Als boodschappers van goddelijke vrede dienen
„Hoe lieflijk zijn op de bergen de voeten van degene . . . die vrede verkondigt.” — JESAJA 52:7.
1, 2. (a) Welk goede nieuws moet, zoals in Jesaja 52:7 is voorzegd, bekendgemaakt worden? (b) Wat betekenden Jesaja’s profetische woorden in het geval van het oude Israël?
ER IS goed nieuws bekend te maken! Het is nieuws van vrede — echte vrede. Het is een boodschap van redding die te maken heeft met het koninkrijk Gods. Lang geleden heeft de profeet Jesaja erover geschreven, en zijn woorden zijn voor ons bewaard gebleven in Jesaja 52:7, waar wij lezen: „Hoe lieflijk zijn op de bergen de voeten van degene die goed nieuws brengt, die vrede verkondigt, die goed nieuws brengt van iets beters, die redding verkondigt, die tot Sion zegt: ’Uw God is koning geworden!’”
2 Jehovah inspireerde zijn profeet Jesaja ertoe die boodschap op te tekenen ten behoeve van het oude Israël en ten behoeve van ons in deze tijd. Wat betekent deze profetische boodschap? Het kan zijn dat in de tijd dat Jesaja deze woorden optekende, het noordelijke koninkrijk Israël al door de Assyriërs in ballingschap was gevoerd. Later zouden de inwoners van Juda, het zuidelijke koninkrijk, als ballingen naar Babylon worden gevoerd. Het waren dagen van hartzeer en beroering in de natie, omdat het volk niet gehoorzaam was geweest aan Jehovah en daarom geen vrede met God genoot. Zoals Jehovah hun liet weten, veroorzaakte hun zondige gedrag een scheiding tussen hen en hun God (Jesaja 42:24; 59:2-4). Maar bij monde van Jesaja voorzei Jehovah dat te zijner tijd Babylons poorten zouden openzwaaien. Gods volk zou in vrijheid naar hun vaderland kunnen terugkeren om daar Jehovah’s tempel te herbouwen. Sion zou hersteld worden en de aanbidding van de ware God zou weer in Jeruzalem beoefend worden. — Jesaja 44:28; 52:1, 2.
3. Hoe was de belofte van herstel voor Israël ook een vredesprofetie?
3 Deze belofte van bevrijding was tevens een vredesprofetie. Dat de Israëlieten zouden terugkeren naar het land dat Jehovah hun had gegeven, zou het bewijs van Gods barmhartigheid en van hun berouw zijn. Hierdoor zou te kennen worden gegeven dat zij vrede met God genoten. — Jesaja 14:1; 48:17, 18.
„Uw God is koning geworden!”
4. (a) In welk opzicht kon in 537 v.G.T. worden gezegd dat ’Jehovah koning was geworden’? (b) Hoe manoeuvreerde Jehovah in latere jaren aangelegenheden in het belang van zijn volk?
4 Toen Jehovah deze bevrijding in 537 v.G.T. bewerkstelligde, kon terecht aan Sion de aankondiging worden gedaan: „Uw God is koning geworden!” Uiteraard is Jehovah de „Koning der eeuwigheid” (Openbaring 15:3). Maar deze bevrijding van zijn volk was een nieuwe tentoonspreiding van zijn soevereiniteit. Ze demonstreerde op spectaculaire wijze dat zijn kracht verre superieur was aan die van het machtigste menselijke rijk tot op die tijd (Jeremia 51:56, 57). Als gevolg van de werking van Jehovah’s geest werden andere samenzweringen tegen zijn volk verijdeld (Esther 9:24, 25). Herhaaldelijk kwam Jehovah op allerlei manieren tussenbeide om de koningen van Medo-Perzië ertoe te bewegen mee te werken aan de tenuitvoerlegging van zijn soevereine wil (Zacharia 4:6). De verbazende gebeurtenissen die destijds hebben plaatsgevonden, staan voor ons opgetekend in de bijbelboeken Ezra, Nehemia, Esther, Haggaï en Zacharia. En hoe geloofversterkend is het voor ons ze nog eens door te nemen!
5. Op welke betekenisvolle gebeurtenissen wordt in Jesaja 52:13–53:12 de aandacht gevestigd?
5 Maar wat er in 537 v.G.T. en daarna plaatsvond, was slechts een begin. Onmiddellijk na de herstellingsprofetie in hoofdstuk 52 schreef Jesaja over de komst van de Messias (Jesaja 52:13–53:12). Door bemiddeling van de Messias, die Jezus Christus bleek te zijn, zou Jehovah een boodschap van bevrijding en vrede bekend laten maken die van nog grotere betekenis was dan wat zich in 537 v.G.T. had voorgedaan.
Jehovah’s grootste boodschapper van vrede
6. Wie is Jehovah’s grootste boodschapper van vrede, en welke opdracht paste hij op zichzelf toe?
6 Jezus Christus is Jehovah’s grootste boodschapper van vrede. Hij is het Woord van God, Jehovah’s eigen persoonlijke Woordvoerder (Johannes 1:14). In overeenstemming hiermee stond Jezus enige tijd na zijn doop in de Jordaan in de synagoge van Nazareth op en las zijn opdracht uit Jesaja hoofdstuk 61 voor. Die opdracht maakte duidelijk dat hij niet alleen was uitgezonden om „vrijlating” en „herstel” te prediken, maar ook om bekend te maken dat de weg open was om door Jehovah aanvaard te worden. Jezus deed echter meer dan een boodschap van vrede verkondigen. God had hem ook gezonden om de basis voor blijvende vrede te verschaffen. — Lukas 4:16-21.
7. Waartoe leidt de vrede met God die door bemiddeling van Jezus Christus mogelijk is gemaakt?
7 Ten tijde van Jezus’ geboorte waren er aan herders in de omgeving van Bethlehem engelen verschenen, die God loofden en zeiden: „Glorie in de hoogste hoogten aan God, en op aarde vrede onder mensen van goede wil” (Lukas 2:8, 13, 14). Ja, er zou vrede zijn voor degenen jegens wie God goede wil betoonde omdat zij geloof oefenden in de voorziening die hij door bemiddeling van zijn Zoon trof. Wat zou dat betekenen? Het zou betekenen dat hoewel mensen in zonde geboren zijn, zij een reine positie in Gods ogen konden verwerven, in een goedgekeurde verhouding tot hem konden komen te staan (Romeinen 5:1). Zij zouden de innerlijke kalmte, de vrede, kunnen genieten die op geen andere manier mogelijk is. Op Gods bestemde tijd zou er een bevrijding komen van alle gevolgen van de zonde die wij van Adam hebben geërfd, met inbegrip van ziekte en dood. Niet langer zouden mensen blind, doof of kreupel zijn. Frustrerende lichamelijke zwakte en hartverscheurende geestesstoornissen zouden voorgoed zijn uitgebannen. Het zou mogelijk zijn zich voor eeuwig in volmaakt leven te verheugen. — Jesaja 33:24; Mattheüs 9:35; Johannes 3:16.
8. Aan wie wordt goddelijke vrede aangeboden?
8 Aan wie wordt goddelijke vrede aangeboden? Aan allen die geloof oefenen in Jezus Christus. De apostel Paulus schreef dat ’het God heeft goedgedacht door tussenkomst van Christus alle andere dingen weer met zich te verzoenen door vrede te maken door middel van het bloed dat Jezus aan de martelpaal heeft vergoten’. De apostel voegde eraan toe dat bij deze verzoening ’de dingen in de hemelen’ betrokken waren — dat wil zeggen, degenen die medeërfgenamen met Christus in de hemel zouden zijn. Ook zouden „de dingen op de aarde” erbij betrokken zijn — namelijk degenen die begunstigd zouden worden met de gelegenheid eeuwig op deze dan volledig tot een paradijs herstelde aarde te leven (Kolossenzen 1:19, 20). Door zich de waarde van Jezus’ offer ten nutte te maken en van harte gehoorzaam te zijn aan God, zouden al zulke mensen zich kunnen verheugen in een innige vriendschap met God. — Vergelijk Jakobus 2:22, 23.
9. (a) Op welke andere verhoudingen is vrede met God van invloed? (b) Welke autoriteit heeft Jehovah aan zijn Zoon verleend met het oog op blijvende en wereldomvattende vrede?
9 Die vrede met God is beslist uitermate belangrijk! Als er geen vrede met God is, kan er geen blijvende of betekenisvolle vrede in enige andere verhouding zijn. Vrede met Jehovah is het fundament voor ware vrede op aarde (Jesaja 57:19-21). Het is passend dat Jezus Christus de Vredevorst is (Jesaja 9:6). Aan hem, door wiens tussenkomst mensen met God verzoend kunnen worden, heeft Jehovah ook regeringsautoriteit toevertrouwd (Daniël 7:13, 14). En aangaande de resultaten van Jezus’ vorstelijke heerschappij over de mensheid belooft Jehovah: „Aan vrede zal geen einde zijn.” — Jesaja 9:7; Psalm 72:7.
10. Hoe gaf Jezus een voorbeeld in het bekendmaken van Gods boodschap van vrede?
10 Heel de mensheid heeft Gods boodschap van vrede nodig. Jezus gaf persoonlijk het voorbeeld door die ijverig te prediken. Hij deed dit op het tempelterrein in Jeruzalem, op een berghelling, langs de weg, tot een Samaritaanse vrouw bij een bron, en in de huizen van de mensen. Overal waar mensen waren, schiep Jezus gelegenheden om over vrede en het koninkrijk Gods te prediken. — Mattheüs 4:18, 19; 5:1, 2; 9:9; 26:55; Markus 6:34; Lukas 19:1-10; Johannes 4:5-26.
Opgeleid om in Christus’ voetstappen te treden
11. Voor welk werk leidde Jezus zijn discipelen op?
11 Jezus leerde zijn discipelen Gods boodschap van vrede te prediken. Net zoals Jezus Jehovah’s „getrouwe en waarachtige getuige” was, erkenden zij dat ook zij de verantwoordelijkheid hadden om te getuigen (Openbaring 3:14; Jesaja 43:10-12). Zij zagen naar Christus op als hun Leider.
12. Hoe toonde Paulus de belangrijkheid van het predikingswerk aan?
12 De apostel Paulus redeneerde over de belangrijkheid van de predikingsactiviteit door te zeggen: „De Schrift zegt: ’Niemand die zijn geloof op hem grondt, zal worden teleurgesteld.’” Dat wil zeggen, niemand die geloof oefent in Jezus Christus als Jehovah’s Voornaamste Bewerker van redding zal teleurgesteld worden. En niemands etnische achtergrond is een reden tot diskwalificatie, want Paulus voegde eraan toe: „Er is geen onderscheid tussen jood en Griek, want over allen is een en dezelfde Heer, die rijk is jegens allen die hem aanroepen. Want ’een ieder die de naam van Jehovah aanroept, zal gered worden’” (Romeinen 10:11-13). Maar hoe zouden mensen van die gelegenheid op de hoogte raken?
13. Wat was ervoor nodig wilden mensen het goede nieuws horen, en hoe voorzagen de eerste-eeuwse christenen in die behoefte?
13 Paulus besprak dit door vragen te stellen waarover iedere dienstknecht van Jehovah zou moeten nadenken. De apostel vroeg: „Hoe zullen zij . . . hem aanroepen in wie zij geen geloof hebben gesteld? Hoe zullen zij vervolgens geloof stellen in hem van wie zij niet hebben gehoord? Hoe zullen zij vervolgens horen zonder dat iemand predikt? Hoe zullen zij vervolgens prediken indien zij niet zijn uitgezonden?” (Romeinen 10:14, 15) Het verslag over het vroege christendom vormt een welsprekend getuigenis van het feit dat zowel mannen als vrouwen, jong en oud, gunstig reageerden op het voorbeeld dat Christus en zijn apostelen gaven. Zij werden ijverige verkondigers van het goede nieuws. In navolging van Jezus predikten zij tot de mensen waar zij hen maar konden vinden. Vervuld van het verlangen niemand over te slaan, verrichtten zij hun bediening zowel op openbare plaatsen als van huis tot huis. — Handelingen 17:17; 20:20.
14. Hoe bleken „de voeten” van hen die het goede nieuws bekendmaakten „lieflijk” te zijn?
14 Uiteraard werden christelijke predikers niet door iedereen vriendelijk ontvangen. Niettemin bleek Paulus’ aanhaling uit Jesaja 52:7 waar te zijn. Na de vraag gesteld te hebben: ’Hoe zullen zij prediken indien zij niet zijn uitgezonden?’, voegde hij eraan toe: „Zoals er staat geschreven: ’Hoe lieflijk zijn de voeten van hen die goed nieuws over goede dingen bekendmaken!’” De meesten van ons zullen onze voeten niet direct als iets lieflijks of moois bezien. Wat betekent deze schriftplaats dan? Gewoonlijk zijn het de voeten die iemand verplaatsen als hij er op uit gaat om tot anderen te prediken. Zulke voeten vertegenwoordigen feitelijk de persoon. En wij kunnen ervan verzekerd zijn dat voor velen die het goede nieuws van de apostelen en van andere eerste-eeuwse discipelen van Jezus Christus te horen kregen, deze vroege christenen inderdaad een prachtig gezicht waren (Handelingen 16:13-15). Meer nog, zij waren kostbaar in Gods ogen.
15, 16. (a) Hoe gaven de vroege christenen er blijk van dat zij werkelijk boodschappers van vrede waren? (b) Wat kan ons helpen onze bediening net zo te volbrengen als de eerste-eeuwse christenen?
15 Jezus’ volgelingen hadden een boodschap van vrede, en zij brachten die op vreedzame wijze. Jezus gaf zijn discipelen de volgende instructies: „Waar gij ook een huis binnengaat, zegt eerst: ’Vrede zij over dit huis.’ En indien daar een vriend des vredes is, zal uw vrede op hem rusten. Maar zo niet, dan zal hij tot u terugkeren” (Lukas 10:5, 6). Sja·lōm, ofte wel „vrede”, is een traditionele joodse begroeting. Maar Jezus’ instructies behelsden veel meer. Als ’gezanten die optraden in de plaats van Christus’ smeekten zijn gezalfde discipelen de mensen dringend: „Wordt met God verzoend” (2 Korinthiërs 5:20). In overeenstemming met Jezus’ instructies spraken zij met de mensen over Gods koninkrijk en wat dat koninkrijk voor hen persoonlijk zou kunnen betekenen. Degenen die luisterden, ontvingen een zegen; degenen die de boodschap verwierpen, verbeurden die zegen.
16 In deze tijd volbrengen Jehovah’s Getuigen hun bediening op dezelfde manier. Het goede nieuws dat zij de mensen brengen, vindt zijn oorsprong niet bij hen; het is afkomstig van Hem die hen heeft gezonden. Hun opdracht is het bekend te maken. Als mensen het aanvaarden, stellen zij zichzelf in de gelegenheid schitterende zegeningen te ontvangen. Als zij het afwijzen, wijzen zij vrede met Jehovah God en zijn Zoon, Jezus Christus, af. — Lukas 10:16.
Vreedzaam in een woelige wereld
17. Hoe dienen wij ons te gedragen, zelfs als wij worden geconfronteerd met mensen die ons beschimpen, en waarom?
17 Hoe de mensen ook reageren, het is belangrijk dat Jehovah’s dienstknechten in gedachte houden dat zij boodschappers van goddelijke vrede zijn. Het kan zijn dat mensen van de wereld zich scherp tegen ons opstellen en hun woede luchten door snijdende opmerkingen of scheldpartijen tegen voor hen irritante personen. Misschien hebben sommigen van ons dat in het verleden gedaan. Maar als wij de nieuwe persoonlijkheid hebben aangedaan en nu geen deel van de wereld meer zijn, zullen wij hun wegen niet navolgen (Efeziërs 4:23, 24, 31; Jakobus 1:19, 20). Ongeacht hoe anderen handelen, wij zullen de raad toepassen: „Zijt indien mogelijk, voor zover het van u afhangt, vredelievend jegens alle mensen.” — Romeinen 12:18.
18. Hoe moeten wij reageren als een overheidsfunctionaris ons hard behandelt, en waarom?
18 Onze bediening zal ons soms misschien in aanraking brengen met overheidsfunctionarissen. Het zou kunnen gebeuren dat zij in hun positie van autoriteit ’van ons verlangen’ te verklaren waarom wij bepaalde dingen doen of waarom wij niet aan de een of andere specifieke activiteit deelnemen. Misschien willen zij weten waarom wij nu precies zo’n boodschap prediken — een boodschap die valse religie aan de kaak stelt en die vertelt over het einde van het tegenwoordige samenstel van dingen. Ons respect voor het voorbeeld dat Christus heeft gegeven, zal ons ertoe bewegen zachtaardigheid en diepe achting aan de dag te leggen (1 Petrus 2:23; 3:15). Dikwijls staan zulke functionarissen onder druk van de geestelijken of mogelijk van hun eigen superieuren. Een zachtaardig antwoord kan hen wellicht helpen in te zien dat onze activiteit geen bedreiging voor hen of voor de vrede van de gemeenschap vormt. Zo’n antwoord wekt een geest van respect, medewerking en vrede op in degenen die ernaar willen luisteren. — Titus 3:1, 2.
19. Aan welke activiteiten zullen Jehovah’s Getuigen nooit deelnemen?
19 Jehovah’s Getuigen staan over de hele aarde bekend als mensen die geen aandeel hebben aan de twisten van de wereld. Zij laten zich niet in met de raciale, religieuze of politieke conflicten van de wereld (Johannes 17:14). Omdat Gods Woord ons opdraagt „onderworpen [te zijn] aan de superieure autoriteiten”, zouden wij er niet eens aan denken deel te nemen aan verstoringen van de openbare orde teneinde tegen het regeringsbeleid te protesteren (Romeinen 13:1). Jehovah’s Getuigen hebben zich nooit aangesloten bij een beweging die ten doel heeft een regering omver te werpen. Gezien de maatstaven die Jehovah voor zijn christelijke dienstknechten heeft vastgesteld, is het ondenkbaar dat zij aan bloedvergieten of welke vorm van geweld maar ook zouden deelnemen! Ware christenen praten niet alleen over vrede, maar zij leven ook in overeenstemming met wat zij prediken.
20. Wat voor bericht met betrekking tot vrede heeft Babylon de Grote opgebouwd?
20 In tegenstelling met ware christenen zijn degenen die de religieuze organisaties van de christenheid vertegenwoordigen, geen boodschappers van vrede gebleken. De religies van Babylon de Grote — zowel de kerken van de christenheid als de niet-christelijke religies — hebben de oorlogen van de natiën gedoogd, gesteund of er zelfs de leiding in genomen. Ze hebben ook aangezet tot vervolging van en zelfs moord op getrouwe dienstknechten van Jehovah. Met betrekking tot Babylon de Grote verklaart Openbaring 18:24 derhalve: „In haar werd het bloed gevonden van profeten en van heiligen en van allen die op de aarde geslacht zijn.”
21. Hoe reageren veel rechtgeaarde mensen wanneer zij het verschil zien tussen het gedrag van Jehovah’s volk en dat van de beoefenaars van valse religie?
21 In tegenstelling tot de religies van de christenheid en de rest van Babylon de Grote is ware religie een positieve, verenigende kracht. Tot zijn ware volgelingen zei Jezus Christus: „Hieraan zullen allen weten dat gij mijn discipelen zijt, indien gij liefde onder elkaar hebt” (Johannes 13:35). Dat is een liefde die uitstijgt boven de nationale, maatschappelijke, economische en raciale grenzen die thans de rest van de mensheid verdeeld houden. Aangezien miljoenen mensen over de hele aarde dit hebben waargenomen, zeggen zij tot Jehovah’s gezalfde dienstknechten: „Wij willen met ulieden gaan, want wij hebben gehoord dat God met ulieden is.” — Zacharia 8:23.
22. Hoe bezien wij het getuigeniswerk dat nog gedaan moet worden?
22 Als Jehovah’s volk verheugen wij ons zeer over wat er tot stand is gebracht, maar ons werk is nog niet voltooid. Nadat een landbouwer zaad heeft gezaaid en zijn gewassen heeft opgekweekt, houdt hij niet met werken op. Hij blijft doorgaan, vooral tijdens het hoogtepunt van de oogst. De oogsttijd vergt lange dagen van intense krachtsinspanningen. En nu, op dit moment, is er een grotere oogst aan aanbidders van de ware God dan ooit tevoren. Dit is een tijd van verheuging (Jesaja 9:3). Het is waar dat wij met tegenstand en onverschilligheid geconfronteerd worden. Het kan ook zijn dat wij als afzonderlijke personen moeite doen om het hoofd te bieden aan een ernstige ziekte, moeilijke gezinsomstandigheden of economische problemen. Maar liefde voor Jehovah zet ons ertoe aan te volharden. De boodschap die ons door God is toevertrouwd, is iets wat de mensen moeten horen. Het is een boodschap van vrede. Ja, het is de boodschap die Jezus zelf gepredikt heeft — het goede nieuws van het koninkrijk Gods.
Wat zou u antwoorden?
◻ Hoe ging Jesaja 52:7 ten aanzien van het oude Israël in vervulling?
◻ Hoe bleek Jezus de grootste boodschapper van vrede te zijn?
◻ Hoe bracht de apostel Paulus Jesaja 52:7 in verband met het werk waar christenen een aandeel aan hebben?
◻ Wat is er in onze tijd bij betrokken om boodschappers van vrede te zijn?
[Illustraties op blz. 13]
Net als Jezus zijn ook Jehovah’s Getuigen boodschappers van goddelijke vrede
[Illustraties op blz. 15]
Jehovah’s Getuigen blijven vredelievend, ongeacht hoe mensen op de Koninkrijksboodschap reageren