-
Tracht u een ambt te verkrijgen?De Wachttoren 1990 | 1 september
-
-
Tracht u een ambt te verkrijgen?
„Indien iemand een opzienersambt tracht te verkrijgen, begeert hij een voortreffelijk werk.” — 1 TIMOTHEÜS 3:1.
1. Het volvoeren van welk doel is van het grootste belang onder Jehovah’s Getuigen?
JEHOVAH’S GETUIGEN stellen zich juiste doeleinden die op een godvruchtige wijze worden uitgestippeld en nagestreefd. Dit is niet verwonderlijk, aangezien hun God nobele doelstellingen heeft en altijd zijn voornemens verwezenlijkt (Jesaja 55:8-11). Jehovah’s dienstknechten moeten niet zijn als die mensen die geen waardevol doel hebben en die achteloos door het leven gaan en maar weinig doen waar iemand buiten henzelf enige baat bij heeft. Een zaak van het hoogste belang voor Gods Getuigen is het volvoeren van het nobele doel de Koninkrijksboodschap te verkondigen en de levengevende kennis van Gods Woord met anderen te delen. — Psalm 119:105; Markus 13:10; Johannes 17:3.
2. Welk doel voor christelijke mannen werd door Paulus genoemd in 1 Timotheüs 3:1?
2 In Jehovah’s organisatie bestaan nog andere nobele doeleinden. De apostel Paulus noemde er daar een van toen hij schreef: „Die verklaring is betrouwbaar. Indien iemand een opzienersambt tracht te verkrijgen, begeert hij een voortreffelijk werk.” Zo’n man wil iets bereiken wat anderen tot nut is. Hij begeert „een voortreffelijk werk”, geen leven van gemak en aanzien. Een andere vertaling luidt: „Het is volkomen juist om te zeggen dat een man die zijn hart zet op leiderschap, een loffelijke ambitie heeft.” — 1 Timotheüs 3:1, Phillips.
Gevaren voor ouderlingen
3, 4. Waarom dient een man die een ambt tracht te verkrijgen, zijn hart te behoeden?
3 In welk opzicht heeft een man die zijn hart erop zet een christelijke opziener te zijn, een „loffelijke ambitie”? Welnu, ambitie is een vurig verlangen een bepaald doel te bereiken. Het is waar dat er nobele ambities zijn en onwaardige. Maar als een man nederig tracht een ambt van opziener te verkrijgen omdat hij anderen wil dienen, wordt zijn dienst met oprechte motieven verricht en kan ze in geestelijke zegeningen resulteren. Maar hij moet zijn hart behoeden. — Spreuken 4:23.
4 Sommige ambitieuze personen zoeken roem. Anderen willen over hun medemens heersen. Honger naar prominentie of macht is als een aangetaste wortel die er de oorzaak van kan zijn dat zelfs een gezond uitziende boom ter aarde stort. Ook een christen zou ten prooi kunnen vallen aan zo’n verkeerd gemotiveerde ambitie (Spreuken 16:18). „Ik heb het een en ander aan de gemeente geschreven, maar Diotrefes, die graag de eerste plaats onder hen inneemt [„die over alles de baas wil zijn”, Phillips], ontvangt niets van ons met achting. Daarom zal ik, als ik kom, zijn werken in herinnering brengen, die hij blijft doen, terwijl hij met boosaardige woorden over ons snatert. En daarmee nog niet tevreden, ontvangt hij ook zelf de broeders niet met achting, en degenen die hen willen ontvangen, tracht hij hiervan te weerhouden en uit de gemeente te werpen” (3 Johannes 9, 10). De ambitie van Diotrefes was onchristelijk. Arrogantie en een ambitieus najagen van macht over anderen komen niet te pas onder Jezus’ ware volgelingen. — Spreuken 21:4.
5. Met welke instelling dienen opzieners hun taken te behartigen?
5 Een christelijke opziener die met het juiste motief zijn taken behartigt, zal geen zelfzuchtige ambities najagen. Hij zal dit voortreffelijke werk van christelijk opzicht zien als een door God geschonken voorrecht en zal Gods kudde ’niet onder dwang weiden, maar gewillig; noch uit liefde voor oneerlijke winst, maar bereidwillig; noch als iemand die heerst over hen die Gods erfdeel zijn, maar door zich een voorbeeld voor de kudde te betonen’ (1 Petrus 5:2, 3). Ja, opzieners dienen ertegen te waken dat zij trots worden en zich aan machtsmisbruik schuldig willen maken.
6. Waarom mag een ouderling niet heersen over Gods volk?
6 Een ouderling dient niet over andere christenen te heersen, want hij is hun medewerker, niet ’een meester over hun geloof’ (2 Korinthiërs 1:24). Toen bepaalde apostelen prominentie zochten, zei Jezus: „Gij weet dat de regeerders der natiën over hen heersen en de groten autoriteit over hen oefenen. Zo is het onder u niet; maar wie onder u groot wil worden, moet uw dienaar zijn, en wie onder u de eerste wil zijn, moet uw slaaf zijn. Evenals de Zoon des mensen niet gekomen is om gediend te worden, maar om te dienen en zijn ziel te geven als een losprijs in ruil voor velen” (Mattheüs 20:20-28). Een ouderling is niet de Opperherder maar slechts een onderherder. Als hij over de kudde heerst, legt hij een geest van trots aan de dag. Daar zou vooral schade uit voortvloeien als hij anderen zover zou krijgen dat zij hem gaan helpen zijn trotse ambities te verwezenlijken. Een spreuk zegt: „Iedereen die trots van hart is, is iets verfoeilijks voor Jehovah. Al verbindt zich ook hand met hand, toch zal men niet ongestraft blijven.” — Spreuken 16:5.
7, 8. (a) Waarom moeten christelijke ouderlingen nederig zijn? (b) Geef een voorbeeld van een nederige ouderling.
7 Christelijke ouderlingen dienen zich daarom ’te vernederen onder de machtige hand van God’. Trots is een belemmering voor geestelijke bruikbaarheid, want alleen de nederigen hebben de juiste gesteldheid van hart en geest om de goddelijke wil te doen. „God weerstaat de hoogmoedigen, maar hij geeft onverdiende goedheid aan de nederigen” (1 Petrus 5:5, 6). Ja, Jehovah zegent hen die nederig van geest zijn. Uit hun midden komen bekwame mannen die worden aangesteld om als christelijke ouderlingen te dienen.
8 In de moderne geschiedenis van Jehovah’s Getuigen wemelt het van voorbeelden van nederige dienst, verricht door godvruchtige mensen. Beschouw bijvoorbeeld de zachtmoedige W. J. Thorn eens, die pelgrimbroeder, of reizende opziener, is geweest en lange tijd op Bethel heeft gewerkt. Over hem heeft een christen gezegd: „Nooit en te nimmer zal ik een uitspraak van broeder Thorn vergeten die mij tot nu toe geholpen heeft. Hij zei, en ik citeer: ’Steeds wanneer ik aardig wat van mijzelf begin te denken, zet ik mij om zo te zeggen in de hoek en zeg: „Jij stofje. Wat heb je eigenlijk om trots op te zijn?”’” Hoe prijzenswaardig als ouderlingen en anderen zo’n hoedanigheid aan de dag leggen! Bedenk, „het gevolg van ootmoed en de vrees voor Jehovah is rijkdom en heerlijkheid en leven”. — Spreuken 22:4.
Het door God geschonken verlangen om te dienen
9. Waarom kan er gezegd worden dat het verlangen om als opziener te dienen door God geschonken is?
9 Is het verlangen om als opziener te dienen iets wat door God wordt gegeven? Ja, want Jehovah’s geest verschaft motivatie, moed en kracht om heilige dienst voor hem te verrichten. Wat gebeurde er bijvoorbeeld toen Jezus’ volgelingen vervolging ondergingen en baden om vrijmoedigheid om te prediken? „De plaats waar zij vergaderd waren, [schudde] en zij werden allen zonder uitzondering met de heilige geest vervuld en spraken het woord van God met vrijmoedigheid” (Handelingen 4:27-31). Aangezien de heilige geest zulke dingen kan bewerken, kan hij iemand er ook toe bewegen naar een ambt te streven.
10. (a) Wat is één reden waarom een christelijke man wellicht niet naar een ambt streeft? (b) Als God ons een dienstvoorrecht verleent, waarvan kunnen wij dan zeker zijn?
10 Wat zou een rijpe christen ervan kunnen afhouden naar een opzienersambt te streven? Hij kan een geestelijk gezind man zijn maar zich onbekwaam voelen (1 Korinthiërs 2:14, 15). Natuurlijk dienen wij een bescheiden kijk op onszelf te hebben en ons bewust te zijn van onze beperkingen (Micha 6:8). In plaats van overmoedig te denken dat wij het beste geschikt zijn voor een bepaalde verantwoordelijkheid, is het goed te bedenken dat ’wijsheid bij de bescheidenen is’ (Spreuken 11:2). Maar wij moeten ook beseffen dat als God ons een dienstvoorrecht verleent, hij ook zal voorzien in de kracht die nodig is om het ten uitvoer te brengen. Paulus zei erover: „Voor alle dingen bezit ik de sterkte door hem die mij kracht verleent.” — Filippenzen 4:13.
11. Wat kan een christen doen die niet naar een ambt streeft omdat hij vindt dat hij te kort schiet in wijsheid om raad te geven?
11 Een christen tracht misschien geen opzienersambt te verkrijgen omdat hij van mening is niet over voldoende wijsheid te beschikken om raad te kunnen geven. Welnu, hij zou in wijsheid kunnen toenemen door een ijveriger student van Gods Woord te zijn, en hij dient beslist om wijsheid te bidden. Jakobus schreef: „Schiet iemand van u daarom te kort in wijsheid, dan moet hij God blijven vragen, want hij geeft aan allen edelmoedig en zonder verwijt; en ze zal hem gegeven worden. Maar hij moet in geloof blijven vragen, zonder ook maar enigszins te twijfelen, want wie twijfelt, is gelijk een golf van de zee, die door de wind gedreven en heen en weer geslingerd wordt. Die mens moet feitelijk niet menen dat hij iets van Jehovah zal ontvangen; hij is een besluiteloos man, ongestadig in al zijn wegen” (Jakobus 1:5-8). In antwoord op Salomo’s gebed gaf God hem „een wijs en verstandig hart” dat hem in staat stelde bij het richten van het volk te onderscheiden tussen goed en kwaad (1 Koningen 3:9-14). Bij Salomo betrof het een speciaal geval, maar met ijverige studie en Gods hulp kunnen mannen die verantwoordelijkheid in de gemeente toevertrouwd hebben gekregen, anderen op rechtvaardige wijze raad geven. „Jehovah zelf geeft wijsheid; uit zijn mond zijn kennis en onderscheidingsvermogen afkomstig.” — Spreuken 2:6.
12. Als een man uit bezorgdheid niet naar een ambt streeft, wat kan hem dan helpen?
12 Een bepaalde bezorgdheid kan een man ervan terughouden naar een ambt te streven. Hij meent misschien dat hij de zware verantwoordelijkheid van een ouderling niet aankan. Zelfs Paulus gaf toe: ’Van dag tot dag bestormt mij de zorg voor alle gemeenten’ (2 Korinthiërs 11:28). Maar de apostel wist wat hij moest doen wanneer hij bezorgdheid voelde, want hij schreef: „Weest over niets bezorgd, maar laat in alles door gebed en smeking te zamen met dankzegging uw smeekbeden bij God bekend worden; en de vrede van God, die alle gedachte te boven gaat, zal uw hart en uw geestelijke vermogens behoeden door bemiddeling van Christus Jezus” (Filippenzen 4:6, 7). Ja, gebed en vertrouwen in God kunnen ertoe bijdragen bezorgdheid te verminderen.
13. Hoe zou een man kunnen bidden als hij aarzelt ten aanzien van een ambt?
13 Als er toch nog enige bezorgdheid blijft, kan een man die aarzelt naar een ambt te streven, bidden zoals David deed: „Doorvors mij, o God, en ken mijn hart. Onderzoek mij, en ken mijn verontrustende gedachten, en zie of er in mij soms een smartelijke weg is, en leid mij op de weg der onbepaalde tijd” (Psalm 139:23, 24). Wat ook de aard mag zijn van onze „verontrustende” of „bezorgde” gedachten, God kan ons helpen er het hoofd aan te bieden zodat wij geestelijke vorderingen kunnen maken. (Zie The New International Version.) In een andere psalm wordt dat heel treffend onder woorden gebracht: „Wanneer ik zei: ’Mijn voet zal zich stellig onvast bewegen’, was het uw liefderijke goedheid, o Jehovah, die mij bleef schragen. Wanneer mijn verontrustende gedachten vele werden binnen in mij, waren het uw vertroostingen die mijn ziel gingen strelen.” — Psalm 94:18, 19.
Dien met vreugde zoals Jehovah wil
14. Waarom dient een man die niet naar een ambt streeft, om Gods heilige geest te bidden?
14 Als een christelijke man vanwege bezorgdheid, een gevoel van ontoereikendheid of een gebrek aan motivatie nalaat naar een ambt te streven, zou het beslist juist zijn in gebed om Gods geest te vragen. Jezus zei: „Als gij . . ., ofschoon gij slecht zijt, goede gaven aan uw kinderen weet te geven, hoeveel te meer zal dan de Vader in de hemel heilige geest geven aan wie hem erom vragen!” (Lukas 11:13) Aangezien vrede en zelfbeheersing tot de vruchten van de geest behoren, kan deze geest ons helpen bezorgdheid of gevoelens van ontoereikendheid het hoofd te bieden. — Galaten 5:22, 23.
15. Wat voor gebeden kunnen hen helpen die de motivatie missen om zich beschikbaar te stellen voor dienstvoorrechten?
15 Wat valt er te zeggen over gebrek aan motivatie? Als gedoopte christenen moeten wij bidden of God wil bewerken dat wij doen wat hem behaagt. David smeekte: „Maak mij úw wegen bekend, o Jehovah . . . Doe mij in uw waarheid wandelen en leer mij” (Psalm 25:4, 5). Zo’n gebed zal ons helpen een verkeerde weg te mijden, en wij kunnen op een soortgelijke wijze bidden als het ons ontbreekt aan motivatie om naar een ambt te streven. Wij kunnen Jehovah vragen om te bewerken dat wij het verlangen hebben dienstvoorrechten te aanvaarden. In feite, als wij bidden om Gods geest en ons erdoor laten leiden, zullen wij ons ongetwijfeld beschikbaar stellen als ons dienstvoorrechten geboden worden. Per slot, Gods dienstknechten zouden op geen enkele wijze zijn geest willen weerstaan. — Efeziërs 4:30.
16. Welke houding verschaft een sterke motivatie om te streven naar verantwoordelijkheid in de gemeente?
16 Omdat wij „de zin van Christus” hebben, vinden wij behagen in het doen van de goddelijke wil (1 Korinthiërs 2:16). Jezus had dezelfde instelling als de psalmist, die zei: „In het doen van uw wil, o mijn God, heb ik behagen geschept, en uw wet is in mijn inwendige delen” (Psalm 40:8). Christus zei: „Zie! Ik ben gekomen om uw wil te doen”, en dat omvatte zelfs de dood aan een martelpaal (Hebreeën 10:9, 10). Een verlangen om alles te doen wat mogelijk is in Jehovah’s dienst, vormt een krachtige motivatie om te streven naar verantwoordelijkheid in de gemeente.
Kijk naar de toekomst
17. (a) Waarom moeten mannen die nu niet zo volledig dienen als zij vroeger deden, zich niet ontmoedigd voelen? (b) Wat is het grootste voorrecht?
17 Vanwege gezondheidsproblemen of om andere redenen hebben sommigen die ooit belangrijke taken in de gemeente hebben behartigd, op het moment zulke voorrechten niet meer. Dezen moeten niet ontmoedigd zijn. Wij weten dat vele getrouwe mannen die niet langer zo volledig kunnen dienen als zij eens deden, nog steeds vaststaan als rechtschapenheidsbewaarders (Psalm 25:21). Ja, nederige ouderlingen met een lange staat van dienst kunnen hun ervaring beschikbaar blijven stellen door deel te blijven uitmaken van het lichaam van ouderlingen. Hoewel zij worden belemmerd door ouderdom of handicaps, hoeven zij geen stap terug te doen. Laat ondertussen iedere getuige van Jehovah blij zijn met het kostbaarste voorrecht van alle, te kunnen ’praten over de heerlijkheid van Gods koningschap’ als personen die zijn heilige naam hoog houden. — Psalm 145:10-13.
18. (a) Als een ouderling of dienaar in de bediening is afgevoerd, wat kan er dan nodig zijn? (b) Welke voortreffelijke instelling legde een afgevoerde ouderling aan de dag?
18 Als u een ouderling of dienaar in de bediening bent geweest maar nu niet in die hoedanigheid dient, wees er dan van verzekerd dat God nog steeds om u geeft, en in de toekomst zal hij u wellicht onverwachte voorrechten schenken (1 Petrus 5:6, 7). Als u bepaalde veranderingen moet aanbrengen, wees dan bereid een fout toe te geven en werk eraan met Gods hulp. Sommigen die als ouderling zijn afgevoerd, hebben een onchristelijke houding ontwikkeld, en enkelen zijn inactief geworden of van de waarheid afgevallen. Maar hoe verstandig is het om als hen te zijn die een voortreffelijke geest aan de dag hebben gelegd! Toen bijvoorbeeld een ouderling die jaren in Midden-Amerika had gediend, was afgevoerd, zei hij: „Het doet me heel veel pijn dat ik het voorrecht dat ik zo lang kostbaar heb geacht, kwijt ben. Maar ik zal hard werken op elke manier waarop de broeders mij willen gebruiken en ik ga eraan werken mijn voorrechten te herwinnen.” Mettertijd kreeg deze broeder opnieuw het voorrecht als ouderling te dienen.
19. Welke passende raad wordt er gegeven aan een broeder die is afgevoerd als ouderling of dienaar in de bediening?
19 Als u als ouderling of dienaar in de bediening bent afgevoerd, behoud dan een nederige geest. Vermijd een verbitterde houding die u zou diskwalificeren voor toekomstige voorrechten. Een godvruchtige geest wint respect. Bedenk, in plaats van ontmoedigd te raken, hoe Jehovah uw bediening of uw gezin zegent. Bouw uw gezin geestelijk op, bezoek zieken en moedig de zwakken aan. En bovenal, koester uw voorrecht om God te loven en het goede nieuws bekend te maken als een van Jehovah’s Getuigen. — Psalm 145:1, 2; Jesaja 43:10-12.
20. Hoe zal een lichaam van ouderlingen een vroegere ouderling of dienaar in de bediening kunnen helpen?
20 Een lichaam van ouderlingen moet beseffen dat afvoering voor een vroegere ouderling of dienaar in de bediening spanningen kan geven, zelfs als hij het voorrecht vrijwillig opgeeft. Als hij niet is uitgesloten maar de ouderlingen zien dat de broeder terneergeslagen is, dienen zij liefdevolle geestelijke hulp te bieden (1 Thessalonicenzen 5:14). Zij moeten hem helpen inzien dat hij nodig is in de gemeente. Zelfs als er een noodzaak is geweest om raad te geven, hoeft het wellicht toch niet zo lang te duren voordat een nederige en dankbare man er weer dienstvoorrechten in de gemeente bij krijgt.
21. Wie wachtten op dienstvoorrechten, en wat wordt in overweging gegeven aan hen die daar nu op wachten?
21 Als u een ambt tracht te verkrijgen, kan het zijn dat u enige tijd moet wachten voordat u verdere dienstvoorrechten ontvangt. Wees niet ongeduldig. Mozes wachtte veertig jaar voordat God hem gebruikte om de Israëlieten uit Egyptische slavernij te bevrijden (Handelingen 7:23-36). Voordat Jozua als Mozes’ opvolger werd aangesteld, diende hij lange tijd als zijn dienaar (Exodus 33:11; Numeri 27:15-23). David moest enige tijd wachten voordat hij op Israëls troon werd geplaatst (2 Samuël 2:7; 5:3). Petrus en Johannes Markus ondergingen kennelijk periodes van loutering (Mattheüs 26:69-75; Johannes 21:15-19; Handelingen 13:13; 15:36-41; Kolossenzen 4:10). Als u nu dus geen taken in de gemeente hebt, kan het zijn dat Jehovah toelaat dat u wordt gevormd door meer ervaring op te doen. Hoe dan ook, zoek Gods hulp terwijl u naar een ambt streeft en hij zal u wellicht zegenen met extra dienstvoorrechten. Werk er intussen ijverig aan te beantwoorden aan de vereisten voor gemeentelijke verantwoordelijkheid en leg de geest aan de dag van David, die verklaarde: „De lof van Jehovah zal mijn mond spreken; en alle vlees zegene zijn heilige naam tot onbepaalde tijd, ja, voor eeuwig.” — Psalm 145:21.
-
-
Tracht u een ambt te verkrijgen?De Wachttoren 1990 | 1 september
-
-
[Illustratie op blz. 19]
W. J. Thorn gaf een voortreffelijk voorbeeld als nederige ouderling
-