Een brief van het Besturende Lichaam
Geliefde broeders en zusters,
WAT is het een genoegen jullie te schrijven! Wij willen jullie prijzen voor de liefde en zelfopoffering die jullie aan de dag blijven leggen. Jullie zullen uit dit Jaarboek kunnen vernemen dat er het afgelopen dienstjaar veel goeds tot stand is gebracht. We hebben opnieuw meer dan een miljard uur aan het predikings- en onderwijzingswerk besteed, waarbij we de mensen rechtstreeks aanmoedigen dicht tot Jehovah te naderen. Is het geen eer om medewerkers van onze glorierijke God en hemelse Vader te zijn? — 1 Kor. 3:9.
Terwijl wij naar het voor ons liggende werk kijken, zijn wij ervan overtuigd dat jullie de ijver en het geloof van Gods dienstknechten zullen blijven navolgen waarover we in het bijbelse verslag kunnen lezen. De apostel Paulus bijvoorbeeld wilde graag zo doeltreffend mogelijk zijn in het bevorderen van de Koninkrijksbelangen. Kennelijk schreef hij gedurende het laatste jaar van zijn verblijf in Efeze zijn eerste brief aan de christelijke gemeente in Korinthe. Over zijn onmiddellijke plannen schreef hij: „Tot het pinksterfeest blijf ik . . . in Efeze, want er is een grote deur die tot activiteit leidt voor mij geopend, maar er zijn veel tegenstanders.” — 1 Kor. 16:8, 9.
Paulus was van plan geweest naar Macedonië en Korinthe te reizen. Hij bespeurde echter een gelegenheid om nuttig werk te doen door een poosje in Efeze te blijven. Paulus was plooibaar; hij zag op de plek waar hij was een gunstige situatie waarin hij de Koninkrijksbelangen kon bevorderen, dus wijzigde hij zijn schema dienovereenkomstig. Er was een grote deur die tot activiteit leidt voor hem geopend en Paulus greep de gelegenheid graag aan erdoor naar binnen te gaan.
Dit te doen zou heel wat werk vergen — zowel het goede nieuws prediken als de gemeente in Efeze opbouwen. Tot de oudere mannen van de gemeente in die stad zei Paulus later: „Ik [heb] mij er niet van . . . weerhouden u al wat nuttig was te vertellen en u in het openbaar en van huis tot huis te onderwijzen. Doch ik heb zowel aan joden als aan Grieken grondig getuigenis afgelegd omtrent berouw jegens God en geloof in onze Heer Jezus.” — Hand. 20:20, 21.
Evenzo hebben velen van jullie, geliefde broeders en zusters, gelegenheden aangegrepen die zich aan jullie hebben voorgedaan. Het afgelopen dienstjaar hebben gemiddeld 798.938 verkondigers hun aangelegenheden zo kunnen regelen dat ze aan de een of andere vorm van pioniersdienst konden deelnemen. Sommigen van jullie zijn naar de einden der aarde gereisd om als zendelingen te dienen. Jullie verbreiden ijverig het goede nieuws en bouwen gemeenten op. Anderen onder jullie hebben een vreemde taal geleerd zodat jullie anderstaligen kunnen helpen die in jullie omgeving wonen. Weer anderen hebben hun aangelegenheden zo geregeld dat ze niet-toegewezen gebied kunnen bewerken of kunnen dienen waar de behoefte groter is. Sommigen hebben zelfs ontdekt dat er een deur tot activiteit is geopend op school, op het werk of in andere situaties waar een doeltreffend getuigenis gegeven kon worden, zoals via de telefoon. Ervaringen van over heel de wereld bevestigen dat Gods dienstknechten, jong en oud, eropuit zijn gelegenheden te zoeken en die vinden om de kennis der waarheid met mensen overal te delen.
Wees ervan verzekerd dat Jehovah jullie inspanningen ziet en zeer waardeert. De bijbel zegt: „God is niet onrechtvaardig, zodat hij uw werk en de liefde die gij voor zijn naam hebt getoond . . ., zou vergeten” (Hebr. 6:10). Blijf alert op gelegenheden die jullie in staat stellen de zuivere aanbidding te bevorderen. Sommigen onder jullie kunnen hun dienst wellicht uitbreiden. Wij allen kunnen ernaar streven onze bediening doeltreffender te maken.
We vervullen onze predikingsopdracht niet zonder tegenstand. Bedenk dat Paulus na zijn opmerking dat er een grote deur tot activiteit voor hem was geopend, schreef: „Er zijn veel tegenstanders.” Voor Paulus bestonden die tegenstanders uit zowel joden als niet-joden, van wie sommigen hem openlijk aanvielen en anderen sluw tegen hem samenzwoeren. — Hand. 19:24-28; 20:18, 19.
We hebben in deze tijd met een soortgelijke situatie te maken. Omdat we de vernietiging van dit goddeloze samenstel naderen, verwachten we toegenomen tegenstand. Satan heeft „grote toorn”, en die toorn is vooral gericht tegen degenen die God dienen (Openb. 12:12). Vergeet nooit dat Satan „de heerser van de wereld” is. Jezus zei tegen zijn discipelen: „Als gij een deel van de wereld zoudt zijn, zou de wereld ten zeerste gesteld zijn op wat haar toebehoort. Omdat gij nu geen deel van de wereld zijt, maar ik u uit de wereld heb uitgekozen, daarom haat de wereld u.” — Joh. 14:30; 15:19.
We zijn vastbesloten niet toe te laten dat wie dan ook ons geloof in God verzwakt of ons ertoe brengt het kalmer aan te gaan doen in ons predikingswerk. We weten dat men ons zal blijven aanvallen en tegen ons zal blijven samenzweren. Toch gaan we ermee voort het goede nieuws van het Koninkrijk te prediken, vol vertrouwen dat Jezus op Jehovah’s bestemde tijd Satan en zijn horden zal verbrijzelen. De apostel Paulus liet zich door tegenstanders niet het zwijgen opleggen, en Jehovah’s dienstknechten in deze tijd doen dat evenmin. In weerwil van Satans woede en de haat van de wereld is Jehovah’s geest krachtig werkzaam onder Zijn volk. Wat een vreugde te weten dat het aantal verkondigers van het goede nieuws een nieuw hoogtepunt van 6.304.645 heeft bereikt!
Het is onze bede dat jullie gelegenheden blijven benutten om de belangen van Jehovah’s luisterrijke koninkrijk te bevorderen. Wees verzekerd van onze liefdevolle belangstelling voor jullie persoonlijk terwijl we „schouder aan schouder” dienst verrichten voor de Allerhoogste God, Jehovah. — Zef. 3:9.
Jullie broeders,
Het Besturende Lichaam van Jehovah’s Getuigen