Jongeren — Zijn jullie geestelijk progressief?
„Denk diep over deze dingen na, ga er geheel in op, opdat uw vooruitgang aan allen openbaar moge zijn.” — 1 TIMÓTHEÜS 4:15.
1, 2. Wat wil het zeggen geestelijk progressief te zijn, en wat wil het niet zeggen?
WAT wil het zeggen geestelijk progressief te zijn? Het betekent als de jonge Jezus en Timótheüs te zijn, die geestelijke belangen de eerste plaats in hun leven toekenden. Als je geestelijk progressief bent, zul je weten wat je met je leven wilt doen. Je zult niet zeggen: ’Ik zal serieus over het dienen van Jehovah beginnen na te denken wanneer ik wat ouder ben.’ Nee, je zult hem nu dienen!
2 Daarentegen wil geestelijk progressief zijn niet zeggen dat je als een monnik leeft, overdreven vroom doet of zelfs een boekenwurm wordt; ook betekent het niet dat je treurig en plechtstatig moet zijn en nooit eens gezellig met anderen kunt omgaan (Johannes 2:1-10). Jehovah is een gelukkige God en hij wil dat zijn aardse kinderen gelukkig zijn. Het heeft dus Gods goedkeuring dat je in beperkte mate aan sport doet en van andere vormen van ontspanning geniet. — 1 Timótheüs 1:11; 4:8.
De doop een blijk van geestelijke progressiviteit
3. Wanneer werd Timótheüs zeer waarschijnlijk gedoopt?
3 Wanneer een jongere zich op de doop voorbereidt en vervolgens gedoopt wordt, geeft hij er blijk van geestelijk progressief te zijn. Indien Timótheüs, zoals wel geopperd is, nog een tiener was toen hij de apostel Paulus in de zendingsdienst ging vergezellen, werd Timótheüs waarschijnlijk gedoopt toen hij zo’n jaar of vijftien of jonger was. Hij was van kindsbeen af in de Schrift onderricht en toen hij eenmaal over voldoende kennis en waardering beschikte, aarzelde hij niet om zich te laten dopen. — 2 Timótheüs 3:15.
4. Welke vraag werd Filippus gesteld, en waarom willigde Filippus het verzoek van de vragensteller in ofschoon die nog maar net over Christus had vernomen?
4 Hoe staat het met jullie, tieners, die onderricht uit de Schrift hebben ontvangen? Hebben jullie de vraag beschouwd: „Wat belet mij gedoopt te worden?” In de eerste eeuw werd die vraag gesteld door een man die goed onderlegd was in de Schrift maar die nog maar net had vernomen wie Christus was. Het is waar dat de man niet alles wist wat er omtrent Gods voornemens te weten valt, maar toch werd hij met diepe waardering vervuld voor datgene wat hij wel wist! De discipel Filippus had derhalve geen geldige reden om hem niet te dopen. — Handelingen 8:26-39.
5. Waaraan moet je voldoen om gedoopt te worden?
5 Wat belet jou gedoopt te worden? Om voor de doop in aanmerking te komen, moet je natuurlijk begrijpen wat erbij betrokken is. Je moet Jehovah werkelijk willen dienen omdat je hem liefhebt. Je moet je ook persoonlijk aan hem opdragen in gebed. Bovendien moet je aan Gods morele vereisten vasthouden en er voldoende ervaring in hebben je geloof met anderen te delen. Wanneer je dus aan deze vereisten voldoet, is het van uitermate groot belang dat je de volgende stap doet en je laat dopen. — Matthéüs 28:19, 20; Handelingen 2:38.
6. Waarmee kan de doop vergeleken worden, en wat moet erop volgen?
6 Houd in gedachte dat de doop, hoewel dit een stap is waaruit blijkt dat je geestelijk progressief bent, slechts het begin is. Door je aan Jehovah op te dragen, word je een inwonende vreemdeling in deze oude, door Satan geregeerde wereld. De opdracht kan dus worden vergeleken met het indienen van een aanvraag voor het eeuwige leven in Gods nieuwe samenstel, en de formele ceremonie van de doop is in werkelijkheid een ten overstaan van getuigen afgelegde openbare bekendmaking waardoor dit feit wordt bevestigd (Johannes 12:31; Hebreeën 11:13). Daarna moet je getrouw overeenkomstig je opdracht leven ten einde Gods gave van eeuwig leven te ontvangen. — Romeinen 6:23.
Blijkt uit je gedrag
7. Hoe houdt jouw houding tegenover dingen van de wereld verband met je geestelijke progressiviteit?
7 Of je geestelijk progressief bent of niet zal ook blijken uit je houding tegenover dingen van de wereld. Welke dingen? Onder andere een niet aan regels gebonden levensstijl, drugs, seksuele vrijheid, immorele films, suggestieve muziek, obsceen gepraat, sensuele dansen, raciale en nationale trots, enzovoort (1 Johannes 2:16; Efeziërs 5:3-5). Vooral jongeren moeten waakzaam zijn. Vergeet niet dat de wijze waarop jij je ten aanzien van zulke dingen gedraagt, zal onthullen hoe het er met je geestelijke gezondheid voor staat. — Spreuken 20:11.
8. Waarom aarzelen sommige jongeren om zich te laten dopen?
8 Satan zorgt ervoor dat de immorele wegen van de wereld zeer aantrekkelijk lijken. In feite is het zoals een vijftienjarige zei: „Hoe meer seks en drugs wij op de tv zien, hoe normaler het in de samenleving schijnt te zijn.” Jongeren die zich niet inlaten met de wegen van de wereld wordt het gevoel gegeven dat zij buitenbeentjes zijn en dat zij heel wat pleziertjes missen. Heb je ooit dat gevoel gehad? Sommigen die met de gemeente verbonden zijn, hebben dat gevoel en zij zijn besluiteloos. Toen een jongere werd gevraagd hoe hij over de doop dacht, zei hij: ’Ik wil dat nu nog niet omdat ik misschien iets doe waarvoor ik uitgesloten zou kunnen worden.’ Toch kun je niet de kat uit de boom kijken of op twee verschillende gedachten blijven hinken. Gods profeet heeft eens gezegd: „Indien Jehovah de ware God is, gaat hem volgen; maar is het Baäl, gaat hem volgen.” — 1 Koningen 18:21.
9. Welke bescherming wordt er geboden door geestelijk progressief te zijn?
9 Door de immorele wegen van de wereld te mijden, loop je in werkelijkheid alleen maar een hoop moeilijkheden mis. „Door het leven dat ik had geleid, werd ik door een sterk gevoel van afkeer en spijt overmand”, erkende een vrouw. „Ik had mijzelf en het kind dat in mij was verwekt, verlaagd en bedrogen.” Ja, de schijnbare bekoring en het klatergoud van de wereld van de Duivel is slechts een illusie, een misleiding. Het bevat niets waardevols. Het navolgen van de wegen der wereld leidt tot buitenechtelijke zwangerschappen, uiteengevallen huisgezinnen, door seksueel contact overgedragen ziekten en onnoemelijke frustratie en ellende. Luister dus naar raad en wees geestelijk progressief. ’Keer je af van wat slecht is en doe wat goed is.’ — 1 Petrus 3:11.
10. Op welke vermaning zal een geestelijk progressieve jongere acht slaan, en welke voorbeelden zal hij navolgen?
10 Een geestelijk progressieve jongere zal acht slaan op de vermaning van de apostel Paulus: „Weest kleine kinderen ten opzichte van het slechte; wordt daarentegen volwassen in verstandelijke vermogens” (1 Korinthiërs 14:20). De jonge Timótheüs heeft deze raad zeer zeker toegepast. Zou jij je kunnen indenken dat hij het gezelschap zou zoeken van losbandige wereldse jongeren in zijn tijd? Verre van dat! Zijn metgezellen waren mededienstknechten van God (Spreuken 13:20). Volg zijn voorbeeld na. Wanneer je op het punt staat aan de een of andere twijfelachtige activiteit deel te nemen, vraag jezelf dan af: Zou Timótheüs of Jezus dit doen?
Blijkt uit studie van de bijbel
11. Wat zien wereldse jongeren niet, en hoe wordt dit beeld verkregen en voor ogen gehouden?
11 In een artikel uit Italië dat in World Press Review gepubliceerd werd, stond: „De frustratie en vertwijfeling van de jeugd nemen dagelijks toe, en niemand kan hun een aanmoedigende toekomst bieden.” De verblinde ogen van degenen die in Satans wereld zijn, zien Gods beloofde nieuwe wereld niet en hebben geen enkele voorstelling van de schitterende toekomst die is weggelegd voor degenen die ervoor in aanmerking komen daar te leven (2 Korinthiërs 4:4; Spreuken 29:18; 2 Petrus 3:13). Maar geestelijk progressieve jongeren hebben dit beeld wèl voor ogen en het wordt duidelijk en helder gehouden door geregelde bijbelstudie.
12. (a) Hoe moeten wij te werk gaan om kennis van God te verwerven? (b) Waarom is deze kennis de moeite waard?
12 Is Gods nieuwe wereld een realiteit voor je? Dit kàn het zijn, maar om daar te komen moet je van jouw zijde echte krachtsinspanningen in het werk stellen. Je moet een gretig verlangen naar een begrip van de bijbel aankweken zodat je „ernaar blijft zoeken als naar zilver, en [je] er als naar verborgen schatten naar blijft speuren” (Spreuken 2:1-6). Hoe komt het dat een schatgraver soms jarenlang naar een schat blijft zoeken en graven? Hij verlangt vurig naar de rijkdom die de schat hem zal brengen. Toch is kennis veel kostbaarder dan een stoffelijke schat. „Dit betekent eeuwig leven,” zei Jezus, „dat zij voortdurend kennis in zich opnemen van u, de enige ware God, en van hem die gij hebt uitgezonden, Jezus Christus” (Johannes 17:3). Als je werkelijk gelooft wat Jezus daar zei, zal bijbelstudie je grote hobby worden en hierdoor zul je worden beloond met wat kostbaarder is dan heel waardevolle juwelen. — Spreuken 3:13-18.
13. Welke suggesties voor studie zullen geestelijk progressieve jongeren opvolgen?
13 Je zult bemerken dat hoe meer je studeert, hoe groter je verlangen wordt naar geestelijk voedsel. Maak je goede studiemethoden eigen. Onderstreep niet alleen maar antwoorden doch zoek aangehaalde maar niet uitgeschreven schriftplaatsen op, en lees vervolgens ook de met het onderwerp verband houdende verwijsteksten. Je kunt ook extra nazoekwerk doen door gebruik te maken van de Watch Tower Publications Index 1930-1985 of de indexen achter in de tijdschriften of boeken. Analyseer wat de toepassing van de stof is en hoe je er gebruik van kunt maken. Praat met anderen over wat je bestudeerd hebt. Dit zal de punten scherper in je geest prenten en anderen zullen erdoor aangemoedigd worden ook nazoekwerk te verrichten. Door je werkelijk in te spannen, zul je acht slaan op de raad die aan de jonge Timótheüs werd gegeven: „Denk diep over deze dingen na, ga er geheel in op, opdat uw vooruitgang aan allen openbaar moge zijn.” — 1 Timótheüs 4:15; 2 Timótheüs 2:15.
Blijkt op vergaderingen en in de dienst
14. Wat draagt ertoe bij om meer van christelijke vergaderingen te genieten, en op welke manieren kun je anderen aanmoedigen als je aanwezig bent?
14 Wanneer je het fijn vindt de bijbel te bestuderen en je goed bent voorbereid, geniet je meer van christelijke vergaderingen (Psalm 122:1; Hebreeën 2:12). Je kijkt er dan nog sterker naar uit jouw steentje bij te dragen aan vergaderingonderdelen met zaaldeelname en lezingen te houden op de theocratische bedieningsschool. Maar wanneer je op vergaderingen aanwezig bent, kun je op nog andere manieren gehoor geven aan het gebod ’om elkaar aan te moedigen’ en „tot liefde en voortreffelijke werken aan te sporen” (Hebreeën 10:24, 25). Neem je bijvoorbeeld het initiatief om anderen aan te spreken? Een vriendelijk „Dag, ik ben blij u te zien!” of een oprechte vraag: „Hoe gaat het met u?” kan heel aanmoedigend zijn, vooral wanneer zo’n contact door een jongere gelegd wordt.
15. Hoe kun je jezelf beschikbaar stellen voor het verrichten van nuttige diensten, en waarom is het goed om Christus’ voorbeeld in gedachte te houden?
15 Het soepel laten functioneren van een gemeente kost heel wat werk. Kun je jouw deel doen? Waarschijnlijk bewees de jeugdige Timótheüs Paulus heel wat nuttige diensten, zoals boodschappen doen, in benodigdheden voorzien, berichten overbrengen, enzovoort. Waarom zou je, indien je dit nog niet hebt gedaan, de ouderlingen dan niet laten weten dat je bereid bent hulp te bieden? Misschien zal je worden gevraagd toewijzingen voor programmaonderdelen uit te delen, de zaal schoon te houden of een andere nuttige dienst te verrichten. Houd in gedachte dat Christus de voeten van zijn discipelen waste; geen enkel werk is dus beneden de waardigheid van iemand die geestelijk progressief is. — Johannes 13:4, 5.
16. Welke activiteit werd in een katholieke periodiek als een christelijke verantwoordelijkheid erkend?
16 Wanneer wij andere religies bekijken, dan kunnen wij echt dankbaar zijn voor de opleiding die wij op onze vergaderingen krijgen om het zo belangrijke predikingswerk te verrichten. In september verleden jaar schreef Kenneth Guentert in een artikel voor U.S. Catholic het volgende: „Ik ben opgegroeid in de tijd dat katholieken de bijbel niet mochten lezen omdat zij anders vreemde ideeën zouden krijgen — het idee bijvoorbeeld dat christenen op deuren moeten gaan kloppen om te proberen mensen te bekeren. Toen kwam het Tweede Vaticaans Concilie en ik begon de bijbel te lezen. En ja hoor, nu denk ik dat christenen op deuren dienen te kloppen om te proberen mensen te bekeren.” Hij voegde eraan toe: „U zult begrijpen dat ik het idee nu niet bepaald zo plezierig vind; maar als u het Nieuwe Testament leest, is het bijna onmogelijk om tot een andere conclusie te komen.” — Matthéüs 10:11-13; Lukas 10:1-6; Handelingen 20:20, 21.
17. Hoe kan de bediening plezieriger voor je worden?
17 Ja, de vroege christenen waren actief in de van-huis-tot-huisprediking en klaarblijkelijk trokken jeugdige personen als Timótheüs samen met de ouderen in de dienst uit. Toch moeten wij toegeven dat sommigen in deze tijd dit niet het plezierigste werk vinden. Waarom niet? Bedrevenheid is een factor. Wanneer je bijvoorbeeld uitblinkt in een spel of een tak van sport, heb je er dan niet meer plezier in? Zo is het ook met de bediening. Wanneer je bekwamer wordt in het gebruiken van de bijbel en het bespreken van bijbelse onderwerpen, zul je meer plezier gaan krijgen in de bediening, vooral wanneer je iemand vindt met wie je levengevende kennis kan delen. Wees dus geestelijk progressief! Oefen je van-deur-tot-deuraanbiedingen. Vraag anderen om suggesties. Smeek Jehovah om hulp. — Lukas 11:13.
Door goede betrekkingen met ouderen
18. Wat voor betrekkingen onderhielden Jezus en Timótheüs met oudere personen?
18 Toen Jezus nog maar een jongen van twaalf was, bracht hij graag tijd met oudere personen door om met hen over geestelijke dingen te spreken. Zijn ouders „vonden . . . hem in de tempel, waar hij te midden van de leraren zat, naar wie hij luisterde en aan wie hij vragen stelde” (Lukas 2:46). Zo was het ook met Timótheüs. Toen de apostel Paulus en zijn metgezellen Lystra bezochten, bevond Timótheüs zich klaarblijkelijk in hun gezelschap en schonk ernstig aandacht aan datgene wat zij onderwezen. Timótheüs stond in een goede verhouding tot de plaatselijke broeders, die hem een uitmuntende aanbeveling gaven. — Handelingen 16:1-3.
19. Waarom vooral koos Paulus Timótheüs tot reisgezel, en welke hulp bood Timótheüs?
19 Hoewel Timótheüs anderen bereidwillig letterlijke diensten bewees, koos Paulus hem vooral tot reisgezel vanwege zijn bekwaamheid om mensen in geestelijk opzicht te helpen. Met het oog hierop zond Paulus toen het gepeupel hem dwong Thessaloníka te verlaten, de jonge Timótheüs daarheen om de nieuwe discipelen te vertroosten en te sterken. Timótheüs was er dus niet alleen op gebrand van oudere personen te leren en zich in hun gezelschap te bevinden; hij was ook een echte geestelijke hulp voor hen. — Handelingen 17:1-10; 1 Thessalonicenzen 3:1-3.
20. Waar zul je verstandig aan doen, en welke diensten kun je ouderen bewijzen?
20 Je zult er verstandig aan doen Jezus en Timótheüs na te volgen en er gretig naar te verlangen profijt te trekken van de ervaring en kennis van oudere personen. Zoek hun gezelschap en stel hun vragen. Maar geef er ook blijk van dat je geestelijk progressief bent door een hulp voor hen te zijn. Zijn er bejaarden of zieken die het zouden waarderen als je wat boodschappen voor hen zou doen of hun andere nuttige diensten zou bewijzen? Misschien kun je hun gewoon een bezoekje brengen, hun iets voorlezen en ervaringen met hen delen die je in de velddienst hebt opgedaan.
Rol van ouders en anderen
21. Welke belangrijke rol spelen de ouders, en waar kan niet genoeg de nadruk op gelegd worden?
21 De geestelijke gezondheid van jongeren is grotendeels afhankelijk van het onderricht en het voorbeeld dat door hun ouders wordt gegeven (Spreuken 22:6). Jezus trok stellig profijt van de leiding die zijn godvrezende ouders hem gaven (Lukas 2:51, 52). En Timótheüs zou vast en zeker niet zo’n geestelijk progressieve knaap zijn geweest als zijn moeder en grootmoeder hem niet zo goed hadden opgeleid (2 Timótheüs 1:5; 3:15). Er kan niet genoeg de nadruk worden gelegd op de belangrijkheid van geregeld bijbels onderricht! Voorziet u als ouders in deze opleiding? Of bent u daar nalatig in?
22. (a) Welke invloed heeft het op kinderen wanneer ouders gezinsbijbelstudie belangrijk vinden? (b) Welke leiding dienen ouders hun kinderen te geven?
22 Een jonge man op het internationale hoofdbureau van Jehovah’s Getuigen zet uiteen dat gedurende alle jaren dat de kinderen opgroeiden, de wekelijkse bijbelstudie met hen een vast onderdeel van hun gezinsleven was. „Soms kwam Vader zo moe van zijn werk thuis dat hij nauwelijks wakker kon blijven, maar toch werd de studie gehouden en dit hielp ons de belangrijkheid ervan te beseffen.” Ouders, de kans dat uw kinderen grote waarde zullen hechten aan geestelijke zaken is niet erg groot als u daar weinig waarde aan hecht. Houd hun dus de doeleinden van pionieren en van de zendingsdienst of Betheldienst voor ogen. Help hen te beseffen dat de bediening een carrière met een toekomst is en dat wereldse carrières geen werkelijke toekomst bieden. — Vergelijk 1 Samuël 1:26-28.
23. Hoe kunnen anderen in de gemeente jongeren helpen geestelijk progressief te zijn?
23 Ook anderen kunnen jongeren helpen geestelijke vorderingen te maken. Je kunt je ten doel stellen op vergaderingen met hen te praten. Tracht hen ook in enkele van je activiteiten te betrekken. Met toestemming van de ouders zou een ouderling er regelingen voor kunnen treffen om een jongere mee te nemen als hij een sprekerstoewijzing moet behartigen of zo’n jongere bij een uitstapje van de partij te laten zijn (Job 31:16-18). Wat iets kleins schijnt te zijn, kan veel betekenen. Een reizende opziener die opmerkte dat een jongen die naar zijn lezing luisterde geen bijbel had, gaf hem er later een. De knaap was niet alleen onder de indruk van de gift maar ook van de belangstelling die hem werd betoond. Ruim dertig jaar later denkt de jongen, die nu zelf een ouderling is, nog steeds met gevoelens van genegenheid terug aan het liefdevolle gebaar van die broeder.
24. Het besef waarvan is opwindend, en wat dient ons vaste besluit te zijn?
24 Is het niet opwindend te beseffen dat er honderdduizenden „jonge mannen net als dauwdruppels” zijn die de verfrissende Koninkrijksboodschap verkondigen en dat er ten minste een gelijk aantal jonge vrouwen is dat als ’een groot leger het goede nieuws vertelt’? Mogen zij allen zich erop toeleggen geestelijk progressief te zijn en mogen wij allen hen daarbij helpen. — Psalm 110:3; 68:11.
Herhalingsvragen
◻ Waardoor kan een jongere worden geholpen te beslissen wanneer hij gedoopt moet worden?
◻ Hoe kan de geestelijke progressiviteit van een jongere naar zijn gedrag afgemeten worden?
◻ Waardoor kunnen jongeren worden geholpen vergaderingen en velddienst plezierig te vinden?
◻ Welke betrekkingen met oudere personen dienen jongeren te ontwikkelen?
◻ Hoe kunnen ouders en ouderen jongeren helpen?
[Illustratie op blz. 16]
Wat belet je gedoopt te worden?