Hoe kunnen mensen Gods beeld weerspiegelen?
„GOD ging ertoe over de mens te scheppen naar zijn beeld, naar Gods beeld schiep hij hem; als man en als vrouw schiep hij hen.” Zo luidt het geïnspireerde verslag, maar wat betekent het? In welk opzicht werden de eerste man en vrouw naar Gods beeld geschapen? — Genesis 1:27.
Leken zij lichamelijk op God? Nee, dat is onmogelijk. De mens is vleselijk, geschapen om op aarde te leven. God is een geest en leeft in een onvoorstelbare hemelse heerlijkheid die geen mens zelfs maar kan naderen (Exodus 33:18-20; 1 Korinthiërs 15:50). In welk opzicht werd de mens dan naar Gods beeld gemaakt? In die zin dat de mens het vermogen werd gegeven Gods voortreffelijke eigenschappen — liefde, gerechtigheid, wijsheid en macht — alsook andere hoedanigheden, aan de dag te leggen.
De hoedanigheden van Jehovah
De hoedanigheden van Jehovah God worden in heel zijn schepping weerspiegeld, maar ze werden op indrukwekkende wijze tentoongespreid in zijn bemoeienissen met het eerste mensenpaar, Adam en Eva (Romeinen 1:20). Zijn liefde kwam hierin tot uiting dat hij de aarde zo schiep dat ze precies geschikt was voor menselijke bewoning. Jehovah schiep voor de man een volmaakte vrouw die zijn metgezel en de moeder van zijn kinderen zou zijn. Hij plaatste hen beiden in een prachtige tuin en gaf hun in overvloedige mate alles wat zij nodig hadden om te blijven leven en gelukkig te zijn. Het schitterendst van alles was dat God hen in de gelegenheid stelde eeuwig te leven. — Genesis 2:7-9, 15-24.
Gods wijsheid bleek uit het feit dat hij het eerste mensenpaar op de proef stelde. Wilden zij leden van Jehovah’s universele gezin blijven en als ouders van de mensheid eeuwig leven, dan zouden zij voorbeelden in getrouwheid en in de ware aanbidding moeten zijn. Jehovah gaf hun derhalve de gelegenheid onder een gepaste beproeving te tonen hoe hun hartetoestand was — zij mochten niet eten van de boom der kennis van goed en kwaad. Hoe wijs van Jehovah om mensen hun gehoorzaamheid en liefde voor hem te laten bewijzen voordat hij hun de geweldige voorrechten gaf die hij in gedachten had!
Gods gerechtigheid kwam tot uiting doordat hij erop stond dat zijn schepselen zich aan hoge maatstaven hielden en doordat hij geen compromis sloot ten aanzien van die maatstaven, alsook doordat hij Adam en Eva alle gelegenheid gaf te doen wat juist was. En toen zij dat niet deden, kwam zijn gerechtigheid tot uiting doordat hij hen veroordeelde tot de door hem vastgestelde straf op opstand.
Jehovah’s macht werd getoond doordat hij zijn straf ten uitvoer bracht. Satan, de grote opstandeling, had gesuggereerd dat Jehovah een leugenaar was, en Satan had Eva grote dingen aangeboden als zij God ongehoorzaam zou zijn (Genesis 3:1-7). Maar Satan was niet in staat zijn belofte na te komen. Hij kon niet voorkomen dat Jehovah Adam en Eva uit de tuin van Eden verdreef, en hij was niet in staat te voorkomen dat de woorden die God tot Adam had gesproken, in vervulling gingen: „Stof zijt gij en tot stof zult gij terugkeren” (Genesis 3:19). Jehovah voltrok de doodstraf echter niet onmiddellijk, en daarmee toonde hij nogmaals zijn liefde. Hij gaf Adam en Eva de tijd kinderen voort te brengen, waardoor zijn oorspronkelijke voornemen voor de mensheid uiteindelijk zou worden verwezenlijkt. — Genesis 1:28.
Ten slotte kwamen Jehovah’s gerechtigheid, liefde, macht en wijsheid tot uitdrukking in zijn belofte om in een zaad te voorzien dat de werken van Satan zou vernietigen en de droevige gevolgen van die eerste opstand tegen goddelijke soevereiniteit ongedaan zou maken (Genesis 3:15). Wat een wonderbaarlijke Schepper hebben wij!
Pogingen om God na te volgen
Hoewel mensen niet volmaakt meer zijn, kunnen zij nog steeds Gods hoedanigheden aan de dag leggen. Daarom moedigde Paulus de christenen in zijn tijd aan: „Wordt . . . navolgers van God, als geliefde kinderen” (Efeziërs 5:1). Maar door de hele geschiedenis heen hebben de meeste mensen blijk gegeven van grove minachting voor Gods hoedanigheden. In de tijd van Noach was de mens zo verdorven geworden dat Jehovah besloot alle mensen behalve Noach en zijn gezin te vernietigen. Noach was „een rechtvaardig [gerechtig] man. Hij betoonde zich onberispelijk onder zijn tijdgenoten”, en hij demonstreerde zijn liefde voor God door Gods geboden ten uitvoer te brengen.a „Noach [deed] naar alles wat God hem geboden had. Juist zo deed hij” (Genesis 6:9, 22). Noach toonde liefde voor zijn medemensen en liefde voor gerechtigheid door „een prediker van rechtvaardigheid” te zijn (2 Petrus 2:5). Hij gaf blijk van wijsheid en gebruikte zijn fysieke kracht op een juiste manier door onder Gods leiding een enorme ark te bouwen, er voedsel in op te slaan, dieren bijeen te brengen en op Jehovah’s bevel de ark binnen te gaan. Hij toonde ook zijn liefde voor rechtvaardigheid door niet toe te laten dat zijn goddeloze medemensen hem verdierven.
De bijbel beschrijft nog vele anderen die eveneens blijk hebben gegeven van goddelijke hoedanigheden. De voornaamste van hen was Jezus Christus, die Gods beeld volmaakt weerspiegelde en derhalve kon zeggen: „Wie mij heeft gezien, heeft . . . de Vader gezien” (Johannes 14:9). Van de hoedanigheden die Jezus aan de dag legde, trad vooral zijn liefde op de voorgrond. Liefde voor zijn Vader en voor de mensheid bewoog hem ertoe zijn hemelse woonplaats te verlaten en als mens op aarde te leven. Liefde bewoog hem ertoe zijn Vader te verheerlijken door zijn rechtvaardige gedrag, en het goede nieuws van redding tot de mensheid te prediken (Mattheüs 4:23; Johannes 13:31). Vervolgens werd Jezus er door liefde toe bewogen zijn volmaakte leven op te offeren voor de redding van de mensheid en, wat nog belangrijker is, voor de heiliging van Gods naam (Johannes 13:1). Is er, wanneer wij God trachten na te volgen, een beter voorbeeld dan dat van Jezus Christus? — 1 Petrus 2:21.
Hoe kunnen wij in deze tijd meer op God lijken?
Hoe kunnen wij in deze tijd Gods hoedanigheden aan de dag leggen en aldus naar Gods beeld handelen? Welnu, beschouw allereerst eens de hoedanigheid liefde. Jezus zei: „Gij moet Jehovah, uw God, liefhebben met geheel uw hart en met geheel uw ziel en met geheel uw verstand.” Hoe tonen wij liefde voor God? De apostel Johannes antwoordt: „Dit betekent de liefde tot God, dat wij zijn geboden onderhouden; en toch zijn zijn geboden geen drukkende last.” — Mattheüs 22:37; 1 Johannes 5:3.
Natuurlijk moeten wij Jehovah’s geboden kennen om ze te kunnen gehoorzamen. Dat betekent dat wij Gods Woord, de bijbel, en bijbelse lectuur moeten lezen, bestuderen en erover moeten mediteren. Net als de psalmist moeten wij kunnen zeggen: „Hoe lief heb ik uw wet! De gehele dag heeft ze mijn intense belangstelling” (Psalm 119:97). Naarmate wij een steeds grondiger begrip van Gods Woord krijgen, raken wij doordrongen van Gods denkwijze. Wij gaan rechtvaardigheid liefhebben en wetteloosheid haten (Psalm 45:7). In dat opzicht faalde Adam. Hij kende Jehovah’s wet, maar hij had er niet genoeg liefde voor om zich eraan te houden. Wanneer wij Gods Woord lezen, dienen wij ons voortdurend af te vragen: ’Hoe is dit op mij van toepassing? Wat kan ik doen om mijn gedrag meer in overeenstemming te brengen met Gods hoedanigheden?’
Jezus zei ook: „Gij moet uw naaste liefhebben als uzelf” (Mattheüs 22:39). Ieder gezond persoon heeft zichzelf lief en wil het beste voor zichzelf. Dat is niet verkeerd. Maar tonen wij een vergelijkbare liefde voor onze naaste? Volgen wij het bijbelse bevel op: „Onthoud het goede niet aan degenen die het toekomt, wanneer het in de macht van uw hand ligt het te doen”? — Spreuken 3:27; Galaten 6:10.
Wat valt er over de hoedanigheid wijsheid te zeggen? Ons streven om deze hoedanigheid tentoon te spreiden, brengt ons ertoe de bijbel te bestuderen, aangezien dat boek de bron van goddelijke wijsheid is. In Psalm 119:98-100 staat: „Wijzer dan mijn vijanden maakt uw gebod mij, want tot onbepaalde tijd is het van mij. Meer inzicht dan al mijn leraren heb ik gekregen, omdat uw vermaningen mijn intense belangstelling hebben. Met meer verstand dan oudere mannen gedraag ik mij, omdat ik úw bevelen heb opgevolgd.” In Spreuken 3:18 wordt wijsheid beschreven als „een boom des levens”. Als wij wijsheid verwerven en toepassen, zullen wij Gods goedkeuring en de beloning van eeuwig leven ontvangen. — Prediker 7:12.
Hoe staat het met gerechtigheid? In deze goddeloze wereld is gerechtigheid een onmisbare hoedanigheid voor hen die God willen behagen. Jezus had rechtvaardigheid (gerechtigheid) lief en haatte wetteloosheid (Hebreeën 1:9). Christenen in deze tijd doen hetzelfde. Gerechtigheid beweegt hen ertoe goede hoedanigheden te waarderen. Zij vermijden de onrechtvaardige wegen van deze wereld en maken het doen van Gods wil tot het belangrijkste in hun leven. — 1 Johannes 2:15-17.
Wat macht of kracht betreft, daarvan bezitten wij allemaal een bepaalde mate. Wij hebben van nature lichamelijke kracht en verstandelijke vermogens, en naarmate wij als christenen groeien, ontwikkelen wij kracht in geestelijk opzicht. Jehovah doet door middel van zijn heilige geest onze kracht zozeer toenemen dat wij, ook al zijn wij ogenschijnlijk zwak, Jehovah’s wil kunnen volbrengen. Paulus zei: „Voor alle dingen bezit ik de sterkte door hem die mij kracht verleent” (Filippenzen 4:13). Deze kracht staat ook ons ter beschikking als wij om Jehovah’s geest bidden.
Het goede nieuws prediken
Dat wij de vier voornaamste eigenschappen van God tentoonspreiden, treedt duidelijk aan het licht doordat wij het gebod gehoorzamen: „Gaat daarom en maakt discipelen van mensen uit alle natiën, hen dopende in de naam van de Vader en van de Zoon en van de heilige geest, en leert hun onderhouden alles wat ik u geboden heb. En ziet! ik ben met u alle dagen tot het besluit van het samenstel van dingen” (Mattheüs 28:19, 20). Als gevolg van dat onderwijzingswerk kunnen degenen die gunstig reageren, leven ontvangen. Wat een voortreffelijke demonstratie van liefde voor personen van wie de meesten aanvankelijk volslagen vreemden voor ons zijn!
Bovendien is dat onderwijs de weg der wijsheid. Het brengt blijvende vruchten voort. Van welk ander werk kan worden gezegd: „Door dit te doen, zult gij zowel uzelf redden als hen die naar u luisteren”? (1 Timotheüs 4:16) Er zijn bij het werk dat bestaat in het maken van discipelen geen verliezers. Zowel degenen die luisteren als degenen die onderwijzen, verwerven eeuwige zegeningen.
Wat gerechtigheid betreft, christenen leren hun bijbelstudenten juiste en rechtvaardige maatstaven. Wij helpen hen Jehovah, „de God van gerechtigheid”, te dienen (Maleachi 2:17). Zij die in deze tijd hun leven aan het dienen van Jehovah opdragen en deze opdracht getrouw volbrengen, worden rechtvaardig verklaard, wat ertoe leidt dat zij Armageddon overleven. — Romeinen 3:24; Jakobus 2:24-26.
Wat is het wereldomvattende prediken en onderwijzen van het goede nieuws een demonstratie van kracht! (Mattheüs 24:14) Het vereist volharding om te blijven prediken in gebieden waar de meerderheid niet wil luisteren. Maar Jehovah geeft door middel van zijn geest de kracht die nodig is om tot het einde te volharden. — Jesaja 40:30, 31; Mattheüs 24:13; Lukas 11:13.
Het is waar dat wij, als onvolmaakte nakomelingen van Adam, deze voortreffelijke hoedanigheden niet volmaakt kunnen tentoonspreiden. Maar bedenk dat de mens naar Gods beeld is gemaakt, en als wij ernaar streven steeds meer op God te lijken, beantwoorden wij ten dele aan het doel van ons bestaan (Prediker 12:13). Als wij ons uiterste best doen en als wij om vergeving vragen wanneer wij te kort schieten, kunnen wij de hoop koesteren levend Gods rechtvaardige nieuwe wereld binnen te gaan, waar wij uiteindelijk volmaaktheid kunnen bereiken. Dan zullen wij op een paradijsaarde leven die bewoond wordt door volmaakte mensen die allemaal de hoedanigheden van Jehovah God tentoonspreiden. Wat een vreugde! Uiteindelijk zullen mensen in de meest volledige zin het beeld van God weerspiegelen.
[Voetnoten]
a „Rechtvaardig” en „gerechtig” zijn heel nauw aan elkaar verwant. In de Griekse Geschriften worden ze met één woord weergegeven: di·kaiʹos.
[Illustratie op blz. 25]
Jezus toonde ons hoe wij Jehovah’s goddelijke hoedanigheden kunnen aankweken
[Illustratie op blz. 26]
Uiteindelijk zullen mensen in de meest volledige zin het beeld van God weerspiegelen