Jehovah heeft blijmoedige gevers lief
„Laat een ieder doen zoals hij in zijn hart heeft besloten, niet met tegenzin of onder dwang, want God heeft een blijmoedige gever lief.” — 2 KORINTHIËRS 9:7.
1. Hoe zijn God en Christus blijmoedige gevers geweest?
JEHOVAH was de eerste blijmoedige gever. Met vreugde gaf hij leven aan zijn eniggeboren Zoon en gebruikte hij hem om de engelen en de mensheid tot bestaan te brengen (Spreuken 8:30, 31; Kolossenzen 1:13-17). God gaf ons leven en adem en alle dingen, met inbegrip van regens uit de hemel en vruchtbare tijden, onze harten met vrolijkheid vervullend (Handelingen 14:17; 17:25). Ja, zowel God als zijn Zoon, Jezus Christus, zijn blijmoedige gevers. Zij geven graag, met een onzelfzuchtige geest. Jehovah had de wereld der mensheid zozeer lief dat „hij zijn eniggeboren Zoon heeft gegeven, opdat een ieder die geloof oefent in hem, niet vernietigd zou worden, maar eeuwig leven zou hebben”. En Jezus gaf zonder enige terughoudendheid ’zijn ziel als een losprijs in ruil voor velen’. — Johannes 3:16; Mattheüs 20:28.
2. Wat voor gever heeft God volgens Paulus lief?
2 Dienstknechten van God en Christus dienen daarom blijmoedige gevers te zijn. Tot een dergelijk geven werd aangemoedigd in de tweede brief van de apostel Paulus aan christenen in Korinthe, geschreven omstreeks 55 G.T. Kennelijk doelend op vrijwillige en niet-publiekelijke geldelijke schenkingen die speciaal werden gedaan om behoeftige christenen in Jeruzalem en Judea te helpen, zei Paulus: „Laat een ieder doen zoals hij in zijn hart heeft besloten, niet met tegenzin of onder dwang, want God heeft een blijmoedige gever lief” (2 Korinthiërs 9:7; Romeinen 15:26; 1 Korinthiërs 16:1, 2; Galaten 2:10). Hoe heeft Gods volk gereageerd op gelegenheden om te geven? En wat kunnen wij leren van Paulus’ raad betreffende geven?
Door gewillige harten ertoe gedrongen
3. In welke mate ondersteunden de Israëlieten de bouw van de tabernakel voor Jehovah’s aanbidding?
3 Gewillige harten zetten Gods volk ertoe aan om van hun tijd en hun middelen te geven ter ondersteuning van het goddelijke voornemen. De Israëlieten in Mozes’ dagen ondersteunden bijvoorbeeld vreugdevol de bouw van de tabernakel voor Jehovah’s aanbidding. De harten van sommige vrouwen drongen hen geitehaar te spinnen, terwijl bepaalde mannen zich als kunsthandwerkers beschikbaar stelden. Vreugdevol gaf het volk goud, zilver, hout, linnen en andere zaken als een vrijwillige „bijdrage voor Jehovah” (Exodus 35:4-35). Zij waren zo edelmoedig dat de geschonken materialen ’genoeg bleken te zijn voor al het werk dat gedaan moest worden, ja, meer dan genoeg’. — Exodus 36:4-7.
4. Met welke instelling gaven David en anderen bijdragen voor de tempel?
4 Eeuwen later schonk koning David een bijzonder grote bijdrage voor de tempel van Jehovah die door zijn zoon Salomo gebouwd zou worden. Aangezien David ’een welgevallen had in het huis van God’, gaf hij zijn ’speciale bezit’ van goud en zilver. Vorsten en oversten en anderen ’vulden hun hand met een geschenk voor Jehovah’. Met welke uitwerking? Welnu, „het volk gaf uiting aan verheuging over hun schenking van vrijwillige gaven, want met een onverdeeld hart schonken zij vrijwillige gaven aan Jehovah”! (1 Kronieken 29:3-9) Zij waren blijmoedige gevers.
5. Hoe ondersteunden de Israëlieten eeuwenlang de ware aanbidding?
5 Vele eeuwen lang hadden de Israëlieten het voorrecht de tabernakel, de latere tempels en de priesterlijke en levitische diensten die er verricht werden, te ondersteunen. In Nehemia’s tijd bijvoorbeeld besloten de joden bijdragen te geven om de zuivere aanbidding te onderhouden, in het besef dat zij Gods huis niet mochten veronachtzamen (Nehemia 10:32-39). Op soortgelijke wijze geven Jehovah’s Getuigen in deze tijd blijmoedig vrijwillige bijdragen om vergaderplaatsen te bouwen en te onderhouden en de ware aanbidding te ondersteunen.
6. Geef voorbeelden van blijmoedig geven door christenen.
6 Vroege christenen waren blijmoedige gevers. Gajus bijvoorbeeld deed „een getrouw werk” door gastvrij te zijn voor degenen die ten behoeve van de belangen van het Koninkrijk reisden, net zoals Jehovah’s Getuigen in deze tijd gastvrijheid betonen aan reizende opzieners die nu door het Wachttoren-, Bijbel- en Traktaatgenootschap worden uitgezonden (3 Johannes 5-8). Het kost iets om deze broeders naar gemeenten te laten reizen en om gastvrijheid aan hen te betonen, maar wat levert het niet een geestelijke voordelen op! — Romeinen 1:11, 12.
7. Hoe gebruikten de Filippenzen hun materiële middelen?
7 Gemeenten als geheel hebben hun materiële middelen gebruikt om de Koninkrijksbelangen te bevorderen. Paulus vertelde gelovigen in Filippi bijvoorbeeld: „Zelfs in Thessalonika hebt gij mij zowel een eerste als een tweede maal iets voor mijn behoefte gezonden. Niet dat ik de gave ernstig zoek, maar ik zoek ernstig de vrucht die het tegoed op uw rekening doet aangroeien” (Filippenzen 4:15-17). De Filippenzen gaven blijmoedig, maar welke factoren zetten tot zulk blijmoedig geven aan?
Wat zet tot blijmoedig geven aan?
8. Hoe zou u bewijzen dat Gods geest zijn volk ertoe beweegt blijmoedige gevers te zijn?
8 Jehovah’s heilige geest of werkzame kracht beweegt zijn volk ertoe blijmoedige gevers te zijn. Toen Judese christenen in nood verkeerden, bewoog Gods geest andere gelovigen ertoe hen in materieel opzicht te helpen. Om christenen in Korinthe aan te moedigen in verband met dergelijke schenkingen hun uiterste best te doen, noemde Paulus het voorbeeld van de gemeenten in Macedonië. Hoewel Macedonische gelovigen vervolging en armoede meemaakten, toonden zij broederlijke liefde door boven hun werkelijke vermogen te geven. Zij smeekten zelfs om het voorrecht te mogen geven! (2 Korinthiërs 8:1-5) Gods zaak hangt niet uitsluitend van de schenkingen van de welgestelden af (Jakobus 2:5). Zijn in materieel opzicht arme maar toegewijde dienstknechten zijn de belangrijkste steunpilaar geweest in het financieren van de Koninkrijksprediking (Mattheüs 24:14). Toch ondervinden zij geen nadelige gevolgen van hun edelmoedigheid, want God zorgt zonder mankeren voor de behoeften van zijn volk in dit werk, en de kracht achter de voortzetting en toename ervan is zijn geest.
9. Hoe staan geloof, kennis en liefde met blijmoedig geven in verband?
9 Blijmoedig geven wordt gemotiveerd door geloof, kennis en liefde. Paulus zei: „Moogt gij [Korinthiërs] . . ., evenals gij in alles overvloedig zijt, in geloof en woord en kennis en alle ernst en in deze liefde van ons voor u, ook overvloedig zijn in dit weldadige geven. Ik zeg u dit niet bij wijze van bevel, maar met het oog op de ernst van anderen en om de echtheid van uw liefde te toetsen” (2 Korinthiërs 8:7, 8). Aan Jehovah’s zaak bijdragen, vooral wanneer de gever slechts over beperkte middelen beschikt, vereist geloof in Gods toekomstige voorzieningen. Christenen die overvloedig zijn in kennis, willen Jehovah’s voornemen dienen, en degenen die overvloedig zijn in liefde voor hem en zijn volk, gebruiken blijmoedig hun middelen om zijn zaak te bevorderen.
10. Waarom kan er gezegd worden dat Jezus’ voorbeeld christenen motiveert tot blijmoedig geven?
10 Jezus’ voorbeeld beweegt christenen tot blijmoedig geven. Na er bij de Korinthiërs op aangedrongen te hebben uit liefde te geven, zei Paulus: „Gij kent de onverdiende goedheid van onze Heer Jezus Christus, dat hij, hoewel hij rijk was, ter wille van u arm is geworden, opdat gij door zijn armoede rijk zoudt worden” (2 Korinthiërs 8:9). In de hemel rijker dan enige andere zoon van God, heeft Jezus zich van dat alles ontledigd en menselijk leven aangenomen (Filippenzen 2:5-8). Door op deze onzelfzuchtige manier arm te worden, droeg Jezus echter bij tot de heiliging van Jehovah’s naam en legde hij zijn leven neer als een loskoopoffer ten behoeve van mensen die dat wilden aanvaarden. Dienen wij niet, in harmonie met Jezus’ voorbeeld, blijmoedig te geven om anderen te helpen en bij te dragen tot de heiliging van Jehovah’s naam?
11, 12. Hoe kan een goede planning ons tot blijmoedige gevers maken?
11 Een goede planning maakt blijmoedig geven mogelijk. Paulus zei de Korinthiërs: „Laat een ieder van u op elke eerste dag van de week in zijn eigen huis iets opzij leggen en opsparen, naargelang hij voorspoed heeft, opdat er niet pas inzamelingen gehouden zullen worden wanneer ik gekomen ben” (1 Korinthiërs 16:1, 2). Op soortgelijke vrijwillige wijze, in de privé-sfeer, zouden degenen die schenkingen zouden willen doen om in deze tijd het Koninkrijkswerk te bevorderen, er goed aan doen iets van hun inkomen voor dat doel opzij te leggen. Als resultaat van zo’n goede planning kunnen individuele Getuigen, gezinnen en gemeenten schenkingen doen om de ware aanbidding te bevorderen.
12 Plannen voor bijdragen ten uitvoer leggen, zal ons blijmoedig doen zijn. Zoals Jezus zei, ’is het gelukkiger te geven dan te ontvangen’ (Handelingen 20:35). De Korinthiërs konden dus hun vreugde doen toenemen door gehoor te geven aan Paulus’ raad hun een jaar voordien opgevatte plan om gelden naar Jeruzalem te sturen, ten uitvoer te brengen. „[Het is] vooral aanvaardbaar naar hetgeen men heeft, niet naar hetgeen men niet heeft”, zei hij. Wanneer iemand bijdragen schenkt naar wat hij heeft, moeten die heel waardevol worden geacht. Als wij op God vertrouwen, kan hij gelijkheid tot stand brengen zodat zij die veel hebben, edelmoedig zijn en niet verkwistend, en degenen die weinig hebben, niet zo te kort komen dat het hun kracht en vermogen om hem te dienen, vermindert. — 2 Korinthiërs 8:10-15.
Zorgvuldig beheer van de giften
13. Waarom konden de Korinthiërs vertrouwen hebben in Paulus’ toezicht op de schenkingen?
13 Hoewel Paulus toezicht uitoefende op de regeling van schenkingen om behoeftige gelovigen in materieel opzicht verlichting te schenken en het hun mogelijk te maken energieker aan het predikingswerk deel te nemen, werd er noch door hem noch door anderen iets van de gelden afgenomen als betaling voor hun diensten (2 Korinthiërs 8:16-24; 12:17, 18). Paulus werkte om in zijn eigen behoeften te voorzien in plaats van welke gemeente maar ook financiële lasten op te leggen (1 Korinthiërs 4:12; 2 Thessalonicenzen 3:8). Toen de Korinthiërs schenkingen aan hem overdroegen, vertrouwden zij die dus toe aan een betrouwbare, hardwerkende dienstknecht van God.
14. Welk bericht heeft het Wachttorengenootschap opgebouwd ten aanzien van het gebruik van schenkingen?
14 Sinds het Wachttoren-, Bijbel- en Traktaatgenootschap in 1884 rechtspersoonlijkheid kreeg, hebben personen die bijdragen schonken, de bewijzen gehad dat het een betrouwbare beheerder is van alle schenkingen die er ten behoeve van Jehovah’s Koninkrijkswerk aan worden toevertrouwd. Volgens het charter streeft het Genootschap ernaar de grootste behoefte van alle mensen te vervullen, namelijk de behoefte aan geestelijke dingen. Dit wordt gedaan in de vorm van bijbelse lectuur en bijbels onderricht aangaande de manier om redding te verwerven. In deze tijd is Jehovah de bijeenvergadering van met schapen te vergelijken mensen in zijn zich uitbreidende organisatie aan het versnellen, en zijn zegen op het verstandige gebruik van schenkingen in de Koninkrijksprediking vormt een duidelijk bewijs van goddelijke goedkeuring (Jesaja 60:8, 22). Wij hebben het vertrouwen dat hij ermee zal voortgaan de harten van blijmoedige gevers te motiveren.
15. Waarom heeft dit tijdschrift het soms over schenkingen?
15 Het Genootschap gebruikt een enkele keer de kolommen van dit tijdschrift om lezers te attenderen op hun voorrecht vrijwillige bijdragen te geven voor de wereldwijde Koninkrijksprediking. Dit is geen kwestie van vragen om geld, maar een herinnering voor allen die de wens hebben ondersteuning te geven aan „het heilige werk van het goede nieuws” naar de mate dat God hun voorspoed schenkt (Romeinen 15:16; 3 Johannes 2). Het Genootschap gebruikt al het geld dat gegeven wordt, zo economisch mogelijk om Jehovah’s naam en koninkrijk bekend te maken. Alle bijdragen worden dankbaar aanvaard, bevestigd en gebruikt om het goede nieuws van Gods koninkrijk te verbreiden. Hiermee worden bijvoorbeeld in veel landen de activiteiten van zendelingen ondersteund, en er worden drukkerijfaciliteiten die onmisbaar zijn voor het verbreiden van bijbelse kennis, mee onderhouden en uitgebreid. Verder worden bijdragen aan het wereldwijde werk gebruikt om de stijgende kosten te dekken van het produceren van bijbels en op de bijbel gerichte publikaties alsook cassettebandjes en videobanden. Op zo’n manier worden de Koninkrijksbelangen door blijmoedige gevers bevorderd.
Niet onder dwang
16. Waarom worden, hoewel maar weinigen van Jehovah’s Getuigen materieel rijk zijn, hun bijdragen gewaardeerd?
16 Weinig getuigen van Jehovah zijn materieel rijk. Hoewel zij wellicht bescheiden bedragen geven om de Koninkrijksbelangen te bevorderen, zijn hun schenkingen toch betekenisvol. Toen Jezus een behoeftige weduwe twee muntjes van geringe waarde in een tempelschatkist zag werpen, zei hij: „Deze weduwe heeft, ofschoon zij arm is, er meer in geworpen dan zij allen. Want al dezen [anderen die bijdragen schonken] hebben er van wat zij over hadden, gaven in geworpen, maar deze vrouw heeft er van haar gebrek alles wat zij voor haar levensonderhoud bezat, in geworpen” (Lukas 21:1-4). Hoewel haar gave gering was, was zij een blijmoedige gever — en haar bijdrage werd gewaardeerd.
17, 18. Wat is de essentie van Paulus’ woorden in 2 Korinthiërs 9:7, en wat wordt te kennen gegeven door het Griekse woord dat met ’blijmoedig’ vertaald is?
17 Betreffende het reliefwerk ten behoeve van Judese christenen zei Paulus: „Laat een ieder doen zoals hij in zijn hart heeft besloten, niet met tegenzin of onder dwang, want God heeft een blijmoedige gever lief” (2 Korinthiërs 9:7). De apostel kan hebben gezinspeeld op een deel van Spreuken 22:8 in de Septuaginta-versie, die luidt: „God zegent een blijmoedige gever; en zal de ontoereikendheid van zijn werken aanvullen” (The Septuagint Bible, vertaald door Charles Thomson). Paulus verving „zegent” door „heeft . . . lief”, maar er is een samenhang, want een oogst van zegeningen is het resultaat van Gods liefde.
18 De blijmoedige gever is werkelijk gelukkig als hij kan geven. Van het Griekse woord dat in 2 Korinthiërs 9:7 met ’blijmoedig’ is vertaald, komt het woord ’hilariteit’, grote vrolijkheid! Na dit vermeld te hebben, zei de taalgeleerde R. C. H. Lenski: „God heeft de onbekommerde, vreugdevolle, gelukkige gever lief . . . [wiens] geloof een en al blije glimlach is als er zich voor hem weer een gelegenheid tot geven voordoet.” Een persoon met zo’n vreugdevolle geest geeft niet met tegenzin of onder dwang maar zijn hart is bij zijn geven betrokken. Bent u zo blijmoedig ten aanzien van geven ter ondersteuning van de Koninkrijksbelangen?
19. Hoe gaven vroege christenen bijdragen?
19 Vroege christenen lieten geen collecteschaal rondgaan en gaven geen tienden. In plaats daarvan waren hun bijdragen volledig vrijwillig. Tertullianus, die omstreeks 190 G.T. tot het christendom werd bekeerd, schreef: „Hoewel wij onze schatkist hebben, zit daar geen koopprijs in, als van een religie waarvoor betaald moet worden. Op de maandelijkse dag [kennelijk eens per maand] doet een ieder als hij dat wil, daar een kleine bijdrage in; maar alleen als hij dat graag doet, en alleen als hij ertoe in staat is; want er is geen dwang; alles is vrijwillig.” — Apologie, hfdst. XXXIX.
20, 21. (a) Wat zei een vroege uitgave van dit tijdschrift over het voorrecht Gods zaak financieel te ondersteunen, en hoe is dat zelfs nu van toepassing? (b) Wat gebeurt er wanneer wij Jehovah met onze waardevolle dingen eren?
20 Vrijwillig geven is altijd gebruikelijk geweest onder Jehovah’s hedendaagse dienstknechten. Soms hebben sommigen echter niet volledig voordeel getrokken van hun voorrecht Gods zaak te ondersteunen door schenkingen te doen. In februari 1883 zei dit tijdschrift bijvoorbeeld: „Sommigen dragen zo veel geldelijke lasten ten behoeve van anderen, dat hun financiële krachten door overbelasting en uitputting slinken, en aldus heeft hun bruikbaarheid eronder te lijden; en dat niet alleen, maar degenen die . . . de situatie niet helder zien, zijn verliezers omdat zij zich niet in dat opzicht hebben geoefend.”
21 Terwijl thans de grote schare Jehovah’s organisatie binnenstroomt, en terwijl Gods werk zich uitbreidt tot in Oost-Europa en andere gebieden waar voorheen beperkingen golden, bestaat er een toenemende behoefte aan uitbreiding van drukkerijen en andere faciliteiten. Er moeten meer bijbels en andere publikaties worden gedrukt. Er zijn vele theocratische projecten gaande; sommige zouden echter sneller voortgang kunnen vinden als er toereikende geldelijke middelen waren. Natuurlijk hebben wij geloof dat God zal voorzien in wat nodig is, en wij weten dat degenen die ’Jehovah met hun waardevolle dingen eren’, gezegend zullen worden (Spreuken 3:9, 10). Ja, „wie overvloedig zaait, zal ook overvloedig oogsten”. Jehovah zal ons ’verrijken voor elke soort van edelmoedigheid’, en blijmoedig geven van onze kant zal velen ertoe brengen hem te danken en te loven. — 2 Korinthiërs 9:6-14.
Toon uw dankbaarheid voor Gods gaven
22, 23. (a) Wat is Gods onbeschrijflijke vrije gave? (b) Wat moeten wij doen, aangezien wij Jehovah’s gaven waarderen?
22 Door diepe dankbaarheid bewogen, zei Paulus zelf: „God zij gedankt voor zijn onbeschrijflijke vrije gave” (2 Korinthiërs 9:15). Als „een zoenoffer” voor de zonden van gezalfde christenen en voor die van de wereld is Jezus de grondslag en het kanaal voor Jehovah’s onbeschrijflijke vrije gave (1 Johannes 2:1, 2). Die gave is „de allesovertreffende onverdiende goedheid van God” die hij zijn volk op aarde door bemiddeling van Jezus Christus heeft betoond, en ze is overvloedig, tot hun redding en tot Jehovah’s heerlijkheid en rechtvaardiging. — 2 Korinthiërs 9:14.
23 Onze diepe dankbaarheid gaat uit naar Jehovah voor zijn onbeschrijflijke vrije gave en vele andere geestelijke en materiële gaven aan zijn volk. Ja, de goedheid van onze hemelse Vader jegens ons is zo wonderbaarlijk dat ze voor mensen niet onder woorden valt te brengen! En stellig moet ze ons ertoe bewegen blijmoedige gevers te zijn. Laten wij dus, met in ons hart gewortelde waardering, alles doen wat in ons vermogen ligt om de zaak te bevorderen van onze edelmoedige God, Jehovah, de blijmoedige Gever bij uitstek!
Kunt u zich dit herinneren?
◻ Waartoe is Jehovah’s volk door een gewillig hart aangezet?
◻ Wat motiveert tot blijmoedig geven?
◻ Hoe gebruikt het Wachttorengenootschap alle ontvangen schenkingen?
◻ Wat voor soort van gever heeft God lief, en hoe dienen wij onze dankbaarheid voor Zijn vele gaven te tonen?
[Illustratie op blz. 15]
Toen de tabernakel werd gebouwd, werkten de Israëlieten daar met ijver aan en gaven zij edelmoedige bijdragen voor Jehovah
[Illustratie op blz. 18]
Schenkingen zoals die van de behoeftige weduwe worden gewaardeerd en zijn van betekenis