-
Laten wij tot het soort behoren dat geloof heeftDe Wachttoren 1999 | 15 december
-
-
16, 17. (a) Hoe verkreeg Paulus vrijmoedigheid voor de bediening? (b) Welke maatregelen dienen wij te nemen als wij bemerken dat een bepaald aspect van onze christelijke bediening ons beangstigt?
16 Aan de christenen in Thessalonika schreef Paulus: „Wij [hebben], na eerst (zoals gij weet) in Filippi geleden te hebben en onbeschaamd behandeld te zijn, door bemiddeling van onze God vrijmoedigheid . . . verzameld om onder veel strijd het goede nieuws van God tot u te spreken” (1 Thessalonicenzen 2:2). Hoe waren Paulus en zijn metgezellen in Filippi „onbeschaamd behandeld”? Volgens sommige geleerden is het door Paulus gebruikte Griekse woord een uitdrukking van beledigende, schandelijke of schaamteloze behandeling. De autoriteiten in Filippi lieten hun stokslagen geven, wierpen hen in de gevangenis en sloten hen in het blok (Handelingen 16:16-24). Welke uitwerking had die pijnlijke ervaring op Paulus? Zagen de inwoners van de volgende stad, Thessalonika, die Paulus op zijn zendingsreis aandeed, dat hij vol vrees terugdeinsde? Nee, hij ’verzamelde vrijmoedigheid’. Hij overwon zijn vrees en bleef vrijmoedig prediken.
17 Waar kwam Paulus’ vrijmoedigheid vandaan? Van binnen uit? Nee, hij zei dat hij „door bemiddeling van onze God” vrijmoedigheid had verzameld. Een verwijswerk voor bijbelvertalers zegt dat deze verklaring als volgt weergegeven kan worden: „God nam de vrees uit ons hart weg.” Als u zich dus niet bijzonder vrijmoedig voelt ten aanzien van uw bediening, vooral als een bepaald aspect ervan beangstigend op u overkomt, waarom zou u dan geen beroep doen op Jehovah om hetzelfde voor u te doen? Vraag hem om de vrees uit uw hart weg te nemen. Vraag hem om u te helpen vrijmoedigheid voor het werk te verzamelen. Neem bovendien enkele andere praktische maatregelen. Tref er bijvoorbeeld regelingen voor om te werken met iemand die vaardig is in de manier van getuigenis geven waar u moeite mee hebt. Het gaat daarbij misschien om het bewerken van zakengebied, het geven van straatgetuigenis, de informele prediking of telefoongetuigenis. Misschien zal uw partner bereid zijn als eerste te beginnen. Zo ja, let dan op en leer. Maar verzamel vervolgens de vrijmoedigheid om het ook te proberen.
18. Welke zegeningen kunnen wij ervaren als wij vrijmoedigheid in onze bediening verzamelen?
18 Wanneer u werkelijk vrijmoedigheid verzamelt, denk er dan aan waartoe dat kan leiden. Als u doorzet en u niet laat ontmoedigen, zult u door de waarheid met anderen te delen waarschijnlijk goede ervaringen opdoen, ervaringen die u anders was misgelopen. (Zie blz. 25.) U zult de voldoening smaken te weten dat u Jehovah hebt behaagd door iets te doen wat moeilijk voor u is. U zult zijn zegen en hulp ervaren bij het overwinnen van uw vrees. Uw geloof zal sterker zijn. U kunt er in werkelijkheid niet aan werken geloof in anderen op te bouwen zonder terzelfder tijd uw eigen geloof op te bouwen. — Judas 20, 21.
-
-
Zij verzamelden moedDe Wachttoren 1999 | 15 december
-
-
Zij verzamelden moed
HET is niet altijd gemakkelijk om moed te verzamelen teneinde te prediken. In feite zei de apostel Paulus dat hij dit bij één gelegenheid „onder veel strijd” had gedaan (1 Thessalonicenzen 2:2). Is de „strijd” om te prediken de moeite waard? Er bestaat geen garantie dat u spectaculaire ervaringen zult opdoen, maar Gods dienstknechten zijn dikwijls blij dat zij vrijmoedigheid hebben verzameld. Beschouw eens enkele voorbeelden.
Een achtjarig meisje, Tara genaamd, luisterde aandachtig toen haar onderwijzeres de klas vertelde dat tijdens de Tweede Wereldoorlog de joodse gedetineerden in de concentratiekampen ter identificatie een gele davidster moesten dragen. Tara vroeg zich af of zij vrijuit moest spreken. „Ik bad met mijn ogen open”, herinnert zij zich. Toen stak ze haar hand op en zei dat Jehovah’s Getuigen ook in die kampen zaten en dat zij een paarse driehoek moesten dragen. De onderwijzeres was geïnteresseerd en bedankte haar. Tara’s commentaar opende de weg voor verdere gesprekken met de onderwijzeres, die later zelfs aan haar hele klas de video Jehovah’s Getuigen — Standvastig onder nazi-terreur vertoonde.
In Guinee (West-Afrika) wilde een jonge niet-gedoopte verkondigster, Irène genaamd, vorderingen in haar bediening maken. De zendelinge die met haar de bijbel bestudeerde, moedigde haar aan om te proberen De Wachttoren en Ontwaakt! aan medeleerlingen op school te verspreiden. Irène aarzelde omdat haar klasgenoten afwijzend gereageerd hadden. Maar door de aanmoediging van de zendelinge bewogen, besloot Irène eerst de leerlinge te benaderen die de meeste tegenstand leek te bieden. Tot Irènes verbazing reageerde het meisje gunstig en nam de tijdschriften graag aan. Andere leerlingen volgden haar voorbeeld. Irène verspreidde in die maand meer tijdschriften dan in de voorgaande vijf bij elkaar.
Op Trinidad voelde een ouderling zich heel beschroomd om het hoofd van een school te benaderen om haar de educatieve waarde van het tijdschrift Ontwaakt! te tonen. Niettemin verzamelde hij moed. Hij zegt: „Ik bad toen ik het omheinde gebouwencomplex betrad. Ik kon het niet geloven toen de directrice buitengewoon aardig was.” Zij nam het tijdschrift Ontwaakt! over het thema „Welke hoop is er voor onze jeugd?” en stemde er zelfs in toe het bij het lesgeven te gebruiken. Sindsdien heeft zij veertig tijdschriften over verschillende onderwerpen genomen.
Als jongere vond Vaughn het altijd moeilijk te prediken. „Ik werd nerveus, het zweet stond in mijn handen en ik ging snel spreken — ik kon geen gas terugnemen.” Niettemin werd hij een volletijdprediker. Toch was het niet altijd gemakkelijk voor hem om vrijuit te spreken. Eens wilde hij na een ontmoedigende dag naar werk te hebben gezocht iemand in de ondergrondse getuigenis geven, „zodat een nare dag toch enigszins goed gemaakt kon worden”. Maar hij voelde zich geïntimideerd door de belangrijk uitziende zakenmensen in de ondergrondse. Ten slotte verzamelde hij moed om een oudere man naast hem aan te spreken. Er volgde een lang gesprek. „Je hebt zulke goede vragen voor een jeugdig persoon”, zei de zakenman en vroeg: „Ben je theoloog?” Vaughn antwoordde: „Nee, ik ben een van Jehovah’s Getuigen.” „Ah”, glimlachte de man. „Nu begrijp ik het.”
Al deze Getuigen — en talloze andere — zijn blij dat zij moed hebben verzameld om te prediken. Zult u hetzelfde doen?
-