Bijbelse beginselen volgen — de superieure weg
„KOENGSJI, koengsji fa tsai!” (Gefeliciteerd, moge u rijk worden!) In deze gebruikelijke Chinese nieuwjaarsgroet wordt de nadruk gelegd op succes op materieel gebied, zoals dit in de gehele wereld zo normaal is. Aangezien men door genoten onderwijs een grotere gelegenheid heeft om rijk te worden, kan ontwikkeling zo belangrijk geacht worden dat ze bijna een voorwerp van aanbidding wordt. In veel oosterse landen gaat de voornaamste zorg van ouders er vaak naar uit hoe zij hun kinderen naar de beste kleuterschool kunnen sturen, opdat zij daarna de beste lagere school kunnen bezoeken en vervolgens aan de beste hogere onderwijsinstelling of universiteit kunnen studeren. Evenzo gaan velen in westerse landen geheel op in het najagen van rijkdom en de hierbij behorende gemakkelijke levenswijze.
Hoe laat zo’n gebruik waarbij men zich volledig in beslag laat nemen door materiële zaken zich vergelijken met bijbelse beginselen? „Zij . . . die besloten zijn rijk te worden, vallen in verzoeking en een strik en vele zinneloze en schadelijke begeerten, die de mensen in vernietiging en verderf storten”, waarschuwt de apostel Paulus. Vervolgens zegt hij: „Want de liefde voor geld is een wortel van allerlei schadelijke dingen, en door hun streven op die liefde te richten, zijn sommigen van het geloof afgedwaald en hebben zich overal met vele pijnen doorboord” (1 Timótheüs 6:9, 10). De nadruk leggend op een feit dat zo vaak aan het licht treedt wanneer mensen materiële belangen tot het belangrijkste doel in hun leven maken, zegt Prediker 5:10: „Iemand die enkel het zilver liefheeft, zal van zilver niet verzadigd worden, noch wie maar ook die rijkdom liefheeft, van inkomsten. Ook dit is ijdelheid.”
Hoe vaak komt het niet voor dat man en vrouw beiden hard werken ten einde zich in alle luxe te kunnen verheugen die het leven te bieden heeft, om het alleen maar zo druk te krijgen dat zij nooit thuis zijn om van hun bezittingen te genieten! In tegenstelling hiermee verklaarde Paulus, voordat hij bovenstaande waarschuwing aan Timótheüs gaf: „Ze is ongetwijfeld een middel tot groot gewin, deze godvruchtige toewijding gepaard aan het genoegen nemen met wat men heeft. Wanneer wij daarom voedsel, kleding en onderdak hebben, zullen wij daarmee tevreden zijn” (1 Timótheüs 6:6, 8). En Spreuken 28:20 voegt hier de volgende gedachte aan toe: „Een man van getrouwe daden zal vele zegeningen verkrijgen, maar hij die zich haast om rijkdom te verwerven, zal niet onschuldig blijven.” Wat is het tragisch te zien dat overigens vriendelijke, gastvrije mensen de hoge beginselen van eerlijkheid, waardigheid en ethisch verantwoord gedrag opofferen in hun pogingen steeds grotere rijkdommen te vergaren!
Binnen de gezinskring
Onder sommige stammen en volken verwachten ouders gewoonlijk dat hun kinderen — en vooral hun dochters, die na verloop van tijd het huis zullen verlaten om te trouwen — gaan werken en maandelijks geld overmaken ten einde aldus kinderlijke liefde jegens hun ouders tentoon te spreiden en hun terug te betalen voor de opvoeding die zij van hen hebben ontvangen. In een zeker gezin van Jehovah’s Getuigen zei de dochter bijvoorbeeld tegen haar ouders dat zij graag naar een stad wilde gaan om pionierster (volle-tijdbedienaar) te worden. Stelt u zich haar ontmoediging eens voor toen haar ouders van haar verlangden dat zij ging werken, opdat zij maandelijks geld kon overmaken om hen te helpen! Neen, zij verkeerden niet in behoeftige omstandigheden. Het beginsel dat kinderen voor bejaarde, zieke of behoeftige ouders moeten zorgen, was in dit geval dus niet van toepassing (Matthéüs 15:4-6; 1 Timótheüs 5:8). Het was in hun stam eenvoudig gebruikelijk dat de kinderen meehielpen rijkdommen voor het gezin bijeen te brengen. Hoewel dit vaak noodzakelijk is wegens een gebrek aan sociale voorzieningen, werd dit gebruik alleen gevolgd om in de gemeenschap een goed figuur te slaan of omdat de ouders besmet waren geraakt met het alom heersende verlangen naar „fa tsai”.
Toen de vader deze kwestie met een christelijke ouderling besprak, werd hij ertoe aangemoedigd een aantal schriftplaatsen te beschouwen en dan een beslissing te nemen. Tot de teksten die onder zijn aandacht werden gebracht, behoorde 2 Korinthiërs 12:14, waar Paulus het volgende beginsel vermeldt: „De kinderen behoren niet voor hun ouders te sparen, maar de ouders voor hun kinderen.” Na dit en andere bijbelse beginselen beschouwd te hebben, namen de ouders hun beslissing. Wat was de dochter verrukt toen zij toestemming — en zelfs financiële hulp — kreeg om gewone pionierster te worden!
Onderworpenheid — In welke mate?
Ook op het terrein van onderworpenheid druisen plaatselijke gewoonten en heersende houdingen vaak in tegen bijbelse beginselen. In sommige landen is het de gewoonte om op alle terreinen van het leven absolute onderworpenheid aan ouders en andere met autoriteit beklede personen te eisen. In zulke landen is het niet ongewoon dat mannen van veertig jaar of zelfs ouder weigeren lectuur te lezen die afkomstig is van een religie die van het geloof van hun ouders verschilt of een belangrijke beslissing te nemen zonder eerst hun ouders te raadplegen, uit vrees hen te mishagen. Toch komt het in zulke landen steeds vaker voor dat jonge mensen regelrecht tegen hun ouders in opstand komen. De bijbel, met zijn evenwichtige kijk op de kwestie, helpt ons beide uitersten te vermijden. Het beginsel van relatieve onderworpenheid aan menselijke autoriteit wordt in Handelingen 4:19 en 5:29 duidelijk uiteengezet. Merk ook op hoe Paulus kinderen aanmoedigt gehoorzaam te zijn aan hun ouders, hoewel hij toch aantoont dat deze gehoorzaamheid niet onbegrensd is door te zeggen: „Kinderen, weest gehoorzaam aan uw ouders in eendracht met de Heer, want dit is rechtvaardig: ’Eer uw vader en uw moeder’, wat het eerste gebod met een belofte is.” — Efeziërs 6:1-3.
Nog een bijbels beginsel dat invloed zal uitoefenen op de mate waarin men zich aan zijn ouders onderwerpt, is dat van onderworpenheid van een vrouw aan haar echtgenoot. „Laten vrouwen onderworpen zijn aan hun man als aan de Heer, want de man is het hoofd van zijn vrouw”, schreef de apostel Paulus. Hij weidde vervolgens uit over dat beginsel door de aandacht te vestigen op wat Jehovah zei nadat hij het eerste menselijke huwelijk had ingesteld: „Daarom zal een man zijn vader en zijn moeder verlaten en hij zal zich hechten aan zijn vrouw, en de twee zullen één vlees worden.” — Efeziërs 5:22-31.
Wat valt er echter over de situatie te zeggen als een zoon na zijn huwelijk in het ouderlijk huis blijft wonen, zoals in veel landen gebruikelijk is? De bijbel geeft te kennen dat deze situatie, op zijn minst in voorchristelijke tijden, vaak voorkwam onder aanbidders van Jehovah. Onder dergelijke omstandigheden bleef de vader van het huisgezin het patriarchale hoofd van de familie, maar de echtgenotes moesten aan hun eigen man onderworpen zijn. In enkele landen komt het er in de praktijk echter op neer dat de schoonmoeder het hoofd van de schoondochter is. Dit maakt het voor de zoon moeilijker het beginsel dat hij als echtgenoot het hoofd van zijn gezin is, volledig toe te passen, en voor zijn vrouw om werkelijk onderworpen te zijn aan haar man. Toch zal de zoon het juiste evenwicht moeten vinden tussen respect voor zijn ouders en de noodzaak het hoofd van zijn eigen huisgezin te zijn, wil hij ervoor zorgen dat Jehovah de derde streng is in het symbolische ’drievoudige snoer dat niet snel in tweeën getrokken kan worden’. — Prediker 4:12.
In sommige landen doet zich een zelfs nog moeilijker situatie voor als een man in een familie trouwt waarin zich geen mannelijke erfgenaam bevindt. Het volgende typeert de moeilijke positie waarin veel van deze mannen verkeren wanneer zij later in hun leven bijbelse beginselen leren kennen en proberen toe te passen. Een jonge katholieke man trouwde met een vrouw uit een katholieke familie. Vanaf het allereerste begin merkte hij dat de familie op hem neerzag en dat hij weinig meer was dan een onbetaalde arbeider van wie werd verwacht dat hij kinderen zou verwekken opdat de familienaam zou blijven voortbestaan. Zoals in zo’n regeling de gewoonte is, moest hij zijn eigen naam opgeven en toelaten dat zijn kinderen als de erfgenamen van het familie-eigendom werden beschouwd. Toen hij op de hoogte raakte van het beginsel dat de man het hoofd van het gezin is en het probeerde toe te passen, reageerde zijn vrouw net zo als de hele familie: ’Je hebt deze familie niets kunnen bieden, dus je hebt niets te vertellen over de manier waarop de dingen gedaan moeten worden!’
Hoewel niet al deze huwelijksverbintenissen zo extreem zijn als in dit bijzondere geval, wordt het snel duidelijk dat waar zo’n gebruik in zwang is en er onderworpenheid wordt verwacht van de zijde van de echtgenoot, er problemen zullen rijzen wanneer hij de bijbelse beginselen betreffende de uitoefening van zijn gezag als hoofd gaat toepassen. Voor een christelijke echtgenoot wordt het erg moeilijk om op liefdevolle wijze zijn gezag als hoofd over zijn eigen gezin uit te oefenen, en voor de vrouw wordt het al even moeilijk om met „diepe achting” in onderworpenheid te zijn aan haar man in plaats van aan haar ouders, onder wier dak zij en haar man naar alle waarschijnlijkheid blijven wonen. — Efeziërs 5:33.
Nog een illustratie van de wijze waarop de bijbelse beginselen kunnen indruisen tegen plaatselijke gebruiken, houdt verband met de kwestie waarbij ouders regelingen treffen voor het huwelijk van hun kinderen. Voor christelijke kinderen met ongelovige ouders vormt dit gebruik vaak een werkelijk probleem, aangezien ouders van mening zijn dat zij zich niet goed van hun taak hebben gekweten als hun kinderen op een bepaalde leeftijd nog niet getrouwd zijn. Daarom wordt er grote druk uitgeoefend en zelfs slaag gegeven om de kinderen, en vooral de meisjes, te dwingen een huwelijk aan te gaan. Als er te weinig geschikte christelijke huwelijkspartners zijn, zullen de ongelovige ouders bijna alles doen om een huwelijk te arrangeren, terwijl de christen het beginsel van „alleen in de Heer” trouwen in gedachten zal hebben. — 1 Korinthiërs 7:39; Deuteronomium 7:3, 4.
Trek profijt van het volgen van bijbelse beginselen
De opmerkelijke schoonheid van bijbelse beginselen is hierin gelegen dat ze verbetering kunnen brengen in het leven van iedereen die ze wil toepassen, ongeacht waar men woont. Ze zijn consequent en smeden een band tussen de gezinsleden. Ze hebben tot gevolg dat mensen eerlijker zijn en maken hen tot betere echtgenoten en vaders, betere echtgenotes en moeders, betere kinderen en betere werknemers. Ze kunnen de problemen overwinnen die door ermee strijdige plaatselijke gebruiken worden veroorzaakt en evenwicht brengen in de toepassing van gebruiken die weliswaar niet rechtstreeks in strijd zijn met Gods wil voor de mens maar het misschien toch moeilijker maken zich naar die wil te schikken. Hoe kan dit tot stand gebracht worden?
Allereerst moet u, evenals de christenen in Thessaloníka, het feit aanvaarden dat de bijbel werkelijk „het woord van God” is. Dit betekent dat u moet beseffen dat hij waarlijk wijsheid bevat die van de hoogste Bron afkomstig is. In de tweede plaats moet u ernaar streven te weten te komen wat dat „woord van God” tot nut van u te zeggen heeft. Leer bij het lezen en bestuderen van de bijbel de beginselen en wetten van God te isoleren. Vervolgens moet u, als derde stap, toelaten dat dat woord ’in u werkzaam’ is (1 Thessalonicenzen 2:13). Hiervoor is nauwe omgang nodig met de gemeenten van Gods volk, die zich nu in meer dan 200 landen en eilanden in de wereldzeeën bevinden. Door dit alles is de wereldomvattende broederschap van Jehovah’s Getuigen geworden wat ze is — een daadwerkelijke broederschap, niet slechts een broederschap in naam.
Voor Jehovah’s volk komt eendracht met God op de eerste en belangrijkste plaats, en derhalve laten zij zich in hun leven door bijbelse beginselen leiden. Met welke resultaten? Ware en blijvende eendracht met anderen die ook in eendracht met God zijn alsook vrede des geestes die iemand de kracht geeft om ondanks alle situaties die zich in dit huidige samenstel van dingen voordoen, staande te blijven (Filippenzen 4:6, 7). Zo’n eendracht en nauwe verbondenheid met God en met elkaar vormt een positieve hulp om de kwaliteit van het huidige leven te verbeteren en houdt de belofte in van eeuwig leven in Gods rechtvaardige nieuwe samenstel, waarin alles ten slotte volledig in onderworpenheid aan Gods wil gebracht zal worden. — 1 Timótheüs 4:8; 1 Korinthiërs 15:28.
[Illustraties op blz. 7]
Aanvaard de bijbel als „het woord van God”
Tracht te weten te komen wat Gods Woord tot uw welzijn te zeggen heeft
Laat dat Woord ’in u werkzaam’ zijn