„De mens der wetteloosheid” identificeren
„De wetteloze [zal] geopenbaard worden, die door de Heer Jezus weggedaan zal worden.” — 2 THESSALONICENZEN 2:8.
1, 2. Waarom is het uitermate belangrijk dat wij de mens der wetteloosheid identificeren?
WIJ leven in een tijdperk van wetteloosheid. Het gaat om een wereldomvattend verschijnsel. Overal is men bevreesd voor wetteloze, misdadige elementen en de bedreiging die zij voor ons en onze bezittingen vormen. Toch bestaat er een nog veel verraderlijker wetteloos element dat reeds eeuwenlang werkzaam is. In de bijbel wordt erover gesproken als „de mens der wetteloosheid”.
2 Het is van levensbelang dat wij deze mens der wetteloosheid identificeren. Waarom? Omdat hij eropuit is onze goede positie voor het aangezicht van God en onze hoop op eeuwig leven te ondermijnen. Hoe wil hij dit aanleggen? Door te bewerken dat wij de waarheid de rug toekeren en in plaats daarvan geloof schenken aan leugens, zodat hij ons ervan afbrengt God „met geest en waarheid” te aanbidden (Johannes 4:23). Uit zijn daden blijkt duidelijk dat dit specifieke wetteloze element een tegenstander is van God en zijn voornemens, alsook van zijn opgedragen volk.
3. Hoe vestigt de bijbel onze aandacht op de wetteloze?
3 De bijbel vertelt ons over deze mens der wetteloosheid in 2 Thessalonicenzen 2:3. Geïnspireerd door Gods geest schreef de apostel Paulus: „Laat niemand u op enigerlei wijze misleiden, want [Jehovah’s dag van vernietiging van dit goddeloze samenstel] komt niet tenzij eerst de afval komt en de mens der wetteloosheid wordt geopenbaard.” Hier profeteerde Paulus dat er voor het einde van dit samenstel afval tot ontwikkeling zou komen en een mens der wetteloosheid zou verschijnen. In feite zei Paulus in 2 vers 7: „Het mysterie van deze wetteloosheid is . . . reeds aan het werk.” In de eerste eeuw was deze wetteloze dus al begonnen zich te manifesteren.
De oorsprong van de wetteloze mens
4. Wie is de voortbrenger en ondersteuner van de mens der wetteloosheid?
4 Wie heeft deze mens der wetteloosheid voortgebracht en verleent hem steun? Paulus antwoordt: „De tegenwoordigheid van de wetteloze is overeenkomstig de werking van Satan met elk krachtig werk en leugenachtige tekenen en wonderen en met elk onrechtvaardig bedrog voor degenen die vergaan, als een vergelding omdat zij de liefde voor de waarheid niet hebben aanvaard, opdat zij gered zouden worden” (2 Thessalonicenzen 2:9, 10). Satan is dus de vader en instandhouder van de mens der wetteloosheid. En net zoals Satan tegen Jehovah, Zijn voornemens en Zijn volk is, zo geldt dat ook voor de mens der wetteloosheid, of hij zich daar nu van bewust is of niet.
5. Welk lot wacht de wetteloze en degenen die hem volgen?
5 Degenen die samenwerken met de mens der wetteloosheid, zullen delen in zijn lot — vernietiging: „De wetteloze [zal] geopenbaard worden, die door de Heer Jezus weggedaan zal worden . . . en tenietgedaan zal worden door de manifestatie van zijn tegenwoordigheid” (2 Thessalonicenzen 2:8). Die tijd voor de vernietiging van de mens der wetteloosheid en zijn ondersteuners („degenen die vergaan”) zal binnenkort komen „bij de openbaring van de Heer Jezus vanuit de hemel met zijn krachtige engelen, in een vlammend vuur, wanneer hij wraak oefent over hen die God niet kennen en over hen die het goede nieuws omtrent onze Heer Jezus niet gehoorzamen. Dezen zullen de gerechtelijke straf van eeuwige vernietiging ondergaan.” — 2 Thessalonicenzen 1:6-9.
6. Welke informatie geeft Paulus verder over de wetteloze?
6 Paulus beschrijft deze wetteloze nog verder met de woorden: „Hij verzet zich en verheft zich boven een ieder die ’god’ of een voorwerp van verering wordt genoemd, zodat hij in de tempel van De God gaat zitten en zich in het openbaar vertoont als een god” (2 Thessalonicenzen 2:4). Paulus waarschuwt dus dat Satan een wetteloze zou doen opstaan, een vals voorwerp van verering, die zich zelfs boven Gods wet zou verheffen.
De wetteloze identificeren
7. Waarom concluderen wij dat Paulus het niet over een afzonderlijke persoon had, en waarop heeft de mens der wetteloosheid betrekking?
7 Sprak Paulus over een afzonderlijk persoon? Nee, want hij zegt dat deze „mens” zich in Paulus’ tijd deed gelden en zou voortbestaan totdat Jehovah hem aan het einde van dit samenstel zou vernietigen. Hij heeft dus al vele eeuwen bestaan. Het is duidelijk dat geen letterlijke mens zo lang heeft geleefd. De uitdrukking „mens der wetteloosheid” moet dus betrekking hebben op een lichaam of klasse van mensen.
8. Wie is de mens der wetteloosheid, en wat zijn enkele identificerende kenmerken?
8 Wie zijn zij? Het bewijsmateriaal laat zien dat zij de groep vormen van trotse, ambitieuze geestelijken van de christenheid, die zich in de loop der eeuwen hun eigen wetten zijn gaan stellen. Dit blijkt uit het feit dat er duizenden verschillende religies en sekten bestaan in de christenheid, elk met een eigen geestelijkheid, en elk toch met de andere in tegenspraak ten aanzien van bepaalde aspecten van leer of kerkgebruiken. Deze toestand van verdeeldheid laat duidelijk zien dat ze niet Gods wet volgen. Ze kunnen niet uit God zijn. (Vergelijk Micha 2:12; Markus 3:24; Romeinen 16:17; 1 Korinthiërs 1:10.) Wat al deze religies gemeen hebben is dat ze niet vasthouden aan de bijbelse leringen, omdat ze de regel hebben overtreden die luidt: „Gaat niet buiten de dingen die geschreven staan.” — 1 Korinthiërs 4:6; zie ook Matthéüs 15:3, 9, 14.
9. Welke onschriftuurlijke geloofsovertuigingen heeft de wetteloze in de plaats gesteld van bijbelse waarheden?
9 Deze wetteloze is dus een uit vele leden bestaande mens: de religieuze geestelijkheid van de christenheid. Zij allen, hetzij pausen, priesters, patriarchen of protestantse predikanten, zijn medeverantwoordelijk voor de religieuze zonden van de christenheid. Zij hebben de waarheden van God verruild voor heidense leugens en onderwijzen onschriftuurlijke leerstellingen zoals de onsterfelijkheid van de menselijke ziel, het hellevuur en vagevuur, en de Drieëenheid. Zij zijn als de religieuze leiders tot wie Jezus zei: „Gij zijt uit uw vader de Duivel, en gij wenst de begeerten van uw vader te doen. . . . Hij is een leugenaar en de vader van de leugen” (Johannes 8:44). Hun praktijken stellen hen ook aan de kaak als wetteloos, want zij nemen deel aan activiteiten die in strijd zijn met Gods wetten. Tot zulke personen zegt Jezus: „Gaat weg van mij, gij werkers der wetteloosheid.” — Matthéüs 7:21-23.
Zij verheffen zich
10. Welke relatie heeft de wetteloze met politieke heersers gehad?
10 De geschiedenis laat zien dat degenen die deel uitmaken van deze „mens der wetteloosheid”-klasse zo’n trotse en arrogante houding aan de dag gelegd hebben dat zij feitelijk de heersers der wereld de wet hebben voorgeschreven. Onder het voorwendsel van de leer van ’het goddelijk recht van koningen’ hebben de geestelijken beweerd de onontbeerlijke tussenpersoon tussen de heersers en God te zijn. Zij hebben koningen en keizers gekroond en onttroond, en zijn in staat geweest de massa gunstig te stemmen jegens heersers of tegen hen op te hitsen. In feite hebben zij net als de joodse overpriesters die Jezus verwierpen, gezegd: „Wij hebben geen andere koning dan caesar” (Johannes 19:15). Toch heeft Jezus heel duidelijk geleerd: „Mijn koninkrijk is geen deel van deze wereld.” — Johannes 18:36.
11. Hoe hebben de geestelijken zichzelf verheven?
11 Om zich zelfs nog meer boven het gewone volk te verheffen, heeft deze wetteloze klasse zich in een afwijkende kledij gehuld, meestal zwart. Bovendien hebben zij zich getooid met allerlei indrukwekkende regalia, compleet met kronen, kruisen en mijters. (Vergelijk Matthéüs 23:5, 6.) Maar Jezus en zijn volgelingen droegen niet zulke kledij; zij kleedden zich net zoals het gewone volk. De geestelijken hebben ook titels aangenomen zoals „Vader”, „Heilige Vader”, „Eerwaarde”, „Hoogeerwaarde”, „Zijne Excellentie” en „Zijne Eminentie”, wat er allemaal nog verder toe bijdraagt dat zij ’zich boven een ieder verheffen’. Toch leerde Jezus betreffende religieuze titels: „Noemt . . . niemand op aarde uw vader” (Matthéüs 23:9). Evenzo zei Elíhu toen hij de woorden van Jobs schijnheilige vertroosters weerlegde: „Laat mij alstublieft geen mens partijdigheid betonen; en aan een aardse mens zal ik geen titel verlenen.” — Job 32:21.
12. Wie dienden de geestelijken volgens Paulus in werkelijkheid?
12 Toen Paulus in zijn tijd verklaarde dat de mens der wetteloosheid al met zijn activiteit was begonnen, zei hij ook betreffende degenen die de houding van die wetteloze weerspiegelen: „Want zulke mensen zijn valse apostelen, bedrieglijke werkers, die zich veranderen in apostelen van Christus. En geen wonder, want Satan zelf blijft zich veranderen in een engel des lichts. Het is daarom niets groots indien ook zijn dienaren zich blijven veranderen in dienaren van rechtvaardigheid. Maar hun einde zal zijn overeenkomstig hun werken.” — 2 Korinthiërs 11:13-15.
Opstand tegen de ware aanbidding
13. Wat is de afval die Paulus voorzei?
13 Paulus zei dat deze mens der wetteloosheid zich samen met de afval zou ontwikkelen. In feite is de eerste aanwijzing die Paulus gaf ten aanzien van de identiteit van deze wetteloze klasse, dat ’de dag van Jehovah [wanneer Jehovah dit goddeloze samenstel van dingen vernietigt] . . . niet komt tenzij eerst de afval komt’ (2 Thessalonicenzen 2:2, 3). Maar wat wordt er bedoeld met „afval”? In deze context betekent het niet slechts een terugvallen of een afdwaling tengevolge van geestelijke zwakheid. Het Griekse woord dat hier voor „afval” wordt gebruikt, betekende onder andere „ontrouw” of „opstand”. Verscheidene vertalingen geven het met „rebellie” weer. De vertaling van William Barclay luidt: „Die dag kan niet komen voordat de Grote Rebellie heeft plaatsgevonden.” The Jerusalem Bible noemt het „de Grote Opstand”. In de context van wat Paulus bespreekt, betekent „afval” daarom een opstand tegen de ware aanbidding.
14. Wanneer begon de afval zich echt te ontwikkelen?
14 Hoe heeft deze afval, deze rebellie, zich ontwikkeld? In 2 Thessalonicenzen 2:6 schreef Paulus, en dat betrof dan zijn eigen tijd, over datgene „wat als een belemmering werkt” ten aanzien van de wetteloze. Wat was dat? Het was de belemmerende kracht van de apostelen. Hun aanwezigheid, met hun krachtige gaven van de heilige geest, verhinderde dat de afval destijds snel om zich heen kon grijpen (Handelingen 2:1-4; 1 Korinthiërs 12:28). Maar toen de apostelen waren gestorven, zo tegen het einde van de eerste eeuw, waren de belemmerende factoren verdwenen.
Ontwikkeling van een onschriftuurlijke geestelijkheid
15. Welke regeling werd door Jezus voor de christelijke gemeente ingesteld?
15 De door Jezus opgerichte gemeente ontwikkelde zich tijdens de eerste eeuw onder de leiding van ouderlingen (opzieners) en dienaren in de bediening (Matthéüs 20:25-27; 1 Timótheüs 3:1-13; Titus 1:5-9). Dezen kwamen uit het midden van de gemeente. Het waren bekwame, geestelijk gezinde mannen die geen speciale theologische opleiding hadden genoten, net zomin als Jezus zo’n opleiding had gehad. Zijn tegenstanders vroegen zich zelfs af: „Hoe kan deze man zo geleerd zijn, terwijl hij niet op de scholen heeft gestudeerd?” (Johannes 7:15) En ten aanzien van de apostelen merkten de religieuze regeerders hetzelfde op: „Toen zij nu zagen hoe vrijuit Petrus en Johannes spraken en bemerkten dat zij ongeletterde en gewone mensen waren, verwonderden zij zich. En zij gingen hen herkennen als personen die met Jezus waren geweest.” — Handelingen 4:13.
16. Hoe zorgde de afval ervoor dat men afweek van het eerste-eeuwse christelijke patroon voor gemeentelijke organisatie?
16 De afval introduceerde echter denkbeelden die hun oorsprong vonden bij de joodse geestelijkheid en uiteindelijk ontleend werden aan het religieuze stelsel van het heidense Rome. Naarmate de tijd verstreek en men zich van het ware geloof ging afkeren, kwam er een onschriftuurlijke klasse van geestelijken tot ontwikkeling. Er begon een gekroonde paus te regeren over een college van kardinalen, die op hun beurt gekozen waren uit honderden bisschoppen en aartsbisschoppen, die weer uit de gelederen kwamen van priesters met een seminarie-opleiding. Zo kreeg al betrekkelijk snel na de eerste eeuw een mystieke klasse van geestelijken het in de christenheid voor het zeggen. Deze klasse was niet gevormd naar het patroon van de eerste-eeuwse christelijke ouderlingen en dienaren in de bediening maar naar het patroon van heidense religieuze stelsels.
17. Wanneer vooral werd de macht van de wetteloze geconsolideerd?
17 Reeds in de derde eeuw G.T. waren de gewone gelovigen tot een tweederangs status van leken gedegradeerd. De afvallige mens der wetteloosheid nam geleidelijk de teugels van de macht in handen. Deze macht werd geconsolideerd gedurende de regering van de Romeinse keizer Constantijn, vooral na het concilie van Nicea in 325 G.T. Toen werden Kerk en Staat tot één geheel samengesmolten. Zo werd de mens der wetteloosheid — de geestelijkheid van de christenheid — een eeuwenlange lijn van tegen de ware God, Jehovah, in opstand gekomen afvalligen. De wetten en regelingen die zij hebben gevolgd, waren van eigen makelij en niet van God afkomstig.
Heidense leringen
18. Welke lasterlijke heidense leerstellingen nam de wetteloze over?
18 De zich ontwikkelende mens der wetteloosheid ontleende ook leerstellingen aan het heidendom. Zo werd een mysterieuze, onbegrijpelijke drieënige god in de plaats gesteld van de Ene die zegt: „Ik ben Jehovah. Dat is mijn naam; en aan niemand anders zal ik mijn eigen heerlijkheid geven.” „Ik ben Jehovah, en er is geen ander. Behalve mij is er geen God” (Jesaja 42:8; 45:5). Dit vervangen van Gods waarheden door menselijke, zelfs heidense ideeën, heeft geleid tot een verdere godslastering: de verering van de nederige Maria uit de bijbel als de door de christenheid aanvaarde „Moeder Gods”. Zo werden de promotors van deze valse leerstellingen, namelijk de klasse van geestelijken, het kwalijkst van al het welig tierende „onkruid” dat door Satan was gezaaid in zijn poging het door Christus gezaaide voortreffelijke zaad te verstikken. — Matthéüs 13:36-39.
19. Hoe is de christenheid in de loop der eeuwen versplinterd, maar wat bleef bestaan?
19 Terwijl er schisma’s en scheuringen plaatsvonden, is de christenheid in honderden religies en sekten uiteengevallen. Maar elke nieuwe religie of sekte, op een enkele uitzondering na, behield haar onderscheid tussen geestelijken en leken. Aldus is de „mens der wetteloosheid”-klasse tot op de huidige dag blijven bestaan. En deze klasse blijft zich met haar onderscheidende kledij en klinkende titels boven het gewone volk verheffen. Paulus overdreef dus beslist niet toen hij zei dat de „mens der wetteloosheid”-klasse zichzelf zou verheerlijken en zich tot een goddelijke positie zou verheffen.
Het pausdom
20. Hoe beschrijft een katholiek werk de paus?
20 Een voorbeeld van zo’n verheerlijking is dat van het pausdom van Rome. Een kerkelijk woordenboek door Lucio Ferraris, uitgegeven in Italië, beschrijft de paus als „van zulk een waardigheid en hoogheid dat hij niet eenvoudig een mens is maar, als het ware, God en de Plaatsvervanger van God”. Zijn kroon is een drievoudige kroon „als koning van de hemel, de aarde en de hel”. Hetzelfde woordenboek vervolgt: „De paus is, als het ware, God op aarde, de enige vorst van Christus’ getrouwen, de grootste koning aller koningen.” Het voegt eraan toe: „De paus kan soms de goddelijke wet opheffen.” Bovendien verklaart The New Catholic Dictionary over de paus: „Zijn gezanten zijn belangrijker dan andere leden van het corps diplomatique.”
21. Plaats de daden van de paus tegenover die van Petrus en een engel.
21 In tegenstelling tot de discipelen van Jezus draagt de paus vaak zeer rijk versierde kledij en aanvaardt hij graag de bewieroking door mensen. De paus laat mensen voor zich buigen, laat zijn ring kussen en laat zich in een speciale stoel op hun schouders dragen. Wat een verwaandheid hebben pausen in de loop der eeuwen aan de dag gelegd! En wat een tegenstelling met de nederige eenvoud van Petrus, die tot Cornelius, de Romeinse legeroverste die aan zijn voeten neerknielde om hem hulde te brengen, zei: „Sta op, ik ben ook maar een mens”! (Handelingen 10:25, 26, de katholieke Willibrordvertaling) En wat een tegenstelling met de engel die de apostel Johannes de Openbaring gaf! Johannes wilde zich in aanbidding voor die engel neerbuigen, maar de engel sprak zich hiertegen uit met de woorden: „Pas op! Doe dat niet! Ik ben slechts een medeslaaf van u en van uw broeders die profeten zijn en van hen die de woorden van deze boekrol onderhouden. Aanbid God.” — Openbaring 22:8, 9.
22. Volgens welke schriftuurlijke regel kan de wetteloze geïdentificeerd worden?
22 Is deze beoordeling van de klasse der geestelijken te streng? Wij kunnen dit bepalen door de regel toe te passen die Jezus gaf om valse profeten te identificeren: „Aan hun vruchten zult gij hen herkennen” (Matthéüs 7:15, 16). Wat zijn dan in de loop der eeuwen en in onze twintigste eeuw de vruchten geweest van de geestelijkheid? Wat zal het lot zijn van deze mens der wetteloosheid, en wie zullen in dat lot delen? Welke verantwoordelijkheid ten aanzien van deze wetteloze rust op degenen die God werkelijk vrezen? De volgende artikelen zullen deze punten bespreken.
Vragen ter herhaling
◻ Wat is de mens der wetteloosheid, en wanneer werd dit duidelijk?
◻ Hoe identificeert de bijbel de geestelijke vader van deze wetteloze klasse?
◻ Hoe hebben de geestelijken zich boven het volk verheven?
◻ Welke afvallige leerstellingen en praktijken werden door de geestelijkheid ontwikkeld?
◻ Hoe contrasteert de houding van pausen met die van Petrus en een engel?
[Illustratie op blz. 14]
In tegenstelling tot de pausen liet de apostel Petrus niet toe dat een mens hem hulde bracht