-
Anderen aanmoediging schenkenDe Wachttoren 1963 | 1 oktober
-
-
18. (a) Hoeveel mensen oefenen er eigenlijk invloed uit op het leven van anderen, en hoe dient die invloed derhalve te worden aangewend? (b) Hoe kunnen wij opbouwend zijn wanneer wij over christelijke opzieners of tot personen die hun dienstvoorrechten wensen uit te breiden, spreken, en door welke voorbeelden wordt de belangrijkheid hiervan aangetoond?
18 Of men nu een gemeenteopziener is of niet, er doen zich zowel thuis als elders voor allen gelegenheden voor elkaar op te bouwen en aan te moedigen. Iedereen oefent invloed uit op degenen met wie hij omgaat. Hij kan opbouwen of afbreken; hij kan stimuleren of een onverschillige houding aankweken. Of hij dit nu wil of niet, hij oefent invloed uit. Laat dit een invloed ten goede zijn. Dit zal met onze spraak het geval zijn wanneer wij de voortreffelijke raad opvolgen die in Kolossenzen 3:8, 9 staat opgetekend: „Thans moet ook gij dit alles wegdoen: toorn, heftigheid, kwaadaardigheid, laster en vuile taal uit uw mond. Liegt niet meer tegen elkander.” Wanneer wij goede dingen in onze geest hebben opgenomen en ons hart met gezonde verlangens hebben gevuld, zal onze spraak opbouwend zijn, want uit de overvloed van het hart spreekt de mond (Matth. 12:34, 35). Als ons hart goed is, zullen wij niet als Diótrefes minachtend of geringschattend over christelijke opzieners of over raad die wij door middel van Jehovah’s organisatie hebben ontvangen, spreken, maar wij zullen degenen die getrouw de leiding hebben over Gods gemeente „een dubbele eer” waardig rekenen (3 Joh. 9; 1 Tim. 5:17, NW). Ook zullen wij niet ontmoedigend spreken tot degenen die het verlangen koesteren hun dienstvoorrechten uit te breiden door wellicht de volle-tijd-dienst op zich te nemen of naar een gebied te verhuizen waar de behoefte aan Koninkrijksbedienaars groot is. Wij zullen niet als de ontrouwe verspieders zijn die de Israëlieten zo met defaitistische berichten ontmoedigden dat dezen naar Egypte wilden terugkeren en niet naar het Beloofde Land wilden gaan. Wij zullen hen veeleer als de getrouwe Jozua en Kaleb aansporen moed aan de dag te leggen door de dienstvoorrechten die voor hen openstaan, aan te grijpen. — Num. 13:27–14:9.
19. Op welke andere manieren kunnen wij elkaar aanmoedigen?
19 Alleen al door onze ijver en getrouwheid in de dienst van God kunnen wij voor elkaar een bron van kracht vormen. Door ons voorbeeld van ijverige deelname aan de bediening helpen wij anderen hetzelfde te doen. Wanneer wij anderen de mooie ervaringen vertellen die wij in de bediening opdoen en wanneer wij de schatten van kennis die wij door onze bijbelstudie verkrijgen, met hen delen, moedigen wij elkaar aan, net zoals de apostelen dit deden wanneer zij hun christelijke broeders bezochten (Hand. 15:3, 30, 31). Door ons om de zieken en gekwelden en degenen die ter wille van de rechtvaardigheid gevangen zitten, te bekommeren en met hen in contact te blijven door hen indien mogelijk te bezoeken, versterken wij hun hart (2 Kor. 7:6, 7; Hand. 28:15). Door te weigeren met Satans wereld een compromis aan te gaan, helpen wij anderen standvastig te blijven en door bereid te zijn niet alleen ongemakken te verduren, maar zelfs ons leven en onze vrijheid te riskeren wanneer dit nodig is om elkaar op te bouwen, verschaffen wij elkaar de moed Gods Woord onbevreesd te spreken. Mogen al Jehovah’s opgedragen getuigen zulke gelegenheden om elkaar aan te moedigen, volledig blijven benutten.
20. Welke raad treffen wij in 1 Thessalonicenzen 5:11-15 aan betreffende het ’opbouwen van elkaar’?
20 Laten wij derhalve acht slaan op de noden van degenen met wie wij in contact komen en laten wij het voorbeeld van onze Vader in de hemel en zijn Zoon navolgen door elkaar aan te moedigen. „Vermaant daarom elkander en bouwt elkander op, gelijk gij dit ook doet.” Wanneer wij over onze christelijke opzieners spreken en met hen samenwerken, dienen wij hen derhalve op te bouwen en het standpunt dat anderen ten opzichte van hen innemen, gunstig te beïnvloeden. „Wij verzoeken u, broeders, hen, die onder u zich moeite getroosten, die u leiden in den Here en u terechtwijzen, te erkennen, en hen zeer hoog te schatten in liefde, om hun werk. Houdt vrede onder elkander.” Aan de andere kant dienen jullie, opzieners, jullie broeders niet te ontmoedigen maar veeleer aan te moedigen. „Wijst de ongeregelden terecht, beurt de kleinmoedigen op, komt op voor de zwakken, hebt geduld met allen.” Ongeacht wie wij zijn of met wie wij in contact komen, of dit nu thuis, in de christelijke gemeente of tijdens ons werelds werk gebeurt, „ziet toe, dat niemand kwaad met kwaad vergelde, maar jaagt te allen tijde het goede na, jegens elkander en jegens allen” (1 Thess. 5:11-15). Ja, laten wij elkaar aanmoedigen.
-
-
De eerste in Amerika gedrukte bijbelDe Wachttoren 1963 | 1 november
-
-
De eerste in Amerika gedrukte bijbel
De eerste bijbel die er ooit in Amerika werd gedrukt, is thans voor niemand meer begrijpelijk. De laatste persoon die hem kon lezen, stierf in 1895. In 1663 werd hij door John Eliot in de taal van de Massachusetts-Indianen vertaald, en hij was getiteld: „MAMUSSE WUNNEETUPANATAMWE UPBIBLUM GOD naneeswe NUKKONE TESTAMENT MEQUOSHKINNUMUK kah wonk WUSKU TESTAMENT — DE GEHELE HEILIGE ZIJN BIJBEL GOD zowel OUDE TESTAMENT als NIEUWE TESTAMENT.” Boekenverzamelaars betalen maar al te graag bedragen tot wel $7500 [ƒ 27.500] voor één enkel exemplaar van deze vertaling, ook al kunnen zij er geen woord van lezen.
-