Bijbelboek nummer 2 — Exodus
Schrijver: Mozes
Waar geschreven: Wildernis
Geschrift voltooid: 1512 v.G.T.
Beschreven periode: 1657–1512 v.G.T.
1. (a) Wat zijn de hoogtepunten van Exodus? (b) Welke namen heeft Exodus gekregen, en van welk verslag is het een voortzetting?
DE AANGRIJPENDE verslagen van uitermate belangrijke tekenen en wonderen die Jehovah verrichtte toen hij zijn naamvolk van de kwellingen in Egypte bevrijdde, de manier waarop hij Israël als zijn speciale bezit tot „een koninkrijk van priesters en een heilige natie” organiseerde, en het begin van Israëls geschiedenis als een theocratische natie — dat zijn de hoogtepunten van het bijbelboek Exodus (Ex. 19:6). In het Hebreeuws wordt het Weʼelʹleh sjemōthʹ genoemd, wat „Dit nu zijn de namen” betekent, of eenvoudigweg Sjemōthʹ, „Namen”, naar de eerste woorden ervan. De huidige naam is afkomstig uit de Griekse Septuaginta, waarin het boek Exʹo·dos heet, hetgeen gelatiniseerd is tot Exodus, wat „Uittocht” of „Vertrek” betekent. Dat Exodus een voortzetting is van het verslag in Genesis blijkt uit de eerste woorden, „Dit nu” (letterlijk: „En dit”), en uit de hernieuwde opsomming van de namen van Jakobs zonen, die uit het vollediger verslag in Genesis 46:8-27 zijn overgenomen.
2. Wat onthult Exodus met betrekking tot de naam JEHOVAH?
2 Het boek Exodus openbaart Gods schitterende naam, JEHOVAH, in alle glans van de heerlijkheid en heiligheid van die naam. Toen God op het punt stond de diepe betekenis van zijn naam te demonstreren, zei hij tot Mozes: „IK ZAL BEWIJZEN TE ZIJN WAT IK ZAL BEWIJZEN TE ZIJN”, en hij voegde eraan toe dat hij tot Israël moest zeggen: „IK ZAL BEWIJZEN TE ZIJN [Hebreeuws: אהיה, ʼEh·jehʹ, van het Hebreeuwse werkwoord ha·jahʹ] heeft mij tot u gezonden.” De naam JEHOVAH (יהוה, JHWH) komt van het verwante Hebreeuwse werkwoord ha·wahʹ, „worden”, en betekent in werkelijkheid „Hij veroorzaakt te worden”. Door de machtige en vrees inboezemende daden die Jehovah vervolgens ten behoeve van zijn volk, Israël, tot stand bracht, werd die naam beslist verhoogd en met luisterrijke heerlijkheid bekleed, waardoor die tot een gedachtenis „van geslacht tot geslacht” werd gemaakt, tot de naam die tot in alle eeuwigheid geëerd moet worden. Het nuttigst van alle informatie in de Schrift is wel dat wij de wonderbaarlijke geschiedenis rondom deze naam kennen en dat wij aanbidding schenken aan de enige ware God, Degene die verklaart: „Ik ben Jehovah.”a — Ex. 3:14, 15; 6:6.
3. (a) Hoe weten wij dat Mozes de schrijver van Exodus was? (b) Wanneer werd Exodus geschreven, en welke periode wordt erin beschreven?
3 Mozes is de schrijver van Exodus, zoals te kennen wordt gegeven door het feit dat het deel twee van de Pentateuch is. Het boek zelf vermeldt drie gevallen waarin Mozes in opdracht van Jehovah een verslag schreef (17:14; 24:4; 34:27). Volgens de bijbelgeleerden Westcott en Hort wordt door Jezus en de schrijvers van de christelijke Griekse Geschriften meer dan 100 maal uit Exodus geciteerd of ernaar verwezen, zoals toen Jezus zei: „Heeft Mozes u niet de Wet gegeven?” Exodus werd in het jaar 1512 v.G.T., een jaar nadat de zonen van Israël Egypte hadden verlaten, in de wildernis van Sinaï geschreven. Het boek beschrijft een periode van 145 jaar, vanaf de dood van Jozef in 1657 v.G.T. tot de oprichting van de tabernakel van Jehovah’s aanbidding in 1512 v.G.T. — Joh. 7:19; Ex. 1:6; 40:17.
4, 5. Welk archeologisch bewijsmateriaal ondersteunt het verslag in Exodus?
4 In aanmerking genomen dat de in Exodus beschreven gebeurtenissen ongeveer 3500 jaar geleden plaatsvonden, bestaat er een verbazingwekkende hoeveelheid archeologisch en ander bewijsmateriaal buiten de bijbel om dat van de nauwkeurigheid van het verslag getuigt. In Exodus worden Egyptische namen op de juiste wijze gebruikt en de vermelde titels stemmen overeen met Egyptische inscripties. De archeologie toont dat het bij de Egyptenaren gebruikelijk was om buitenlanders toe te staan in Egypte te wonen maar zich van hen afgezonderd te houden. De wateren van de Nijl werden gebruikt om erin te baden, wat ons eraan herinnert dat Farao’s dochter daar baadde. Er zijn met stro en zonder stro gemaakte stenen gevonden. Bovendien bekleedden in de bloeitijd van Egypte magiërs een belangrijke positie. — Ex. 8:22; 2:5; 5:6, 7, 18; 7:11.
5 Monumenten laten zien dat de farao’s persoonlijk hun strijdwagens aanvoerden, en Exodus geeft te kennen dat de farao uit Mozes’ tijd deze gewoonte volgde. Hoe groot moet zijn vernedering zijn geweest! Maar hoe komt het dat oude Egyptische verslagen geen melding maken van het verblijf van de Israëlieten in hun land of van de rampspoed die Egypte trof? De archeologie heeft onthuld dat het de gewoonte was dat een nieuwe Egyptische dynastie alles in vroegere verslagen wat niet complimenteus was, uitwiste. Vernederende nederlagen werden nooit opgetekend. De slagen die de goden van Egypte — zoals de Nijlgod, de kikvorsgod en de zonnegod — moesten incasseren, slagen die deze valse goden van hun geloofwaardigheid beroofden en waardoor getoond werd dat Jehovah oppermachtig was, pasten natuurlijk niet in de annalen van een trotse natie. — 14:7-10; 15:4.b
6. Met welke plaatsen worden de vroege kampementen van de Israëlieten over het algemeen geïdentificeerd?
6 Doordat Mozes Jethro 40 jaar als herder diende, raakte hij goed bekend met de levensomstandigheden en de vindplaatsen van water en voedsel in dat gebied, zodat hij goed was toegerust om de uittocht uit Egypte te leiden. De precieze route van de uittocht kan in deze tijd niet met zekerheid worden nagegaan, aangezien de ligging van de verschillende in het verslag genoemde plaatsen niet exact kan worden vastgesteld. Mara, een van de vroege kampementen op het schiereiland Sinaï, wordt echter gewoonlijk geïdentificeerd met ʽAin Hawara, 80 km ten Z.Z.O. van het huidige Suez. Elim, de plaats van het tweede kampement, wordt van oudsher geïdentificeerd met de Wadi Garandel, ongeveer 88 km ten Z.Z.O. van Suez. Het is interessant dat deze huidige plaats bekendstaat als een oase met plantengroei en palmbomen, wat ons doet denken aan het bijbelse Elim, waar zich „twaalf waterbronnen en zeventig palmbomen” bevonden.c De authenticiteit van Mozes’ verslag staat of valt echter niet met een door archeologen bevestigde ligging van de verschillende plaatsen langs de route. — 15:23, 27.
7. Welk ander bewijsmateriaal, met inbegrip van de bouw van de tabernakel, bevestigt dat Exodus geïnspireerd is?
7 Het bericht over de bouw van de tabernakel op de vlakten voor de Sinaï strookt met de plaatselijke omstandigheden. Een geleerde verklaarde: „De tabernakel behoort wat zijn vorm, structuur en materialen betreft, in alle opzichten tot de wildernis. Het voor de bouw gebruikte hout is daar rijkelijk voorhanden.”d Of het nu om namen, gewoonten, religie, plaatsen, geografie of materialen gaat, de opeenhoping van bewijzen buiten de bijbel om bevestigt het geïnspireerde Exodusverslag, dat thans ongeveer 3500 jaar oud is.
8. Waaruit blijkt dat Exodus als een geïnspireerd en nuttig boek met de rest van de Schrift verweven is?
8 Andere bijbelschrijvers verwezen voortdurend naar Exodus, waaruit blijkt dat het boek profetische betekenis en waarde heeft. Ruim 900 jaar later schreef Jeremia over „de ware God, de grote, de sterke God, wiens naam Jehovah der legerscharen is,” die zijn volk, Israël, „met tekenen en met wonderen en met een sterke hand en met een uitgestrekte arm en met grote vreeswekkendheid” uit Egypte leidde (Jer. 32:18-21). Meer dan 1500 jaar later baseerde Stefanus veel van het bezielende getuigenis dat tot zijn martelaarschap leidde, op de inlichtingen in Exodus (Hand. 7:17-44). In Hebreeën 11:23-29 wordt het leven van Mozes ons als een voorbeeld van geloof voor ogen gesteld, en wanneer Paulus voorbeelden en waarschuwingen voor ons in deze tijd geeft, verwijst hij ook vaak naar Exodus (Hand. 13:17; 1 Kor. 10:1-4, 11, 12; 2 Kor. 3:7-16). Dit alles helpt ons te beseffen hoe de delen van de bijbel met elkaar verweven zijn, waarbij elk onderdeel een nuttige bijdrage levert tot de openbaring van Jehovah’s voornemen.
DE INHOUD VAN EXODUS
9. Onder welke omstandigheden wordt Mozes geboren en grootgebracht?
9 Jehovah stelt Mozes aan en legt de nadruk op Zijn eigen Gedenknaam (1:1–4:31). Na de namen te hebben opgesomd van de zonen van Israël die naar Egypte zijn gekomen, vermeldt Exodus vervolgens de dood van Jozef. Na verloop van tijd staat er een nieuwe koning op over Egypte. Wanneer hij ziet dat de Israëlieten ’zich blijven vermenigvuldigen en in zeer buitengewone mate machtiger worden’, neemt hij onderdrukkende maatregelen, waaronder dwangarbeid, en probeert hij Israëls mannelijke bevolking te reduceren door het bevel uit te vaardigen dat alle pasgeboren mannelijke kinderen gedood moeten worden (1:7). Onder deze omstandigheden wordt aan een Israëliet uit het huis van Levi een zoon geboren. Dit kind is het derde in het gezin. Wanneer hij drie maanden oud is, verbergt zijn moeder hem in een arkje van papyrus tussen het riet aan de oever van de Nijl. Hij wordt door de dochter van Farao gevonden, die genegenheid voor de jongen opvat en hem adopteert. Zijn eigen moeder wordt zijn voedster, met het gevolg dat hij in een Israëlitisch gezin opgroeit. Later wordt hij naar Farao’s hof gebracht. Hij wordt Mozes genoemd, wat „Uitgetrokken [dat wil zeggen, uit het water gered]” betekent. — Ex. 2:10; Hand. 7:17-22.
10. Welke gebeurtenissen leiden ertoe dat Mozes voor een speciale dienst wordt aangesteld?
10 Deze Mozes stelt belang in het welzijn van zijn mede-Israëlieten. Hij doodt een Egyptenaar omdat deze een Israëliet mishandelt. Als gevolg hiervan moet hij vluchten, en zo komt hij in het land Midian. Daar trouwt hij met Zippora, de dochter van Jethro, de priester van Midian. Na verloop van tijd wordt Mozes vader van twee zonen, Gersom en Eliëzer. Dan, wanneer Mozes 80 jaar is en hij 40 jaar in de wildernis heeft doorgebracht, wordt hij door Jehovah aangesteld om een speciale dienst in het belang van de heiliging van Jehovah’s naam te verrichten. Terwijl Mozes op een dag bij de Horeb, „de berg van de ware God”, Jethro’s kleinvee weidt, ziet hij een doornbos dat in brand staat maar niet verteerd wordt. Wanneer hij op onderzoek uitgaat, richt een engel van Jehovah het woord tot hem en stelt hem in kennis van Gods voornemen Zijn volk, „de zonen van Israël, uit Egypte” te leiden (Ex. 3:1, 10). Mozes zal bij de bevrijding van Israël uit Egyptische slavernij als Jehovah’s werktuig worden gebruikt. — Hand. 7:23-35.
11. In welke speciale betekenis maakt Jehovah nu zijn naam bekend?
11 Mozes vraagt dan hoe hij God tegenover de zonen van Israël moet identificeren. Nu maakt Jehovah voor het eerst de werkelijke betekenis van zijn naam bekend, door die met zijn specifieke voornemen in verband te brengen en tot een gedachtenis te maken. „Dit dient gij tot de zonen van Israël te zeggen: ’IK ZAL BEWIJZEN TE ZIJN heeft mij tot u gezonden . . . Jehovah, de God van uw voorvaders, de God van Abraham, de God van Isaäk en de God van Jakob, heeft mij tot u gezonden.’” Zijn naam, Jehovah, identificeert hem als degene die zal veroorzaken dat zijn voornemens in verband met zijn naamvolk verwezenlijkt worden. Aan dit volk, de nakomelingen van Abraham, zal hij het land geven dat hun voorvaders beloofd werd, „een land vloeiende van melk en honing”. — Ex. 3:14, 15, 17.
12. Wat legt Jehovah Mozes uit met betrekking tot de bevrijding van de Israëlieten, en hoe denkt het volk over de tekenen?
12 Jehovah legt Mozes uit dat de koning van Egypte de Israëlieten niet in vrijheid zal laten heengaan maar dat Hij Egypte eerst met al Zijn wonderdaden zal moeten slaan. Mozes krijgt zijn broer, Aäron, als woordvoerder toegewezen en zij ontvangen drie tekenen die zij kunnen verrichten om de Israëlieten ervan te overtuigen dat zij in de naam van Jehovah komen. Onderweg naar Egypte moet Mozes’ zoon worden besneden om te voorkomen dat er iemand in het gezin sterft, hetgeen Mozes aan Gods vereisten herinnert (Gen. 17:14). Mozes en Aäron vergaderen de oudere mannen van de zonen van Israël en stellen hen in kennis van Jehovah’s voornemen hen uit Egypte te leiden en naar het Beloofde Land te brengen. Zij verrichten de tekenen en het volk stelt er geloof in.
13. Wat is het gevolg van Mozes’ eerste ontmoeting met Farao?
13 De slagen die Egypte worden toegebracht (5:1–10:29). Mozes en Aäron gaan nu naar Farao en maken bekend dat Jehovah, de God van Israël, heeft gezegd: „Zend mijn volk heen.” Op minachtende toon antwoordt de trotse Farao: „Wie is Jehovah, zodat ik zijn stem zou gehoorzamen en Israël zou heenzenden? Ik ken Jehovah in het geheel niet, en daarbij komt nog dat ik Israël niet zal heenzenden” (5:1, 2). In plaats van de Israëlieten te laten gaan, legt hij hun een zwaardere taak op. Jehovah hernieuwt zijn beloften van bevrijding echter en brengt ze weer in verband met de heiliging van zijn naam: „Ik ben Jehovah, . . . ik zal inderdaad bewijzen u tot God te zijn . . . Ik ben Jehovah.” — 6:6-8.
14. Hoe worden de Egyptenaren gedwongen „de vinger van God” te erkennen?
14 Het teken dat Mozes voor Farao verricht doordat hij Aäron zijn staf laat neerwerpen, die dan in een grote slang verandert, wordt door de magie-beoefenende priesters van Egypte nagebootst. Hoewel hun slangen door Aärons grote slang worden verslonden, wordt Farao’s hart toch onvermurwbaar. Jehovah brengt Egypte nu achtereenvolgens tien zware slagen toe. Eerst veranderen de Nijl en alle andere wateren van Egypte in bloed. Dan worden de Egyptenaren geteisterd door een kikvorsenplaag. Deze twee slagen worden door de magie-beoefenende priesters nagebootst, maar dit is niet het geval met de derde slag, die van muggen op mens en dier. De priesters van Egypte moeten erkennen dat dit „de vinger van God” is. Farao wil Israël echter niet heenzenden. — 8:19.
15. Welke slagen treffen alleen de Egyptenaren, en alleen waarom laat Jehovah Farao bestaan?
15 De eerste drie slagen komen zowel over de Egyptenaren als over de Israëlieten, maar vanaf de vierde plaag worden alleen de Egyptenaren geteisterd en staat Israël duidelijk onder Jehovah’s bescherming. De vierde plaag bestaat in dichte zwermen steekvliegen. Dan komt er een pestilentie over al het vee van Egypte, gevolgd door zweren met blaren op mens en dier, zodat zelfs de magie-beoefenende priesters niet voor Mozes kunnen blijven staan. Jehovah laat Farao’s hart weer verstokt worden en zegt door bemiddeling van Mozes tot hem: „Maar hiertoe juist heb ik u laten bestaan, om u mijn kracht te tonen en ten einde mijn naam over de gehele aarde te laten bekendmaken” (9:16). Dan kondigt Mozes Farao de volgende slag aan, „een zeer zware hagel”, en hier vermeldt de bijbel voor het eerst dat sommigen onder Farao’s dienaren Jehovah’s woord vrezen en dienovereenkomstig handelen. De achtste en de negende slag — een invasie van sprinkhanen en een diepe duisternis — volgen elkaar snel op en de verstokte, woedende Farao bedreigt Mozes met de dood als hij zou trachten zijn aangezicht nog eens te zien. — 9:18.
16. Wat gebiedt Jehovah met betrekking tot het Pascha en het feest der ongezuurde broden?
16 Het Pascha en het slaan van de eerstgeborenen (11:1–13:16). Jehovah verklaart nu: „Nog één plaag zal ik over Farao en Egypte brengen” — de dood van de eerstgeborenen (11:1). Hij verordent dat de maand Abib voor Israël de eerste der maanden moet zijn. Op de 10de dag moeten zij een lam of een geit nemen — een mannetje van een jaar oud, onbesmet — en op de 14de dag moeten zij het doden. Die avond moeten zij het bloed van het dier nemen en daarmee de twee deurposten en de bovendorpel van de deur bespatten; vervolgens moeten zij binnenshuis blijven en het geroosterde dier, waarvan niet één been gebroken mag worden, eten. Er mag geen zuurdeeg in huis zijn, en zij moeten in haast eten, aangekleed en klaar om weg te trekken. Het Pascha moet ter gedachtenis dienen: een feest voor Jehovah in al hun geslachten. Het moet worden gevolgd door het zeven dagen durende feest der ongezuurde broden. Hun zonen moeten uitvoerig in de betekenis van dit alles onderricht worden. (Later geeft Jehovah verdere instructies in verband met deze feesten en gebiedt hij dat alle tot Israël behorende mannelijke eerstgeborenen, zowel onder de mensen als onder de dieren, aan hem geheiligd moeten worden.)
17. Welke gebeurtenissen kenmerken dit als een nacht die herdacht moet worden?
17 Israël doet zoals Jehovah gebiedt. Dan slaat de ramp toe! Te middernacht doodt Jehovah alle eerstgeborenen van Egypte, terwijl hij aan de eerstgeborenen van Israël voorbijgaat en hen bevrijdt. „Gaat weg uit het midden van mijn volk”, schreeuwt Farao. En ’de Egyptenaren dringen er sterk bij het volk op aan’ snel te vertrekken (12:31, 33). De Israëlieten vertrekken niet met lege handen, want zij vragen en ontvangen van de Egyptenaren zilveren en gouden voorwerpen en kledingstukken. Zij trekken in slagorde geschaard uit Egypte, ten getale van 600.000 fysiek sterke mannen, te zamen met hun gezinnen en een groot gemengd gezelschap van niet-Israëlieten, en met een talrijke veestapel. Dit kenmerkt het einde van een periode van 430 jaar vanaf het tijdstip dat Abraham de Eufraat overtrok om het land Kanaän binnen te gaan. Dit is beslist een nacht die herdacht moet worden. — Ex. 12:40, tweede voetnoot; Gal. 3:17.
18. Hoe bereikt de heiliging van Jehovah’s naam bij de Rode Zee een hoogtepunt?
18 Jehovah’s naam bij de Rode Zee geheiligd (13:17–15:21). Jehovah leidt Israël overdag in een wolkkolom en ’s nachts in een vuurzuil en voert hen zo via Sukkoth het land uit. Weer wordt Farao halsstarrig; hij jaagt hen met zijn uitgelezen strijdwagens na en heeft hen, zo denkt hij, bij de Rode Zee in de val. Mozes stelt het volk gerust met de woorden: „Weest niet bevreesd. Staat vast en ziet de redding van Jehovah, die hij vandaag voor u zal bewerken” (14:13). Jehovah doet de zee dan teruggaan en vormt een vluchtcorridor, waar Mozes de Israëlieten veilig doorheen leidt naar de oostelijke oever. Farao’s machtige legerscharen stormen erin, hen achterna, met als enig resultaat dat zij in de val lopen en in de terugkerende wateren verdrinken. Wat bereikt de heiliging van Jehovah’s naam hier een hoogtepunt! Welk een grootse reden om zich in hem te verheugen! Die vreugde wordt vervolgens in het eerste grote overwinningslied van de bijbel tot uitdrukking gebracht: „Laat mij zingen voor Jehovah, want hoog is hij verheven geworden. Het paard en zijn berijder heeft hij in de zee gestort. Mijn sterkte en mijn macht is Jah, want hij dient mij tot redding. . . . Jehovah zal als koning regeren tot onbepaalde tijd, ja, voor eeuwig.” — 15:1, 2, 18.
19. Welke gebeurtenissen spelen zich onderweg naar de Sinaï af?
19 Jehovah sluit het Wetsverbond bij de Sinaï (15:22–34:35). Door Jehovah geleid, trekt Israël in een aantal etappen naar de Sinaï, de berg van de ware God. Als het volk murmureert over het bittere water te Mara, maakt Jehovah het zoet voor hen. Als zij wederom klagen, ditmaal over het gebrek aan vlees en brood, voorziet hij hen ’s avonds van kwartels, terwijl ’s ochtends het zoetige manna als dauw op de grond ligt. De volgende 40 jaar zal dit manna de Israëlieten tot brood dienen. Bovendien geeft Jehovah voor het eerst in de geschiedenis het gebod een rustdag, of sabbat, in acht te nemen, om welke reden hij de Israëlieten op de zesde dag tweemaal zoveel manna laat oprapen en op de zevende dag niets verschaft. Ook te Rafidim voorziet hij hen van water, en hij strijdt voor hen tegen Amalek, terwijl hij Mozes Zijn vonnis laat optekenen dat Amalek volkomen uitgeroeid zal worden.
20. Hoe komt er een betere organisatie tot stand?
20 Dan brengt Mozes’ schoonvader, Jethro, hem zijn vrouw en twee zonen. Nu is de tijd gekomen om alles in Israël beter te organiseren, en Jethro verschaft goede, praktische raad. Hij adviseert Mozes om niet zelf de gehele vracht te dragen maar bekwame, godvrezende mannen aan te stellen die als oversten over 1000, 100, 50 en 10 moeten rechtspreken over het volk. Mozes doet dit, zodat hem van nu af aan alleen nog de moeilijke zaken worden voorgelegd.
21. Welke belofte doet Jehovah vervolgens, maar op welke voorwaarden?
21 Nog geen drie maanden na de uittocht uit Egypte legert Israël zich in de wildernis van Sinaï. Hier belooft Jehovah: „Nu dan, indien gij mijn stem strikt zult gehoorzamen en mijn verbond inderdaad zult onderhouden, dan zult gij stellig uit alle andere volken mijn speciale bezit worden, want de gehele aarde behoort mij toe. En gíj zult mij een koninkrijk van priesters en een heilige natie worden.” Het volk belooft plechtig: „Alles wat Jehovah gesproken heeft, zijn wij bereid te doen” (19:5, 6, 8). Na een periode van heiliging voor Israël daalt Jehovah op de derde dag op de berg neer, zodat deze rookt en beeft.
22. (a) Welke geboden bevatten de Tien Woorden? (b) Welke andere rechterlijke beslissingen worden Israël voorgehouden, en hoe wordt de natie in het Wetsverbond opgenomen?
22 Hierna geeft Jehovah de Tien Woorden of Tien Geboden. Deze leggen de nadruk op exclusieve toewijding aan Jehovah, terwijl andere goden, beeldenaanbidding en het op onwaardige wijze opnemen van Jehovah’s naam worden verboden. De Israëlieten krijgen het gebod zes dagen dienst te verrichten en daarna een sabbat voor Jehovah te houden, alsook hun vader en moeder te eren. Wetten tegen moord, overspel, diefstal, het afleggen van valse verklaringen en begerigheid maken de Tien Woorden compleet. Vervolgens houdt Jehovah hun rechterlijke beslissingen voor, voorschriften voor de nieuwe natie, die handelen over slavernij, mishandeling, letsel, schadevergoeding, diefstal, brandschade, valse aanbidding, verleiding, een slechte behandeling van weduwen en wezen, leningen en vele andere aangelegenheden. Er worden sabbatwetten gegeven, en er worden drie jaarlijkse feesten voor de aanbidding van Jehovah ingesteld. Vervolgens schrijft Mozes de woorden van Jehovah op, er worden offers gebracht en de helft van het bloed wordt op het altaar gesprenkeld. Het boek van het verbond wordt het volk voorgelezen, en nadat zij nogmaals hun bereidheid om te gehoorzamen hebben bevestigd, wordt de rest van het bloed op het boek en op het gehele volk gesprenkeld. Aldus sluit Jehovah door de middelaar, Mozes, het Wetsverbond met Israël. — Hebr. 9:19, 20.
23. Welke voorschriften verschaft Jehovah Mozes op de berg?
23 Mozes klimt dan de berg op naar Jehovah om de Wet in ontvangst te nemen. In de loop van 40 dagen en nachten krijgt hij veel voorschriften aangaande de materialen voor de tabernakel, de details van het interieur, minutieuze specificaties voor de tabernakel zelf en het ontwerp voor de priesterklederen, met inbegrip van de plaat van zuiver goud, met daarop de inscriptie: „Heiligheid behoort Jehovah toe”, op Aärons tulband. Tot in bijzonderheden wordt de installatie en de dienst van de priesterschap beschreven, en Mozes wordt eraan herinnerd dat de sabbat „tot onbepaalde tijd” een teken zal zijn tussen Jehovah en de zonen van Israël. Vervolgens worden Mozes de twee tafelen der Getuigenis overhandigd, die door de ’vinger Gods’ zijn beschreven. — Ex. 28:36; 31:17, 18.
24. (a) Welke zonde begaat het volk, en met welk gevolg? (b) Hoe openbaart Jehovah vervolgens zijn naam en heerlijkheid aan Mozes?
24 Intussen wordt het volk ongeduldig en vraagt het Aäron een god te maken die voor hen uit zal gaan. Aäron doet dit door een gouden kalf te vervaardigen, dat door het volk op wat hij „een feest voor Jehovah” noemt, wordt aanbeden (Ex. 32:5). Jehovah spreekt erover Israël uit te roeien, maar Mozes komt voor hen tussenbeide, hoewel hij zelf in laaiende woede de tafelen verbrijzelt. De zonen van Levi komen nu op voor de zuivere aanbidding en slachten 3000 van de luidruchtige feestvierders af. Bovendien brengt Jehovah een plaag over hen. Nadat Mozes God heeft gesmeekt zijn volk te blijven leiden, wordt hem gezegd dat hij een vluchtige blik op Gods heerlijkheid mag werpen en krijgt hij de opdracht twee nieuwe tafelen uit te houwen waarop Jehovah nogmaals de Tien Woorden zal schrijven. Wanneer Mozes voor de tweede maal de berg beklimt, gaat Jehovah ertoe over de naam van Jehovah aan hem bekend te maken terwijl Hij voorbijgaat: „Jehovah, Jehovah, een God barmhartig en goedgunstig, langzaam tot toorn en overvloedig in liefderijke goedheid en waarheid, die liefderijke goedheid bewaart voor duizenden” (34:6, 7). Dan noemt hij de bepalingen van zijn verbond, en Mozes schrijft ze op zoals wij ze heden ten dage in Exodus kunnen lezen. Wanneer Mozes van de berg Sinaï afdaalt, zendt de huid van zijn aangezicht stralen uit vanwege Jehovah’s geopenbaarde heerlijkheid. Bijgevolg moet hij zijn gezicht sluieren. — 2 Kor. 3:7-11.
25. Wat verhaalt het verslag over de tabernakel en de verdere manifestatie van Jehovah’s heerlijkheid?
25 De bouw van de tabernakel (35:1–40:38). Mozes roept Israël dan bijeen en brengt hun Jehovah’s woorden over, waarbij hij hun vertelt dat de gewilligen van hart het voorrecht hebben bijdragen voor de tabernakel te geven en de wijzen van hart het voorrecht er werk aan te verrichten. Al spoedig wordt aan Mozes bericht: „Het volk brengt veel meer dan nodig is ten dienste van het werk dat Jehovah geboden heeft te doen” (36:5). Onder Mozes’ leiding gaan met Jehovah’s geest vervulde werklieden ertoe over de tabernakel met al zijn toebehoren te vervaardigen, terwijl zij ook alle klederen voor de priesters maken. Eén jaar na de uittocht uit Egypte wordt de tabernakel voltooid en op de vlakte voor de berg Sinaï opgericht. Jehovah geeft blijk van zijn goedkeuring door de tent der samenkomst met zijn wolk te bedekken en de tabernakel met zijn heerlijkheid te vervullen, zodat Mozes de tent niet kan binnengaan. Deze zelfde wolk overdag en een vuur ’s nachts geven te kennen dat Jehovah zijn volk op al hun omzwervingen leidt. Het is dan het jaar 1512 v.G.T., en hier eindigt het verslag van Exodus, nu de naam van Jehovah door de wonderwerken die Hij in het belang van Israël heeft verricht, op glorierijke wijze geheiligd is.
WAAROM NUTTIG
26. (a) Hoe verschaft Exodus ons een vast fundament voor geloof in Jehovah? (b) Hoe versterken verwijzingen naar Exodus in de christelijke Griekse Geschriften ons geloof?
26 Exodus is bij uitstek het boek dat Jehovah openbaart als de grote Bevrijder en Organisator en de Vervuller van zijn schitterende voornemens, terwijl het ons tevens een vast fundament verschaft voor ons geloof in hem. Dit geloof wordt versterkt wanneer wij in de christelijke Griekse Geschriften de vele verwijzingen naar Exodus bestuderen, die de aandacht vestigen op de vervulling van vele kenmerken van het Wetsverbond, de zekerheid van een opstanding, Jehovah’s voorziening om zijn volk in het leven te houden, precedenten voor christelijke hulpverlening, raad betreffende consideratie voor ouders, de vereisten voor het verwerven van leven, en de wijze waarop het vergeldingsrecht moet worden bezien. De Wet werd ten slotte samengevat in twee geboden betreffende het betonen van liefde voor God en de naaste. — Matth. 22:32 — Ex. 4:5; Joh. 6:31-35 en 2 Kor. 8:15 — Ex. 16:4, 18; Matth. 15:4 en Ef. 6:2 — Ex. 20:12; Matth. 5:26, 38, 39 — Ex. 21:24; Matth. 22:37-40.
27. Van welk nut voor een christen is het historische verslag in Exodus?
27 In Hebreeën 11:23-29 lezen wij over het geloof van Mozes en zijn ouders. Door geloof verliet hij Egypte, door geloof vierde hij het Pascha en door geloof leidde hij Israël door de Rode Zee. De Israëlieten werden in Mozes gedoopt en aten geestelijk voedsel en dronken geestelijke drank. Zij zagen uit naar de geestelijke rots, ofte wel Christus, maar toch genoten zij niet Gods goedkeuring, want zij stelden God op de proef en werden afgodendienaars, hoereerders en murmureerders. Paulus verklaart dat hierin een toepassing ligt voor christenen in deze tijd: „Deze dingen nu bleven hun overkomen als voorbeelden en ze werden opgeschreven tot een waarschuwing voor ons, tot wie de einden van de samenstelsels van dingen gekomen zijn. Wie daarom denkt te staan, moet oppassen dat hij niet valt.” — 1 Kor. 10:1-12; Hebr. 3:7-13.
28. Hoe zijn de schaduwen van de Wet en het paschalam vervuld?
28 Veel van de diepe geestelijke betekenis van Exodus, te zamen met de profetische toepassing ervan, is te vinden in Paulus’ geschriften, in het bijzonder in hoofdstuk 9 en 10 van Hebreeën. „Want aangezien de Wet een schaduw heeft van de toekomstige goede dingen, maar niet het wezen van de dingen zelf, kunnen mensen nimmer met dezelfde slachtoffers die zij voortdurend van jaar tot jaar brengen, degenen die toetreden, tot volmaaktheid brengen” (Hebr. 10:1). Wij stellen er daarom belang in de schaduw te kennen en de werkelijkheid te begrijpen. Christus „heeft voor altijd één slachtoffer voor zonden gebracht”. Hij wordt beschreven als „het Lam Gods”. Net als in het voorbeeld werd niet één been van dit „Lam” gebroken. De apostel Paulus merkt op: „Christus, ons Pascha, is . . . geslacht. Laten wij het feest daarom niet met oud zuurdeeg vieren, noch met zuurdeeg van slechtheid en goddeloosheid, maar met ongezuurde broden van oprechtheid en waarheid.” — Hebr. 10:12; Joh. 1:29 en 19:36 — Ex. 12:46; 1 Kor. 5:7, 8 — Ex. 23:15.
29. (a) Stel het Wetsverbond tegenover het nieuwe verbond. (b) Welke slachtoffers brengen geestelijke Israëlieten God nu?
29 Jezus werd de Middelaar van een nieuw verbond, zoals Mozes de middelaar van het Wetsverbond was geweest. Het contrast tussen deze verbonden wordt ook duidelijk verklaard door de apostel Paulus, die zegt dat het ’met de hand geschreven document, hetwelk uit verordeningen bestond,’ door Jezus’ dood aan de martelpaal uit de weg is geruimd. De uit de doden opgewekte Jezus is als Hogepriester „een openbare dienaar van de heilige plaats en van de ware tent, die door Jehovah en niet door een mens is opgericht”. De priesters die onder de Wet stonden, verrichtten „heilige dienst in een voorafbeelding en een schaduw van de hemelse dingen”, naar het model dat door Mozes werd gegeven. „Maar nu heeft Jezus een uitnemender openbare dienst verkregen, zodat hij ook de middelaar van een dienovereenkomstig beter verbond is, dat wettelijk bevestigd is op betere beloften.” Het oude verbond raakte verouderd en werd weggedaan als een reglement dat de dood toedient. Van de joden die dit niet begrijpen, wordt gezegd dat hun waarnemingsvermogen afgestompt is, maar de gelovigen die beseffen dat het geestelijke Israël onder een nieuw verbond is gekomen, kunnen „met ongesluierde aangezichten de heerlijkheid van Jehovah gelijk spiegels weerkaatsen”, daar zij als dienaren ervan voldoende bekwaam zijn gemaakt. Met een gereinigd geweten kunnen zij hun eigen „slachtoffer van lof brengen, namelijk de vrucht der lippen die zijn naam in het openbaar bekendmaken”. — Kol. 2:14; Hebr. 8:1-6, 13; 2 Kor. 3:6-18; Hebr. 13:15; Ex. 34:27-35.
30. Wat werd door de bevrijding van Israël en de verheerlijking van Jehovah’s naam in Egypte afgeschaduwd?
30 Exodus verheerlijkt Jehovah’s naam en soevereiniteit door vooruit te wijzen naar een grootse bevrijding van de christelijke natie van het geestelijke Israël, tot wie wordt gezegd: „Gij zijt ’een uitverkoren geslacht, een koninklijke priesterschap, een heilige natie, een volk tot een speciaal bezit, opdat gij alom de voortreffelijkheden zoudt bekendmaken’ van degene die u uit de duisternis heeft geroepen tot zijn wonderbaar licht. Want eens waart gij geen volk, maar nu zijt gij Gods volk.” Jehovah’s macht, zoals die duidelijk blijkt uit het feit dat hij zijn geestelijke Israël uit de wereld bijeenbrengt teneinde zijn naam te verheerlijken, is niet minder wonderbaarlijk dan de macht die hij ten behoeve van zijn volk in het oude Egypte tentoonspreidde. Door Farao te laten bestaan om hem Zijn kracht te tonen en opdat Zijn naam bekendgemaakt zou worden, gaf Jehovah profetisch te kennen dat door bemiddeling van Zijn christelijke getuigen een nog veel groter getuigenis tot stand zou worden gebracht. — 1 Petr. 2:9, 10; Rom. 9:17; Openb. 12:17.
31. Waarnaar wordt in Exodus vooruitgewezen met betrekking tot een koninkrijk en Jehovah’s tegenwoordigheid?
31 Aldus kunnen wij aan de hand van de Schrift zeggen dat de onder Mozes gevormde natie een voorafschaduwing was van een nieuwe natie onder Christus en een koninkrijk dat nooit geschokt zal worden. Met het oog hierop worden wij aangemoedigd „heilige dienst voor God [te] verrichten . . . met godvruchtige vrees en ontzag”. Zoals Jehovah’s tegenwoordigheid de tabernakel in de wildernis overdekte, belooft hij ook eeuwig aanwezig te zijn bij hen die hem vrezen: „Zie! De tent van God is bij de mensen, en hij zal bij hen verblijven, en zij zullen zijn volken zijn. En God zelf zal bij hen zijn. . . . Schrijf, want deze woorden zijn getrouw en waarachtig.” Exodus vormt beslist een essentieel en nuttig onderdeel van het bijbelse verslag. — Ex. 19:16-19 — Hebr. 12:18-29; Ex. 40:34 — Openb. 21:3, 5.
[Voetnoten]
a Exodus 3:14, voetnoot; Hulp tot begrip van de bijbel, blz. 704, 705.
b Insight on the Scriptures, Deel 1, blz. 532, 535; Archaeology and Bible History, 1964, J. P. Free, blz. 98.
c Insight on the Scriptures, Deel 1, blz. 540, 541.
d Exodus, 1874, F. C. Cook, blz. 247.