Woorden die niet altijd vertroosten
ALS u ooit diep bedroefd bent geweest, hebben anderen u dan soms pijn gedaan met wat zij zeiden? Hoewel de meeste mensen wel schijnen te weten wat zij ter vertroosting moeten zeggen, kunnen veel personen die iemand in de dood hebben verloren, zich opmerkingen herinneren die niet hielpen. Ursula Mommsen-Henneberger schreef in een stuk in het Duitse blad Kieler Nachrichten dat het sommige ouders „veel pijn doet wanneer buitenstaanders zeggen: ’Maar jullie hebben de andere kinderen toch nog, nietwaar?’” Zij antwoordt: „De andere kinderen kunnen een troost zijn, maar zij zijn geen vervanging.”
Een op dit terrein gespecialiseerde raadgeefster, Kathleen Capitulo, vertelde Ontwaakt!: „Een ander zinnetje dat men dient te vermijden, is: ’Ik weet wat u voelt.’ In feite kan niemand werkelijk weten wat een ander doormaakt. U kunt echter bevestigen dat er alle reden is voor wat zij voelen. U kunt hun verzekeren dat hun gevoelens normaal zijn.”
Abe Malawski, aldus het boek Recovering From the Loss of a Child, „is er sterk van overtuigd dat slechts iemand die zelf een kind heeft verloren, weet wat het zeggen wil een kind te verliezen”. Hij verklaarde: „Het maakt niet uit, al heeft iemand misschien vijftien kinderen. Een kind kun je nooit vervangen.”
Andere oprecht gemeende, doch weinig opbouwende uitspraken in geval van een miskraam of een doodgeboren kind zijn: „Binnenkort ben je weer in verwachting en dan ben je dit alles vergeten.” „Achteraf is het misschien beter zo. De baby zou toch misvormd zijn geweest.” Op het verschrikkelijke moment van verlies kunnen deze clichés, hoe goed bedoeld ook, de folterende pijn niet verzachten.
Ook religieuze gemeenplaatsen die sommige geestelijken als troost te bieden hebben, wekken bij de nabestaanden ergernis op. Zeggen dat ’God een andere engel wilde hebben’, beeldt God af als wreed en zelfzuchtig en komt neer op godslastering. Bovendien ontbreekt daarvoor elke logische of bijbelse grond.
Mag een christen rouwen?
Hoe staat het met christenen die een kind in de dood verliezen? Soms worden wel eens de woorden van de apostel Paulus aan de Thessalonicenzen aangehaald: „U moet niet treuren als de overige mensen, die geen hoop hebben” (1 Thessalonicenzen 4:13, New English Bible). Verbood Paulus verdriet te hebben en te rouwen? Nee, hij zei slechts dat de christen die een hoop heeft, niet op dezelfde wijze treurt als degenen die geen hoop hebben. — Johannes 5:28, 29.
Ter illustratie: Hoe reageerde Jezus toen Maria hem vertelde dat Lazarus dood was? Het verslag vertelt ons: „Toen Jezus [Maria] dan zag wenen en de joden die met haar waren meegekomen, zag wenen, zuchtte hij in de geest en werd verontrust.” En toen zij hem meenamen naar waar zij de dode hadden gelegd, ’barstte Jezus in tranen uit’. Is het derhalve verkeerd om verdriet te hebben? Toont men hierdoor een gebrek aan geloof in Gods belofte van een opstanding? Nee, in plaats daarvan spreekt er een diepe liefde voor de gestorvene uit. — Johannes 11:30-35; vergelijk Johannes 20:11-18.
Een andere benadering die mensen van streek kan brengen, is de zelfverzekerdheid waarmee sommigen tegen de nabestaanden zeggen: ’Tijd heelt alle wonden.’ Vermijd ook de vraag: „Bent u er al overheen?” Een Britse moeder zei: „Degenen die vragen, ’Ben je er al overheen?’ begrijpen niet echt wat het wil zeggen een kind te verliezen. Wij zullen er pas overheen komen als wij hem in de opstanding terugkrijgen.” Wellicht is wat Shakespeare zei passend: „Iedereen kan hartzeer de baas worden behalve hij die het heeft.”
Soms wordt de vader het slachtoffer van een ondoordachte houding. Eén vader werd boos wanneer mensen vroegen: „Hoe gaat het met je vrouw?” Hij verklaarde: „Nooit vragen zij hoe het met de echtgenoot gaat. . . . Het is zo verkeerd, zo oneerlijk. Een man voelt het net zo erg als een vrouw. Ook hij rouwt.”
Zich flink houden?
In veel culturen wordt geleerd dat vooral mannen hun emoties en verdriet niet mogen tonen maar zich flink moeten houden. De 18de-eeuwse Engelse schrijver Oliver Goldsmith sprak over „de stille mannelijkheid van het rouwen”. Maar is die stille mannelijkheid noodzakelijkerwijs de beste manier om het verdriet te verwerken?
In haar boek The Bereaved Parent beschrijft Harriet Sarnoff Schiff hoe het in het geval van haar echtgenoot ging: „Hier stond een man, een vader, die toekeek hoe zijn kind werd begraven en van wie door de samenleving werd verlangd dat hij ’zich flink zou houden’.” Zij voegt eraan toe: „Hij heeft er duur voor betaald dat hij zich flink hield. Met het verstrijken van de tijd zonk hij, in plaats van uit zijn toestand van rouw te geraken, steeds dieper in zijn verdriet weg.”
De echtgenoot beschreef zijn gevoelens, en wellicht herkennen anderen zichzelf erin. „Ik voel mij alsof ik over het ijs van de noordpool rondloop. Ik ben heel moe. Ik weet dat ik, als ik ga liggen om te rusten, in slaap zal vallen. Ik weet dat ik, als ik in slaap val, zal doodvriezen. Het kan mij niets meer schelen. Ik kan niet langer tegen mijn vermoeidheid vechten.”
Welk advies geeft Harriet Schiff derhalve? „Vergeet die goede oude Angelsaksische ethiek van stoïcisme, en huil. Laat de tranen komen. . . . Ze helpen om het verdriet weg te wassen.” De schrijvers van Surviving Pregnancy Loss geven raad die zowel op vrouwen als op mannen van toepassing is: „Stoïcisme wordt door sommigen wellicht zeer bewonderd, maar slechts door met droefheid te worstelen, kan men er uiteindelijk van bevrijd worden.” (Wij cursiveren.) Anders bestaat het gevaar dat men terugvalt in wat „onverwerkt verdriet” wordt genoemd, hetgeen rampzalige gevolgen kan hebben voor de jaren die volgen.
Onverwerkt verdriet is niet-voltooide rouw, wanneer de persoon het rouwproces stilzet in plaats van het zijn natuurlijke verloop te laten hebben zodat men komt tot aanvaarding van de scheiding. Het probleem kan zich op minstens drie manieren manifesteren — als onderdrukt, vertraagd en chronisch rouwen. Wat kan er worden gedaan om te helpen?
Er kan professionele raad nodig zijn. Een begrijpende en aanmoedigende huisarts of geestelijke raadgever zou het antwoord kunnen vormen. Ook familieleden met een goed onderscheidingsvermogen kunnen helpen. De persoon heeft hulp nodig om het rouwproces te doorlopen.
Zo geeft Jess Romero toe dat hij openlijk huilde over het verlies van zijn dochter en zijn vrouw in het vliegtuigongeluk. Hij vertelde Ontwaakt!: „Enkele weken daarna namen mijn zusters mij van het ziekenhuis mee naar huis, en toen ik binnenkwam, zag ik de foto van mijn dochter aan de muur. Mijn zwager zag dat ik volschoot en zei: ’Geneer je niet, huil maar.’ En dat deed ik ook. Daardoor kon ik wat van mijn opgekropte verdriet kwijtraken.”
Hoewel het rouwproces een deel van de pijn kan genezen, is er voor de meeste personen die iemand hebben verloren, slechts één blijvende oplossing — hun geliefden weerzien. Bestaat er dan hoop voor de doden? Zal er een opstanding zijn? Lees alstublieft het laatste artikel in deze serie.