Zeg je ’ja’ en toch ’nee’?
Neem het volgende scenario: Een ouderling die lid is van een ziekenhuiscontactcomité heeft een velddienstafspraak met een jonge broeder voor zondagmorgen. Die ochtend krijgt de ouderling een dringend telefoontje van een broeder wiens vrouw net een auto-ongeluk heeft gehad en met spoed naar het ziekenhuis is gebracht. Hij vraagt de ouderling om hem te helpen een arts te vinden die haar zonder bloed kan opereren. Omdat de ouderling het gezin graag wil helpen en bijstaan in deze noodsituatie zegt hij zijn velddienstafspraak met de jonge broeder af.
Of neem een ander scenario: Een alleenstaande moeder met twee dochters wordt door een echtpaar in de gemeente uitgenodigd voor een gezellig avondje. Als ze de kinderen erover vertelt, beginnen hun ogen te stralen. Ze kijken echt naar die avond uit. Maar de dag ervoor zegt het echtpaar de afspraak af omdat er iets tussen is gekomen. Later komt de moeder erachter wat de reden was. Nadat het echtpaar haar had gevraagd, hadden ze zelf van vrienden de uitnodiging gekregen om op die avond bij hen langs te komen, en daar waren ze op ingegaan.
Als christenen moeten we ons natuurlijk aan ons woord houden. Het mag nooit zo zijn dat we als het ware ja en toch nee zeggen (2 Kor. 1:18). Maar zoals de twee voorbeelden laten zien, zijn niet alle situaties gelijk. Er zijn misschien momenten waarop we geen andere keus lijken te hebben dan een afspraak af te zeggen. Ook Paulus maakte dat een keer mee.
PAULUS BESCHULDIGD VAN ONBETROUWBAARHEID
In het jaar 55 was Paulus tijdens zijn derde zendingsreis in Efeze. Hij was van plan de Egeïsche Zee over te steken om naar Korinthe te gaan en vandaaruit naar Macedonië te reizen. En op de terugweg naar Jeruzalem wilde hij de gemeente in Korinthe voor de tweede keer bezoeken, kennelijk om hun liefdevolle gave voor de broeders in Jeruzalem op te halen (1 Kor. 16:3). Dat blijkt uit 2 Korinthiërs 1:15, 16, waar staat: „Met dit vertrouwen daarom was ik reeds eerder van plan naar u toe te komen, opdat gij een tweede gelegenheid tot vreugde zoudt hebben, en om na een kort oponthoud bij u naar Macedonië te gaan en van Macedonië bij u terug te komen en een eindweegs door u vergezeld te worden naar Judea.”
Het lijkt erop dat Paulus de broeders en zusters in Korinthe in een eerdere brief over zijn plan had verteld (1 Kor. 5:9). Maar kort nadat hij die brief had geschreven, had hij via „de huisgenoten van Chloë” gehoord dat er ernstige onenigheden waren in de gemeente (1 Kor. 1:10, 11). Hij besloot zijn oorspronkelijke plan om te gooien en schreef de brief die we nu kennen als 1 Korinthiërs. Daarin geeft Paulus liefdevolle raad en correctie. Hij schreef ook dat hij zijn reisschema had aangepast en eerst naar Macedonië zou gaan en daarna naar Korinthea (1 Kor. 16:5, 6).
Het lijkt erop dat toen de broeders in Korinthe zijn brief ontvingen, sommigen van de „superfijne apostelen” in die gemeente hem ervan beschuldigden dat hij onbetrouwbaar was of dat hij zijn beloften niet nakwam. Om zichzelf te verdedigen, vroeg Paulus: „Nu dan, toen ik zulk een plan had, gaf ik mij toch niet aan lichtvaardigheid over? Of neem ik mij de dingen die ik mij voorneem, overeenkomstig het vlees voor, opdat het bij mij ’Ja, Ja’ en ’Neen, Neen’ zou zijn?” — 2 Kor. 1:17; 11:5.
We kunnen ons afvragen: maakte Paulus zich in deze situatie echt schuldig aan „lichtvaardigheid”? Natuurlijk niet! Het woord dat vertaald is met „lichtvaardigheid” brengt het idee over van onbetrouwbaarheid, alsof iemand zich niet aan zijn beloften houdt. De retorische vraag van Paulus „neem ik mij de dingen die ik mij voorneem, overeenkomstig het vlees voor?” had de Korinthiërs moeten helpen in te zien dat zijn beslissing om zijn plannen te wijzigen geen gevolg was van onbetrouwbaarheid.
Paulus sprak de beschuldiging met klem tegen: „Maar God staat er borg voor dat ons tot u gerichte woord niet Ja en toch Neen is” (2 Kor. 1:18). Hij had de belangen van zijn broeders en zusters in Korinthe op het oog toen hij zijn plannen aanpaste. In 2 Korinthiërs 1:23 lezen we dat hij dat had gedaan om ze „te sparen”. Daarmee had hij ze de gelegenheid gegeven om dingen recht te zetten voordat hij bij ze zou zijn. En dat deden ze. Toen Paulus in Macedonië was, hoorde hij van Titus dat ze door zijn brief inderdaad hun fouten hadden ingezien en berouw hadden gekregen, en dat gaf hem veel vreugde (2 Kor. 6:11; 7:5-7).
JEZUS IS DE WAARBORG
Toen de „superfijne apostelen” Paulus ervan beschuldigden dat hij zich niet aan zijn woord hield, kunnen ze daarmee bedoeld hebben dat zijn predikingswerk dus ook niet te vertrouwen was. Maar Paulus herinnerde de Korinthiërs eraan dat hij Jezus Christus tot ze had gepredikt. „De Zoon van God, Christus Jezus, die door bemiddeling van ons, dat wil zeggen door bemiddeling van mij en Silvanus en Timotheüs, onder u werd gepredikt, is niet Ja en toch Neen geworden, maar in zijn geval is Ja, Ja geworden” (2 Kor. 1:19). Was Paulus’ voorbeeld, Jezus Christus, in enig opzicht onbetrouwbaar? Nee! Tijdens zijn leven en bediening op aarde sprak hij altijd de waarheid (Joh. 14:6; 18:37). Als Jezus’ prediking volledig waar en betrouwbaar was en Paulus dezelfde boodschap verkondigde, dan was de prediking van Paulus ook betrouwbaar.
Natuurlijk is Jehovah „de God der waarheid” (Ps. 31:5). Dat blijkt uit wat Paulus daarna schrijft: „Ongeacht hoe vele Gods beloften zijn, ze zijn Ja geworden door tussenkomst van hem”, dat wil zeggen door Christus. Omdat Jezus volmaakt trouw bleef toen hij op aarde was, kunnen we er zeker van zijn dat Jehovah’s beloften betrouwbaar zijn. Paulus gaat verder: „Daarom wordt ook door bemiddeling van hem [Jezus] het ’Amen’ gezegd, tot heerlijkheid van God door bemiddeling van ons” (2 Kor. 1:20). Jezus is de persoonlijke waarborg of het „Amen” dat elke belofte die Jehovah doet, uit zal komen.
In navolging van Jehovah en Jezus, die altijd de waarheid spreken, meende Paulus altijd wat hij zei (2 Kor. 1:19). Hij was niet onbetrouwbaar, iemand die „overeenkomstig het vlees” beloften deed (2 Kor. 1:17). In plaats daarvan liet hij zich door Gods geest leiden (Gal. 5:16). In zijn omgang met anderen had hij altijd hun belangen op het oog. Zijn ja betekende ja!
BETEKENT JOUW JA OOK JA?
In deze tijd is het voor mensen die niet naar Bijbelse principes leven heel gewoon om dingen te beloven die ze vervolgens niet nakomen als zich een klein probleem voordoet of als er een betere optie lijkt te zijn. In de zakenwereld betekent ja niet altijd ja, zelfs niet als iets zwart op wit staat. Veel mensen zien het huwelijk, een overeenkomst tussen twee personen, niet meer als een levenslange verbintenis. Het snel stijgende echtscheidingscijfer toont aan dat velen het huwelijk zien als een tijdelijke overeenkomst die makkelijk verbroken kan worden (2 Tim. 3:1, 2).
Hoe zit het met jou? Betekent jouw ja ook ja? Zoals blijkt uit de inleiding van dit artikel kan het gebeuren dat je een afspraak moet afzeggen, niet omdat je onbetrouwbaar bent, maar vanwege omstandigheden waarop je geen invloed hebt. Maar als je als christen iets belooft of een verbintenis aangaat, moet je echt alles doen om je eraan te houden (Ps. 15:4; Matth. 5:37). Als je dat doet, zul je bekend komen te staan als betrouwbaar, iemand die zich aan zijn woord houdt, iemand die altijd de waarheid spreekt (Ef. 4:15, 25; Jak. 5:12). Wanneer mensen beseffen dat je in het dagelijks leven te vertrouwen bent, kan het zijn dat ze eerder naar je zullen luisteren als je met ze over Gods Koninkrijk praat. Zorg er daarom voor dat je ja ook echt ja betekent!
a Niet lang nadat Paulus 1 Korinthiërs had geschreven, reisde hij inderdaad via Troas naar Macedonië, waar hij 2 Korinthiërs schreef (2 Kor. 2:12; 7:5). Later bezocht hij Korinthe wel.