-
Breken met de gewoonte van zelfbevrediging — Waarom? Hoe?De Wachttoren 1974 | 1 januari
-
-
Het is tegenwoordig algemeen bekend dat mensen van de wereld, met inbegrip van een groot percentage kerkgangers, „elk zedelijkheidsbegrip verloren” hebben en de onnatuurlijke gewoonte van masturbatie aanmoedigen en aanbevelen (Ef. 4:19). Juist in tegenstelling hiermee trachten ware christenen te weten te komen en na te volgen wat Gods Woord de bijbel over kwesties van seks en moraal zegt. Het is waar dat de woorden „masturbatie” en „zelfbevrediging” niet in de bijbel voorkomen. De Mozaïsche wet spreekt wel over „zaaduitstorting”, maar dit heeft, zoals bijbelcommentators uiteenzetten, betrekking op onwillekeurige nachtelijke zaaduitstortingen en niet op zelfveroorzaakte zaadlozingen (Lev. 15:16). Er zijn echter bijbelse beginselen die de kwestie van masturbatie afdoende dekken.
Kolossenzen 3:5, 6 zegt bijvoorbeeld: „Doodt daarom uw lichaamsleden die op de aarde zijn ten aanzien van hoererij, onreinheid, seksuele begeerte, schadelijke verlangens en begerigheid, welke afgoderij is. Wegens die dingen komt de gramschap van God.” Zoals wij hebben gezien, is masturbatie inderdaad een ’schadelijk verlangen’. Masturberen is ook „onreinheid”, want het is een immorele gewoonte en dit verklaart waarom degene die het doet zich over het algemeen voor zichzelf schaamt en zijn weerzinwekkende daad voor de ogen van anderen verbergt.
-
-
Breken met de gewoonte van zelfbevrediging — Waarom? Hoe?De Wachttoren 1974 | 1 januari
-
-
Wat valt er te zeggen over de „seksuele begeerte” van degene die masturbeert? Is deze ’gedood’? Of is hij er voortdurend mee bezig zijn seksuele begeerte te voeden en op te wekken, ja, zelfs in die mate dat hij, in strijd met de raad van de bijbel, „van tevoren plannen [maakt] voor de begeerten van het vlees”? — Rom. 13:14.
De schriftplaats zegt dat ook „begerigheid, welke afgoderij is”, dient te worden ’gedood’. Dit zou hier van toepassing zijn, want de genegenheid van degene die masturbeert, wordt afgewend van de Schepper en overgebracht op een begeerd object, in dit geval zijn geslachtsorganen, die bovenmatig belangrijk worden. Deze gewoonte zou dus kunnen grenzen aan afgoderij, zoals in de oudheid het beoefenen van de door God zozeer gehate fallusaanbidding. In plaats van Jehovah ’met geheel zijn ziel’ toegewijd te zijn (Kol. 3:23), kan zo iemand een slaaf van zijn vleselijke seksuele impulsen, verlangens en begeerten worden en deze tot het voorwerp van zijn toewijding maken. „Zulke mannen”, zo zegt de apostel, „dienen onze Heer Christus niet, maar hun eigen lage hartstochten”, „hun begeerten zijn hun God”. — Rom. 16:18; Fil. 3:19, An American Translation.
-