoop [is] dat ook de schepping zelf vrijgemaakt zal worden van de slavernij des verderfs en de glorierijke vrijheid van de kinderen Gods zal hebben”. Die vrijheid is derhalve niet beperkt tot hen die „kinderen Gods” in de hemel worden. De bekende woorden uit Johannes 3:16 bevestigen dit. En zoals reeds werd opgemerkt, zei de gezalfde apostel Johannes dat Christus gestorven is „voor onze zonden, echter niet alleen voor de onze, maar ook voor die van de gehele wereld”. — 1 Johannes 2:2.
1919 — Een aanvankelijke bevrijding
6, 7. Wat voor bevrijding wordt er sinds 1919 uitgeroepen, en waarom vooral sindsdien?
6 In de tegenwoordige tijd verkondigen de gezalfden die het christelijke Jubeljaar vieren bevrijdend goed nieuws, vooral sedert 1919. ’Waarom vanaf die tijd?’ vraagt u zich wellicht af als u na dat jaar bent geboren. Laten wij eens zien, en daarbij in gedachte houden dat het gaat om bevrijding waarin u zich kunt verheugen.
7 Tientallen jaren vóór die tijd publiceerden Jehovah’s gezalfde getuigen bijbelse waarheden, zoals in de beroemde serie Schriftstudiën (1886-1917). Ook verspreidden zij vele informatieve brochures en traktaten. Gedurende de Eerste Wereldoorlog kwam er een periode van tegenstand, beproeving en zifting, en verslapten zij in hun activiteiten. Maar in 1919 ging het gezalfde overblijfsel met hernieuwde ijver voorwaarts om bijbelse waarheden bekend te maken. Evenals Jezus in 30 G.T. kon zeggen dat hij gezalfd was om „de gevangenen vrijlating te prediken en de blinden herstel van gezicht”, zo konden deze hedendaagse gezalfden dat ook zeggen. Na een bezielend congres van 1-7 september 1919a rukten zij krachtig op om waarheden te prediken waardoor talloze mensen werden bevrijd. — Lukas 4:18.
8, 9. In welke zin zijn velen vrijgemaakt, en welke hulpmiddelen zijn gebruikt om die bevrijding uit te roepen?
8 Beschouw bijvoorbeeld het hulpmiddel voor bijbelstudie De Harp Gods (Engels 1921; Nederlands 1932), waarin uiterst belangrijke waarheden werden voorgesteld als tien snaren van een harp. Het boek erkende dat „velen zijn . . . afgeschrikt van Bijbelonderzoek” door de leerstelling dat „de straf der boozen . . . een eeuwige pijniging of foltering in een hel van onuitblusschelijk vuur en zwavel was”. Lezers van dit boek, dat een oplaag van bijna 6.000.000 bereikte, vernamen dat deze leer „om vier onderscheiden en verschillende redenen niet waar [kon zijn]; (1) ze is onredelijk, (2) ze is onrechtvaardig; (3) ze is in strijd met de beginselen der liefde en (4) ze is geheel onbijbelsch”. U kunt u voorstellen hoe bevrijdend dat was voor mensen die opgegroeid waren met de vrees voor eeuwige foltering in de hel of smartelijk lijden in het vagevuur!
9 Ja, dank zij de ijverige prediking van bijbelse waarheid door deze gezalfden werden op de gehele aarde mensen bevrijd die in slavernij hadden verkeerd aan valse leerstellingen, bijgeloof en onschriftuurlijke gebruiken (zoals voorouderverering, angst voor spoken of boze geesten en financiële uitbuiting door de geestelijken). Alleen al uit de titel van sommige hulpmiddelen voor bijbelstudie blijkt de bevrijdende uitwerking die ze op miljoenen mensen hadden.b Zo zijn de woorden van Jezus waar gebleken toen hij zei dat zijn discipelen ’grotere werken zouden doen’ dan hij (Johannes 14:12). Vergeleken met het aanvankelijke geestelijke bevrijdingswerk dat Jezus deed door tot „de gevangenen vrijlating te prediken”, hebben Gods hedendaagse dienstknechten een veel grotere hoeveelheid werk verzet — zij hebben miljoenen mensen op heel de aarde bereikt.
10. Waarom mogen wij verwachten dat er nog een bevrijding op grotere schaal zal komen?
10 Vergeet echter niet dat in de eerste eeuw op de dag van het pinksterfeest in 33 G.T. een verdere bevrijding op gang kwam. Toen begon het christelijke Jubeljaar voor de „kleine kudde” die vergeving van zonden zou verkrijgen, waardoor de leden van die kudde „zonen Gods” in de hemel zouden worden. Hoe zit dat nu in onze tijd? Zouden de miljoenen andere toegewijde christenen bevrijd kunnen worden uit de slavernij aan zonde en aldus een groots Jubeljaar kunnen vieren? Ja, en de apostel Petrus gaf dat te kennen toen hij sprak over „de tijden van het herstel van alle dingen, waarover God bij monde van zijn heilige profeten van oudsher heeft gesproken”. — Handelingen 3:21.
Een Jubeljaar voor miljoenen
11. Hoe zinspeelt Leviticus hoofdstuk 25 erop dat wij kunnen uitzien naar een bevrijding die niet alleen voor het geestelijke Israël geldt?
11 Het is opmerkelijk dat de Israëlieten in Leviticus hoofdstuk 25 tweemaal herinnerd werden aan het feit dat zij vanuit Jehovah’s standpunt bezien zijn „slaven” waren, die hij uit Egypte had bevrijd (25 vers 42 en 55). In dit hoofdstuk over het Jubeljaar wordt ook gewag gemaakt van de „bijwoners” en de ’vreemdelingen die bij hen vertoeven’. Dezen vinden heden ten dage een parallel in de leden van de „grote schare” die samen met de geestelijke Israëlieten deelnemen aan het bekendmaken van het christelijke goede nieuws.
12. Welke vreugdevolle ontwikkeling vindt sedert 1935 voortgang?
12 Sedert 1935 heeft de „voortreffelijke herder” Jezus Christus ervoor gezorgd dat degenen die hij als „andere schapen” aanduidde, zich actief verbonden met het gezalfde overblijfsel. Hij moest hen „brengen”, en zij zouden „één kudde” vormen onder „één herder” (Johannes 10:16). Er zijn thans miljoenen van zulke „andere schapen”. Indien u tot die gelukkige menigte behoort, wordt u reeds rechtvaardig gerekend als een vriend van God, en ziet u er als een deel van de menselijke schepping naar uit om gedurende de komende „tijden van het herstel van alle dingen” op aarde te worden „vrijgemaakt . . . van de slavernij des verderfs”. Dit is geen misplaatste hoop. — Romeinen 8:19-21; Handelingen 3:20, 21.
13. Vooral van welke zegening die na de „grote verdrukking” zal komen, dienen wij nota te nemen?
13 Nadat de apostel Johannes 144.000 personen had gezien die zich als personen met een hemelse bestemming verheugen in de zegeningen van het christelijke Jubeljaar, beschreef hij een „grote schare” en zei: „Dezen zijn het die uit de grote verdrukking komen, en zij hebben hun lange gewaden gewassen en hebben ze wit gemaakt in het bloed van het Lam. Daarom zijn zij voor de troon van God; en zij verrichten dag en nacht heilige dienst voor hem in zijn tempel.” — Openbaring 7:14, 15.
14, 15. Waarom hebben de leden van de „grote schare” speciale reden om zich thans te verheugen?
14 Nu reeds, vóór de grote verdrukking, oefenen deze mensen geloof in het vergoten bloed van Christus en verheugen zij zich derhalve in de voordelen van zijn offerandelijke dood. Ook zijn zij verheugd dat zij uit Babylon de Grote zijn bevrijd, dat zij voor het aangezicht van Jehovah God een goed geweten hebben en dat zij het voorrecht genieten een aandeel te hebben aan de vervulling van Matthéüs 24:14 door het goede nieuws van het Koninkrijk te prediken voordat het einde komt.
15 Hoe staat het echter met het door de grote schare gekoesterde vooruitzicht op bevrijding van aangeboren zonde en onvolmaaktheid? Is de tijd daarvoor nabij? Wij hebben er goede redenen voor te geloven dat er onder ons nog steeds mensen zijn uit het mensengeslacht waarvan Jezus Christus heeft voorzegd dat het niet voorbij zou gaan totdat alle voorzegde dingen vervuld zouden zijn (Matthéüs 24:34). De grootse finale van „het besluit van het samenstel van dingen” moet daarom wel heel dichtbij zijn. — Matthéüs 24:3.
Geweldige hoogtepunten van het christelijke Jubeljaar
16. Waar bevinden wij ons in de verwezenlijking van Gods voornemen, en wat ligt er in het verschiet?
16 „De oorlog van de grote dag van God de Almachtige” nadert met rasse schreden, en zowel het overblijfsel van de „kleine kudde” als de „grote schare” getrouwe, loyale metgezellen van hen zullen hun rechtschapenheid jegens Jehovah God bewaren en zien ernaar uit door God beschermd te worden. Zij zien vol verwachting uit naar de verpletterende overwinning die Jehovah op alle vijandelijke krachten zal behalen, zodat hij gerechtvaardigd zal zijn als de Universele Soeverein. Wat zal dat een geweldige bekroning zijn van de christelijke vrijheid waarin zij zich verheugen! — Openbaring 16:14; 19:19-21; Habakuk 2:3.
17. Hoe zullen nog miljoenen mensen gedurende een groots Jubeljaar bevrijding ontvangen?
17 De regering van de zegevierende Koning Jezus Christus over de gereinigde aarde zal dan beginnen, terwijl Jehovah’s universele soevereiniteit opnieuw bevestigd is en Jezus Christus als Koning der koningen en Heer der heren de volledige heerschappij over de aarde in handen heeft. Dan zal hij ten behoeve van de miljoenen mensen, met inbegrip van degenen die uit de dood zijn opgewekt, de verdienste van zijn slachtoffer rechtstreeks aanwenden, mits zij geloof oefenen en gretig de vergeving van zonden aanvaarden waarin God door bemiddeling van Christus zal voorzien. Dit zal blijken uit het feit dat God ’elke traan uit hun ogen zal wegwissen, en de dood niet meer zal zijn, noch rouw, noch geschreeuw, noch pijn er meer zal zijn’ (Openbaring 21:3, 4). Als dat geen ware bevrijding is, wat dan wel?
18. Wat zal er, overeenkomstig een bepaald kenmerk van het oude Jubeljaar, in het nieuwe samenstel met de aarde gebeuren?
18 Bovendien zal de aarde niet meer door hebzuchtige personen, grote handelsondernemingen en menselijke regeringen beheerst, vervuild en geruïneerd worden (Openbaring 11:18). In plaats daarvan zal ze aan ware aanbidders worden teruggegeven. Zij zullen worden belast met de verrukkelijke taak een aandeel te hebben aan een letterlijke vervulling van Jesaja’s profetie: „Zij zullen stellig huizen bouwen en bewonen, en zij zullen stellig wijngaarden planten en hun vrucht eten. Zij zullen niet bouwen en iemand anders het bewonen; zij zullen niet planten en iemand anders ervan eten . . . Zij zullen niet voor niets zwoegen, noch zullen zij baren tot ontsteltenis, want zij zijn het nageslacht bestaande uit de gezegenden van Jehovah” (Jesaja 65:21-25). Aan het einde van de Duizendjarige Regering zullen alle sporen van overgeërfde zonde en onvolmaaktheid uitgewist zijn en zullen Gods loyalen op aarde het alles bekronende hoogtepunt vieren waarmee het Jubeljaar ten einde loopt. De door het Jubeljaar afgebeelde bevrijding zal dan dus tot stand zijn gebracht. — Efeziërs 1:10.
Na het in het Millennium bereikte hoogtepunt van het Jubeljaar
19, 20. Hoe zullen Satan en de demonen trachten de in het Millennium-Jubeljaar tot stand gebrachte zegeningen teniet te doen, maar wat zal de afloop zijn?
19 Openbaring 20:1-3 voorzegt dat Satan de Duivel, de heerser van de demonenhorden, gedurende de duizend jaar van Christus’ heerschappij over de mensheid, uitgeschakeld zal zijn. Wanneer de Duivel en zijn demonen aan het einde van het Millennium voor een korte tijd de gelegenheid krijgen te voorschijn te komen, zullen deze goddeloze geesten de aarde niet in de toestand zien waarin zij haar hebben achtergelaten, maar als een wereldomvattend paradijs van onbeschrijflijke schoonheid. Zij zullen zien dat de aarde wordt bewoond door de getrouwe „grote schare” en door de miljarden mensen die uit de dood zijn opgewekt en voor wie Jezus Christus als loskoopoffer is gestorven. Aan het einde van het Millennium zal het christelijke Jubeljaar hebben beantwoord aan zijn doel, namelijk de mensheid geheel en al te bevrijden van de gevolgen van zonde (Romeinen 8:21). Wat een duivelse schande zou het zijn indien iemand zou proberen die prachtige situatie te bederven! Maar met toestemming van de almachtige God zal de Duivel hiertoe een laatste poging wagen en wanhopig verbitterd zal hij toeslaan. Hierover staat in Openbaring 20:7-10, 14 geschreven:
20 „Zodra nu de duizend jaar geëindigd zijn, zal Satan uit zijn gevangenis worden losgelaten, en hij zal uitgaan om de natiën te misleiden die aan de vier hoeken van de aarde zijn, Gog en Magog, om hen tot de oorlog te verzamelen. Het aantal van hen is als het zand der zee. En zij trokken op over de breedte der aarde en omsingelden de legerplaats van de heiligen en de geliefde stad. Maar vuur daalde neer uit de hemel en verslond hen. En de Duivel, die hen misleidde, werd in het meer van vuur en zwavel geslingerd.”
21. Welke reactie van de zijde van de hemelse zonen Gods zal, nadat aan het einde van het Millennium het christelijke Jubeljaar geëindigd zal zijn, doen denken aan Job 38:7?
21 Overal zullen allen zich blijven verheugen in de ware vrijheid, die teweeggebracht is door de jubeljaarregeling; elk schepsel zal tot in alle eeuwigheid vrij zijn en Degene eren die als enige de naam Jehovah draagt, terwijl Jehovah ermee voortgaat zijn voornemens in het gehele universum te verwezenlijken (Psalm 83:18). Ten tijde van de schepping van de aarde, voordat de mensheid erop werd geplaatst, ’hieven de morgensterren te zamen een vreugdegeroep aan, en alle zonen Gods betuigden voorts juichend hun instemming’ bij dit prachtige gezicht (Job 38:7). Hoeveel te meer zullen zij dit doen wanneer zij de aarde bevolkt zien door mannen en vrouwen die hun algehele toewijding aan en rechtschapenheid jegens God de Almachtige hebben gedemonstreerd en bewezen.
22. Wat dient in overeenstemming met de aansporing in Psalm 150:1-6 onze houding te zijn?
22 Wanneer wij alle dingen aldus bezien in het stralend heldere licht dat op de Schrift wordt geworpen, kunnen wij niet anders dan spontaan meejubelen met de hemelen en hallelujah zeggen! Dit is de tot ons gerichte aansporing waarmee het boek Psalmen besluit: „Hallelujah. Looft God in zijn heiligdom, looft Hem in zijn machtig uitspansel; looft Hem om zijn machtige daden, looft Hem naar zijn geweldige grootheid. Looft Hem met bazuingeschal, looft Hem met harp en citer, looft Hem met tamboerijn en reidans, looft Hem met snarenspel en fluit, looft Hem met klinkende cimbalen, looft Hem met schallende cimbalen. Alles wat adem heeft, love den HERE. Hallelujah.” — Psalm 150:1-6, Nieuwe Vertaling van het Nederlands Bijbelgenootschap.
[Voetnoten]
a Op dat congres werd een nieuw tijdschrift vrijgegeven dat zou zijn „als een stem in de wildernis van verwarring, en dat ten doel had de nadering van het Gouden Tijdperk aan te kondigen”. Thans heet dit tijdschrift Ontwaakt!
b Millioenen nu levende Menschen zullen nimmer sterven! (1920); Bevrijding! (1926); Vrijheid voor de volken (1927); Vrijheid (1932); „De Waarheid Zal U Vrijmaken” (1943); Wat zegt de Schrift over een „voortbestaan na de dood”? (1955); Eeuwig leven — in de vrijheid van de zonen Gods (1966); De waarheid die tot eeuwig leven leidt (1968); The Path of Divine Truth Leading to Liberation (1980). (De getallen verwijzen naar het jaar waarin de publikatie in het Engels verscheen.)
Hoe zou u antwoorden?
◻ Waarvan werden Jezus’ discipelen op de dag van het pinksterfeest in 33 G.T. bevrijd, en wat begon daarmee voor hen?
◻ Waarom is er reden om een grotere bevrijding te verwachten dan er in de eerste eeuw heeft plaatsgevonden?
◻ Wat voor een bevrijding vindt er sedert 1919 voortgang?
◻ Hoe en wanneer zullen de „andere schapen” voordeel trekken van een groots Jubeljaar?
◻ Hoe zal de aarde er na het hoogtepunt van het Jubeljaar uitzien?
[Illustratie op blz. 25]
Vrijheid uitgeroepen te Cedar Point (VS), 1919
[Illustratie op blz. 26]
„Andere schapen” delen in de zegeningen van het Millennium-Jubeljaar