BIJBEL
De Heilige Schrift, het geïnspireerde Woord van Jehovah, geldt als het grootste boek aller tijden wegens zijn ouderdom, zijn verbreiding, het aantal talen waarin hij is vertaald, zijn grote waarde als literair meesterwerk en zijn enorme belangrijkheid voor de gehele mensheid. De bijbel staat volkomen op zichzelf, want hij is geen nabootsing van enig ander werk. De bijbel beveelt zichzelf aan door zijn absoluut originele inhoud en schenkt alle eer aan de unieke Auteur ervan. De bijbel onderscheidt zich ook door het feit dat hij heviger controversen heeft doorstaan dan enig ander boek, want hij heeft vele vijanden die hem haten.
Naam. Het Nederlandse woord „bijbel” komt via het Latijn van het Griekse woord biʹbli·a, dat „kleine boeken” of „boekjes” betekent en weer is afgeleid van biʹblos, een woord dat het merg van de papyrusplant aanduidt, waarvan een primitieve vorm van papier werd gemaakt. De Fenicische stad Gebal, die beroemd was om haar handel in papyrus, werd door de Grieken „Byblos” genoemd. (Zie Joz 13:5, vtn.) Na verloop van tijd ging men het woord biʹbli·a gebruiken voor allerlei geschriften, boekrollen en boeken en uiteindelijk voor de collectie kleine boeken die met elkaar de bijbel vormen. Hiëronymus noemde deze verzameling Bibliotheca Divina, de Goddelijke Bibliotheek.
Jezus en schrijvers van de christelijke Griekse Geschriften duidden de verzameling heilige geschriften aan als „de Schriften”, „de heilige Schriften” of „de heilige geschriften” (Mt 21:42; Mr 14:49; Lu 24:32; Jo 5:39; Han 18:24; Ro 1:2; 15:4; 2Ti 3:15, 16). De collectie behelst de op schrift gestelde uitingen van een God die met zijn schepselen communiceert, ja, ze vormen het Woord van God. Dit blijkt uit zinsneden als „uiting uit Jehovah’s mond” (De 8:3), „woorden van Jehovah” (Joz 24:27), „geboden van Jehovah” (Ezr 7:11), „wet van Jehovah”, „vermaning van Jehovah”, „bevelen van Jehovah” (Ps 19:7, 8), „woord van Jehovah” (Jes 38:4), ’uitspraak van Jehovah’ (Mt 4:4), „Jehovah’s woord” (1Th 4:15). Herhaaldelijk worden deze geschriften aangeduid als „heilige uitspraken Gods”. — Ro 3:2; Han 7:38; Heb 5:12; 1Pe 4:11.
Onderverdeling. De bijbelcanon wordt gevormd door 66 afzonderlijke boeken, van Genesis tot en met Openbaring. Dat juist deze boeken werden uitgekozen terwijl vele andere werden verworpen, bewijst dat de Goddelijke Auteur niet alleen het schrijven van deze boeken heeft geïnspireerd, maar ook zorgvuldig over hun bijeenbrenging en bewaring in de heilige catalogus heeft gewaakt. (Zie APOCRIEFEN; CANON.) Driekwart van de inhoud van de bijbel, ofte wel 39 van de 66 boeken, staat bekend als de Hebreeuwse Geschriften, aangezien ze oorspronkelijk in die taal werden geschreven, met uitzondering van enkele kleine gedeelten in het Aramees (Ezr 4:8–6:18; 7:12-26; Jer 10:11; Da 2:4b–7:28). Doordat de joden enkele van deze boeken combineerden, hadden zij in totaal slechts 22 of 24 boeken, maar deze bevatten hetzelfde materiaal. Het schijnt ook hun gewoonte te zijn geweest de Schriften in drie onderdelen te verdelen — ’de wet van Mozes, de Profeten en de Psalmen’ (Lu 24:44; zie HEBREEUWSE GESCHRIFTEN). Het laatste kwart van de bijbel staat bekend als de christelijke Griekse Geschriften, zo genoemd omdat de 27 boeken van dit gedeelte in het Grieks werden geschreven. Het schrijven, bijeenbrengen en ordenen van deze boeken in de bijbelcanon vormt eveneens een bewijs dat Jehovah hier van het begin tot het eind toezicht op heeft gehouden. — Zie CHRISTELIJKE GRIEKSE GESCHRIFTEN.
De onderverdeling van de bijbel in hoofdstukken en verzen (de Engelse King James Version heeft 1189 hoofdstukken en 31.102 verzen) is niet het werk van de oorspronkelijke schrijvers, maar werd pas eeuwen later gemakshalve ingevoerd. De masoreten verdeelden de Hebreeuwse Geschriften in verzen; vervolgens werd in de 13de eeuw G.T. de onderverdeling in hoofdstukken toegevoegd. In 1553 werd ten slotte Robert Etiennes uitgave van de Franse bijbel als de eerste complete bijbel met de huidige hoofdstuk- en versindeling gepubliceerd.
De 66 bijbelboeken vormen te zamen één enkel werk, een compleet geheel. Net zoals de indeling in hoofdstukken en verzen slechts een praktisch hulpmiddel voor bijbelstudie is en geen afbreuk dient te doen aan de eenheid van het geheel, zo staat het ook met de indeling van de bijbel naar de belangrijkste talen waarin de handschriften tot ons zijn gekomen. Wij hebben derhalve zowel de Hebreeuwse als de Griekse Geschriften, en aan laatstgenoemde werd de aanduiding „christelijk” toegevoegd om ze te onderscheiden van de Septuaginta, het in het Grieks vertaalde Hebreeuwse gedeelte van de Schrift.
„Oude Testament” en „Nieuwe Testament”. Het is tegenwoordig algemeen gebruikelijk om de in het Hebreeuws en Aramees geschreven Geschriften als het „Oude Testament” aan te duiden. Dit is gebaseerd op de weergave in 2 Korinthiërs 3:14 in de Latijnse Vulgaat en de Statenvertaling. De weergave „Oude Testament” in deze tekst is echter onjuist. Het Griekse woord di·a·theʹkes betekent hier „verbond”, net zoals op de andere 32 plaatsen waar het in de Griekse tekst voorkomt. In veel moderne vertalingen staat terecht „oude verbond” (GNB; NBG; PC). De apostel Paulus doelt niet op de Hebreeuwse en Aramese Geschriften in hun geheel. Evenmin bedoelt hij dat de geïnspireerde christelijke geschriften een „nieuw testament (of: verbond)” vormen. De apostel spreekt over het oude Wetsverbond, dat door Mozes in de Pentateuch werd opgetekend en dat slechts een deel van de voorchristelijke Geschriften vormt. Daarom zegt hij in het volgende vers: „telkens wanneer Mozes wordt gelezen”.
Er is derhalve geen deugdelijke basis om de Hebreeuwse en Aramese Geschriften het „Oude Testament” en de christelijke Griekse Geschriften het „Nieuwe Testament” te noemen. Jezus Christus zelf duidde de verzameling heilige geschriften aan als „de Schriften” (Mt 21:42; Mr 14:49; Jo 5:39). De apostel Paulus noemde ze „de heilige Schriften”, „de Schriften” en „de heilige geschriften”. — Ro 1:2; 15:4; 2Ti 3:15.
De Auteur. Uit de bijgaande tabel blijkt dat ongeveer veertig menselijke secretarissen of schrijvers door de ene Auteur gebruikt werden om het geïnspireerde Woord van Jehovah op te tekenen. „De gehele Schrift is door God geïnspireerd”, en daartoe behoren zowel de boeken van de christelijke Griekse Geschriften als „de overige Schriften” (2Ti 3:16; 2Pe 3:15, 16). Deze uitdrukking „door God geïnspireerd” is een vertaling van het Griekse woord the·o·pneuʹstos, dat „God-geademd” betekent. Door op getrouwe mannen te ’ademen’, zorgde God ervoor dat zijn geest of werkzame kracht ten aanzien van hen werkzaam werd en hen leidde om datgene op te tekenen wat hij wilde laten optekenen, want, zoals er staat geschreven, „nooit werd profetie door de wil van een mens voortgebracht, maar mensen hebben van Godswege gesproken zoals zij door heilige geest werden meegevoerd”. — 2Pe 1:21; Jo 20:21, 22; zie INSPIRATIE.
Deze onzichtbare heilige geest van God is zijn symbolische „vinger”. Toen de mensen Mozes bovennatuurlijke dingen zagen doen, riepen zij dan ook uit: „Het is de vinger van God!” (Ex 8:18, 19; vgl. Jezus’ woorden in Mt 12:22, 28; Lu 11:20) Op soortgelijke wijze werd er goddelijke kracht tentoongespreid toen „Gods vinger” een begin maakte met het schrijven van de bijbel door de Tien Geboden in stenen tafelen te griffen (Ex 31:18; De 9:10). Het moet daarom voor Jehovah heel eenvoudig zijn geweest mensen als zijn schrijvers te gebruiken, ook al waren sommigen van hen „ongeletterde en gewone” mensen wat hun opleiding betrof (Han 4:13), en ongeacht of de persoon in kwestie een herder, boer, tentenmaker, visser, belastinginner, arts, priester, profeet of koning was. Jehovah’s werkzame kracht legde de gedachten in de geest van de schrijver en stond hem in bepaalde gevallen toe de goddelijke gedachte in zijn eigen woorden tot uitdrukking te brengen, waardoor het geschrevene de stijl en de persoonlijkheid van de schrijver weerspiegelde, terwijl er terzelfder tijd van het begin tot het eind aan een sublieme eenheid van thema en opzet werd vastgehouden. Aldus is de zo ontstane bijbel, die een weergave is van de gedachten en wil van Jehovah, wat zijn rijkdom en draagwijdte betreft verre superieur aan de geschriften van louter mensen. De Almachtige God zag erop toe dat zijn geschreven Woord der waarheid in gemakkelijk te begrijpen taal werd opgetekend, zodat het in vrijwel elke taal gemakkelijk te vertalen was.
Geen enkel ander boek vergde voor zijn voltooiing zo veel tijd als de bijbel. Mozes begon in 1513 v.G.T. met het schrijven ervan. Tot enige tijd na 443 v.G.T., toen Nehemia en Maleachi hun boeken voltooiden, werden er andere heilige geschriften aan de geïnspireerde Schrift toegevoegd. Daarop volgde er een hiaat in het schrijven van de bijbel van bijna 500 jaar, totdat de apostel Mattheüs zijn historische verslag optekende. Bijna zestig jaar later schreef Johannes, de laatste der apostelen, zijn evangelie en drie brieven en sloot daarmee de bijbelcanon af. In totaal nam het schrijven van de bijbel dus zo’n 1610 jaar in beslag. Alle schrijvers van de bijbel waren Hebreeën en behoorden dus tot het volk waaraan „de heilige uitspraken Gods werden toevertrouwd”. — Ro 3:2.
De bijbel is geen onsamenhangende bloemlezing of verzameling van ongelijksoortige fragmenten uit de joodse en christelijke literatuur. Het is daarentegen een boek dat van organisatie en grote uniformiteit getuigt en waarvan de verschillende delen nauw met elkaar samenhangen, hetgeen duidelijk de systematische werkwijze en ordelievendheid van de Schepper-Auteur zelf weerspiegelt. Dat God de Israëlieten een omvangrijk wetsstelsel gaf, alsook gedetailleerde voorschriften waardoor de aangelegenheden van het leven in een legerplaats werden geregeld — dingen die later hun weerslag vonden in het Davidische koninkrijk en in de gemeenteregeling onder de eerste-eeuwse christenen — weerspiegelt en verheerlijkt dit organisatorische aspect van de bijbel.
Inhoud. Dit Boek der Boeken onthult het verleden, verklaart het heden en voorzegt de toekomst. Dit zijn inlichtingen die alleen afkomstig kunnen zijn van Degene die van het begin af het einde weet (Jes 46:10). De bijbel begint met een verslag over de schepping van de hemel en de aarde; vervolgens vertelt hij in korte trekken de gebeurtenissen waardoor de aarde als woonplaats voor de mens werd toebereid. Dan wordt de werkelijk wetenschappelijke verklaring van de oorsprong van de mens geopenbaard — dat leven slechts afkomstig is van een Levengever — feiten die alleen de Schepper, nu in de rol van Auteur, kon verklaren (Ge 1:26-28; 2:7). Met het verslag over de reden waarom de mensen sterven, werd het overheersende thema dat in de hele bijbel terug te vinden is, geïntroduceerd. Dit thema, de rechtvaardiging van Jehovah’s soevereiniteit en de uiteindelijke vervulling van zijn voornemen met de aarde door middel van zijn Koninkrijk onder Christus, het beloofde Zaad, was vervat in de eerste profetie omtrent ’het zaad van de vrouw’ (Ge 3:15). Er verstreken meer dan 2000 jaar voordat deze belofte van een „zaad” werd herhaald, namelijk toen God tot Abraham zei: „Door bemiddeling van uw zaad zullen alle natiën der aarde zich stellig zegenen” (Ge 22:18). Meer dan 800 jaar later werd aan een nakomeling van Abraham, koning David, een hernieuwde verzekering gegeven, en in de loop van de tijd zorgden Jehovah’s profeten ervoor dat deze vlam van hoop helder bleef branden (2Sa 7:12, 16; Jes 9:6, 7). Meer dan 1000 jaar na Davids tijd en 4000 jaar na de oorspronkelijke profetie in Eden, verscheen het Beloofde Zaad zelf, Jezus Christus, de wettelijke erfgenaam van „de troon van zijn vader David” (Lu 1:31-33; Ga 3:16). Toen deze „Zoon van de Allerhoogste” door het aardse zaad van de „slang” in de dood werd vermorzeld, verschafte hij de loskoopprijs voor het recht op leven dat voor Adams nakomelingen verloren was gegaan, en voorzag aldus in het enige middel waardoor de mensheid eeuwig leven kan ontvangen. Vervolgens werd hij tot de hemel verhoogd en wachtte daar de bestemde tijd af waarin hij „de oorspronkelijke slang, die Duivel en Satan wordt genoemd,” naar de aarde zou slingeren en hem uiteindelijk voor altijd zou vernietigen. Op deze wijze wordt het luisterrijke thema, dat in Genesis wordt aangekondigd en door de hele bijbel heen wordt ontwikkeld en uitgebreid, in de laatste hoofdstukken van Openbaring tot een glorierijke climax gebracht doordat onthuld wordt hoe Jehovah’s grootse voornemen door middel van zijn koninkrijk verwezenlijkt wordt. — Opb 11:15; 12:1-12, 17; 19:11-16; 20:1-3, 7-10; 21:1-5; 22:3-5.
Door middel van dit koninkrijk onder Christus, het Beloofde Zaad, zal Jehovah’s soevereiniteit gerechtvaardigd en zijn naam geheiligd worden. In overeenstemming met dit thema stelt de bijbel Gods persoonlijke naam meer op de voorgrond dan enig ander boek; de naam komt in het gedeelte van de Nieuwe-Wereldvertaling dat de Hebreeuwse Geschriften bevat 6979 maal voor. Dat is dan nog afgezien van het gebruik van de kortere vorm „Jah” en de talloze gevallen waarin de naam een onderdeel vormt van andere namen, zoals „Jehosua” (Jozua), wat „Jehovah is redding” betekent. (Zie JEHOVAH [Belangrijkheid van de naam].) Wij zouden de naam van de Schepper niet kennen en ook niets weten over de grote strijdvraag inzake zijn soevereiniteit die door de opstand in Eden werd opgeworpen, of over Gods voornemen om ten overstaan van de gehele schepping zijn naam te heiligen en zijn soevereiniteit te rechtvaardigen, indien dat alles niet in de bijbel was geopenbaard.
In deze bibliotheek van 66 kleine boeken zijn het Koninkrijksthema en Jehovah’s naam nauw verweven met inlichtingen over vele andere onderwerpen. Terreinen van kennis zoals architectuur, astronomie, chemie, dichtkunst, handel, hygiëne, landbouw, muziek, staatsbestuur, filologie, tactische oorlogvoering, techniek en volkenkunde spelen bij de ontwikkeling van het thema slechts een bijkomstige rol en worden niet specifiek behandeld. Niettemin bevat de bijbel een ware schat aan informatie voor archeologen en paleografen.
Als een nauwkeurig en ver in het verleden teruggrijpend geschiedkundig werk overtreft de bijbel alle andere boeken. Maar hij is van nog veel grotere waarde op het gebied van profetieën, want hij voorzegt de toekomst, iets wat alleen de Koning der Eeuwigheid met nauwkeurigheid kan doen. De opmars der wereldmachten in de loop der eeuwen, ja, zelfs met inbegrip van de opkomst en uiteindelijke ondergang van huidige stelsels, werd in de op de verre toekomst betrekking hebbende profetieën van de bijbel voorzegd.
Gods Woord der waarheid bevrijdt mensen op een zeer praktische wijze van onwetendheid, bijgeloof, filosofieën en zinloze overleveringen van mensen (Jo 8:32). „Het woord van God is levend en oefent kracht uit” (Heb 4:12). Zonder de bijbel zouden wij Jehovah niet kennen, zouden wij niets weten over de wonderbaarlijke zegeningen die Christus’ loskoopoffer afwerpt en zouden wij niet begrijpen aan welke vereisten wij moeten voldoen om eeuwig leven in of onder Gods rechtvaardige koninkrijk te ontvangen.
De bijbel is ook in andere opzichten een zeer praktisch boek, want hij geeft christenen gezonde raad hoe zij thans moeten leven, hoe zij hun bediening moeten verrichten en hoe zij dit tegen God gekante, genotzuchtige samenstel van dingen kunnen overleven. Christenen worden ertoe aangespoord „niet langer naar dit samenstel van dingen gevormd [te worden]”, maar hun geest te hervormen en de denkwijze van wereldse mensen te laten varen. Dit kunnen zij doen door dezelfde nederige geestesgesteldheid te bezitten „welke ook in Christus Jezus was”, en door de oude persoonlijkheid af te leggen en de nieuwe aan te doen (Ro 12:2; Fil 2:5-8; Ef 4:23, 24; Kol 3:5-10). Dit betekent dat zij de vrucht van Gods geest voortbrengen: „Liefde, vreugde, vrede, lankmoedigheid, vriendelijkheid, goedheid, geloof, zachtaardigheid, zelfbeheersing” — onderwerpen waarover in de hele bijbel veel geschreven wordt. — Ga 5:22, 23; Kol 3:12-14.
Authenticiteit. De betrouwbaarheid van de bijbel is van vele kanten aangevochten, maar geen van deze pogingen heeft zijn positie ook maar in de geringste mate ondermijnd of verzwakt.
Bijbelse geschiedenis. Op welk punt de bijbel ook maar getoetst zou worden, blijkt hij waarheidsgetrouw te zijn. De geschiedkundige gegevens zijn nauwkeurig en betrouwbaar. Wat er bijvoorbeeld gezegd wordt over de verovering van Babylon door de Meden en Perzen kan niet met succes weerlegd worden (Jer 51:11, 12, 28; Da 5:28); hetzelfde geldt voor wat er gezegd wordt over personen zoals de Babyloniër Nebukadnezar (Jer 27:20; Da 1:1); de Egyptische koning Sisak (1Kon 14:25; 2Kr 12:2); de Assyriërs Tiglath-Pileser III en Sanherib (2Kon 15:29; 16:7; 18:13); de Romeinse keizers Augustus, Tiberius en Claudius (Lu 2:1; 3:1; Han 18:2); Romeinen zoals Pilatus, Felix en Festus (Han 4:27; 23:26; 24:27); en al evenzeer voor wat er gezegd wordt over de tempel van Artemis te Efeze en de Areopagus te Athene (Han 19:35; 17:19-34). Wat de bijbel over deze of ongeacht welke andere plaatsen, personen of gebeurtenissen zegt, is tot in alle bijzonderheden historisch nauwkeurig. De archeoloog W. F. Albright schreef: „Er is een algemene terugkeer tot het besef dat de religieuze geschiedenis van Israël, zowel globaal genomen als in feitendetails, nauwkeurig is.” — Zie ARCHEOLOGIE.
Rassen en talen. Wat de bijbel over rassen en talen van de mensheid te zeggen heeft, is eveneens waar. Alle volken, ongeacht hun lichaamsgestalte, cultuur, huidskleur of taal, zijn leden van één menselijke familie. De indeling van de menselijke familie in drie groepen, het Jafethitische, het Hamitische en het Semitische ras, alle drie afstammend van Adam via Noach, kan niet met succes worden betwist (Ge 9:18, 19; Han 17:26). Sir Henry Rawlinson merkt op: „Indien wij ons louter zouden moeten laten leiden door het punt waar de taalpaden bijeenkomen en elkaar kruisen, en onafhankelijk van elke verwijzing naar het bericht in de bijbel, zouden wij er nog steeds toe worden gebracht onze keus te laten vallen op de vlakten van Sinear, als het brandpunt vanwaar de verschillende lijnen waren uitgegaan.” — The Historical Evidences of the Truth of the Scripture Records, door G. Rawlinson, 1862, blz. 287; Ge 11:2-9.
Toepasbaarheid. De bijbelse leringen en voorbeelden zijn voor de hedendaagse mens uitermate praktisch. De in dit boek vervatte rechtvaardige beginselen en hoge morele maatstaven verheffen het verre boven alle andere boeken. Niet alleen geeft de bijbel antwoord op belangrijke vragen, maar hij verschaft ook veel praktische suggesties die, indien ze werden opgevolgd, er in grote mate toe zouden bijdragen de lichamelijke en geestelijke gezondheid van de wereldbevolking te verbeteren. De bijbel verschaft beginselen die laten zien wat juist en wat verkeerd is en die als richtsnoer dienen voor een eerlijke manier van zakendoen (Mt 7:12; Le 19:35, 36; Sp 20:10; 22:22, 23), vlijt (Ef 4:28; Kol 3:23; 1Th 4:11, 12; 2Th 3:10-12), moreel rein gedrag (Ga 5:19-23; 1Th 4:3-8; Ex 20:14-17; Le 20:10-16), opbouwende omgang (1Kor 15:33; Heb 10:24, 25; Sp 5:3-11; 13:20) en goede gezinsverhoudingen (Ef 5:21-33; 6:1-4; Kol 3:18-21; De 6:4-9; Sp 13:24). Zoals de beroemde pedagoog William Lyon Phelps eens zei: „Ik geloof dat kennis van de bijbel zonder een academische opleiding waardevoller is dan een academische opleiding zonder bijbel” (The New Dictionary of Thoughts, blz. 46). John Quincy Adams schreef aangaande de bijbel: „Het is van alle boeken ter wereld het boek dat er het meest toe bijdraagt mensen goed, wijs en gelukkig te maken.” — Letters of John Quincy Adams to His Son, 1849, blz. 9.
Wetenschappelijke nauwkeurigheid. Ook wat de wetenschappelijke nauwkeurigheid betreft, stemt de bijbel met de feiten overeen. Of er nu sprake is van de volgorde waarin de aarde progressief voor menselijke bewoning gereed werd gemaakt (Ge 1:1-31), of dat er gezegd wordt dat de aarde bolvormig is en aan „niets” is opgehangen (Job 26:7; Jes 40:22), of dat de haas onder de herkauwende dieren wordt gerekend (Le 11:6), of dat er verklaard wordt dat ’de ziel van het vlees in het bloed is’ (Le 17:11-14), wat in de bijbel staat, is wetenschappelijk juist.
Cultuur en gewoonten. Op punten betreffende cultuur en gewoonten blijkt de bijbel het in geen enkel opzicht bij het verkeerde eind te hebben. In politieke kwesties noemt de bijbel een heerser altijd bij de juiste titel, de titel die hij droeg ten tijde dat het verslag geschreven werd. Herodes Antipas en Lysanias bijvoorbeeld worden als districtsregeerders (tetrarchen) aangeduid, Herodes Agrippa (II) wordt koning genoemd en Gallio proconsul (Lu 3:1; Han 25:13; 18:12). Triomftochten waarin overwinningslegers hun gevangenen meevoerden, waren in de Romeinse tijd gebruikelijk (2Kor 2:14). De gastvrijheid die aan vreemdelingen werd betoond, de oosterse levenswijze, de manier waarop grond werd gekocht, de wettelijke gang van zaken bij het sluiten van contracten en het onder de Hebreeën en andere volken bestaande gebruik van de besnijdenis worden in de bijbel genoemd, en in al deze bijzonderheden is de bijbel nauwkeurig. — Ge 18:1-8; 23:7-18; 17:10-14; Jer 9:25, 26.
Openhartigheid. De bijbelschrijvers legden een openhartigheid aan de dag die bij andere schrijvers uit de oudheid ver te zoeken is. Van meet af aan vermeldde Mozes onverholen zowel zijn eigen zonden als de zonden en dwalingen van zijn volk, en hetzelfde deden de andere Hebreeuwse schrijvers (Ex 14:11, 12; 32:1-6; Nu 14:1-9; 20:9-12; 27:12-14; De 4:21). De zonden van prominente personen zoals David en Salomo werden niet verdoezeld maar openlijk vermeld (2Sa 11:2-27; 1Kon 11:1-13). Jona vertelde over zijn eigen ongehoorzaamheid (Jon 1:1-3; 4:1). Ook de andere profeten legden deze zelfde oprechtheid en openhartigheid aan de dag. De schrijvers van de christelijke Griekse Geschriften gaven blijk van dezelfde achting voor waarheidsgetrouwe berichtgeving die uit de Hebreeuwse Geschriften spreekt. Paulus vertelt over zijn vroegere zondige levenswandel; er wordt vermeld dat Markus het zendingswerk in de steek liet; en ook de fouten van de apostel Petrus worden niet verzwegen (Han 22:19, 20; 15:37-39; Ga 2:11-14). Deze oprechte, openhartige berichtgeving bouwt vertrouwen op in de aanspraak die de bijbel erop maakt eerlijk en waarheidsgetrouw te zijn.
Integriteit. De feiten getuigen van de integriteit van de bijbel. Het bijbelse verslag is onlosmakelijk verweven met de geschiedenis. Er wordt op zeer eenvoudige wijze onomwonden, waarheidsgetrouwe raad gegeven. De oprechte ernst en de getrouwheid van de schrijvers, hun brandende ijver voor de waarheid en hun gewetensvolle inspanningen om details nauwkeurig weer te geven, is dat wat wij in Gods Woord der waarheid zouden verwachten. — Jo 17:17.
Profetieën. Indien er één factor is die op zich genomen reeds bewijst dat de bijbel het geïnspireerde Woord van Jehovah is, dan is dat wel het profetische element. De bijbel bevat tientallen op de verre toekomst betrekking hebbende profetieën die in vervulling zijn gegaan. Zie voor een gedeeltelijke opsomming het boek „De gehele Schrift is door God geïnspireerd en nuttig”, blz. 343-346.
Bewaring. Voor zover bekend bestaan er thans geen oorspronkelijke geschriften van de bijbel meer. Jehovah heeft er echter op toegezien dat er afschriften gemaakt werden ter vervanging van de oude originelen. Ook bestond er vanaf de tijd van de Babylonische ballingschap en daarna, toen er veel joodse gemeenschappen buiten Palestina ontstonden, een groeiende vraag naar meer afschriften van de Schriften. Aan deze vraag werd tegemoet gekomen door beroepsafschrijvers, die zich buitengewone moeite getroostten om ervoor te zorgen dat hun met de hand geschreven afschriften nauwkeurig waren. Zo iemand was Ezra, „een vaardig afschrijver inzake de wet van Mozes, die Jehovah, de God van Israël, gegeven had”. — Ezr 7:6.
Honderden jaren lang bleef men met de hand geschreven afschriften van de Hebreeuwse Geschriften maken, en in de loop van die periode werd de bijbel door de toevoeging van de christelijke Griekse Geschriften uitgebreid. Ook verschenen er vertalingen van deze Heilige Geschriften in andere talen. Ja, de Hebreeuwse Geschriften genieten zelfs de onderscheiding het eerste belangrijke boek te vormen dat in een andere taal werd vertaald. Er bestaan thans duizenden van deze bijbelhandschriften en -vertalingen. — Zie HANDSCHRIFTEN VAN DE BIJBEL; VERTALINGEN VAN DE BIJBEL.
De eerste gedrukte bijbel, de Gutenbergbijbel, kwam in 1456 van de pers. Thans bedraagt de verspreiding van de bijbel (in zijn geheel of gedeeltelijk) ruim vijf miljard exemplaren in meer dan 3000 talen. Maar om dit te bereiken, moest er krachtige tegenstand van vele zijden worden overwonnen. Ja, de bijbel heeft meer vijanden gehad dan enig ander boek; pausen en concilies hebben het lezen van de bijbel zelfs op straffe van excommunicatie verboden. Duizenden mensen die de bijbel liefhadden, hebben dat met de dood moeten bekopen, en duizenden exemplaren van de bijbel zijn aan de vlammen prijsgegeven. Een van de slachtoffers in de levensstrijd van de bijbel was de vertaler William Tyndale, die eens in een discussie met een geestelijke verklaarde: „Indien God mijn leven spaart, zal ik er binnen niet vele jaren voor zorgen dat een jongen die achter de ploeg loopt, beter met de Schrift op de hoogte is dan u.” — Actes and Monuments, door John Foxe, Londen, 1563, blz. 514.
Alle lof en dank voor het behoud van de bijbel in weerwil van zulke hevige tegenstand komt Jehovah toe, de Bewaarder van zijn Woord. Dit feit verleent grotere betekenis aan de woorden van de profeet Jesaja zoals die door de apostel Petrus werden aangehaald: „Alle vlees is als gras, en al zijn heerlijkheid is als een bloesem van het gras; het gras verdort, en de bloem valt af, maar wat Jehovah zegt, blijft in eeuwigheid” (1Pe 1:24, 25; Jes 40:6-8). In deze 21ste eeuw doen wij er daarom goed aan „er acht op te geven als op een lamp die schijnt in een duistere plaats” (2Pe 1:19; Ps 119:105). De man wiens „lust is in de wet van Jehovah” en die ’dag en nacht met gedempte stem in zijn wet leest’, en die wat hij leest in praktijk brengt, geniet voorspoed en is gelukkig (Ps 1:1, 2; Joz 1:8). Voor hem zijn de in de bijbel vervatte wetten, vermaningen, bevelen, geboden en rechterlijke beslissingen van Jehovah „zoeter dan honing”, en de daaruit verkregen wijsheid is „begeerlijker dan goud, ja, dan veel gelouterd goud”, want ze betekent niets minder dan zijn leven. — Ps 19:7-10; Sp 3:13, 16-18; zie CANON.
[Tabel op blz. 347]
TABEL VAN DE BIJBELBOEKEN IN DE VOLGORDE WAARIN ZE VOLTOOID ZIJN
(De volgorde waarin de bijbelboeken werden geschreven en in welke verhouding ze tot elkaar staan, kan slechts bij benadering worden aangegeven; sommige datums en plaatsen zijn onzeker. De afkorting ca. betekent „circa”, n. „na” en v. „vóór”.)
Hebreeuwse Geschriften (v.G.T.)
Boek
Schrijver
Geschrift voltooid
Beschreven periode
Waar geschreven
Genesis
Mozes
1513
„In het begin” tot 1657
Wildernis
Exodus
Mozes
1512
1657–1512
Wildernis
Leviticus
Mozes
1512
1 maand (1512)
Wildernis
Job
Mozes
ca. 1473
Meer dan 140 jaar, tussen 1657 en 1473
Wildernis
Numeri
Mozes
1473
1512–1473
Wildernis/vlakten van Moab
Deuteronomium
Mozes
1473
2 maanden (1473)
Vlakten van Moab
Jozua
Jozua
ca. 1450
1473–ca. 1450
Kanaän
Rechters
Samuël
ca. 1100
ca. 1450–ca. 1120
Israël
Ruth
Samuël
ca. 1090
11 jaar gedurende tijd der rechters
Israël
1 Samuël
Samuël, Gad, Nathan
ca. 1078
ca. 1180–1078
Israël
2 Samuël
Gad, Nathan
ca. 1040
1077–ca. 1040
Israël
Hooglied
Salomo
ca. 1020
—
Jeruzalem
Prediker
Salomo
v. 1000
—
Jeruzalem
Jona
Jona
ca. 844
—
—
Joël
Joël
ca. 820 (?)
—
Juda
Amos
Amos
ca. 804
—
Juda
Hosea
Hosea
n. 745
v. 804–n. 745
Samaria (district)
Jesaja
Jesaja
n. 732
ca. 778–n. 732
Jeruzalem
Micha
Micha
v. 717
ca. 777–717
Juda
Spreuken
Salomo, Agur, Lemuël
ca. 717
—
Jeruzalem
Zefanja
Zefanja
v. 648
—
Juda
Nahum
Nahum
v. 632
—
Juda
Habakuk
Habakuk
ca. 628 (?)
—
Juda
Klaagliederen
Jeremia
607
—
Bij Jeruzalem
Obadja
Obadja
ca. 607
—
—
Ezechiël
Ezechiël
ca. 591
613–ca. 591
Babylon
1 en 2 Koningen
Jeremia
580
ca. 1040–580
Juda/Egypte
Jeremia
Jeremia
580
647–580
Juda/Egypte
Daniël
Daniël
ca. 536
618–ca. 536
Babylon
Haggaï
Haggaï
520
112 dagen (520)
Jeruzalem
Zacharia
Zacharia
518
520–518
Jeruzalem
Esther
Mordechai
ca. 475
493–ca. 475
Susan, Elam
1 en 2 Kronieken
Ezra
ca. 460
Na 1 Kronieken 9:44, 1077–537
Jeruzalem (?)
Ezra
Ezra
ca. 460
537–ca. 467
Jeruzalem
Psalmen
David en anderen
ca. 460
—
—
Nehemia
Nehemia
n. 443
456–n. 443
Jeruzalem
Maleachi
Maleachi
n. 443
—
Jeruzalem
[Tabel op blz. 348]
Christelijke Griekse Geschriften (G.T.)
Boek
Schrijver
Geschrift voltooid
Beschreven periode
Waar geschreven
Mattheüs
Mattheüs
ca. 41
2 v.G.T.–33 G.T.
Palestina
1 Thessalonicenzen
Paulus
ca. 50
—
Korinthe
2 Thessalonicenzen
Paulus
ca. 51
—
Korinthe
Galaten
Paulus
ca. 50–52
—
Korinthe of Syrisch Antiochië
1 Korinthiërs
Paulus
ca. 55
—
Efeze
2 Korinthiërs
Paulus
ca. 55
—
Macedonië
Romeinen
Paulus
ca. 56
—
Korinthe
Lukas
Lukas
ca. 56–58
3 v.G.T.–33 G.T.
Cesarea
Efeziërs
Paulus
ca. 60/61
—
Rome
Kolossenzen
Paulus
ca. 60/61
—
Rome
Filemon
Paulus
ca. 60/61
—
Rome
Filippenzen
Paulus
ca. 60/61
—
Rome
Hebreeën
Paulus
ca. 61
—
Rome
Handelingen
Lukas
ca. 61
33–ca. 61 G.T.
Rome
Jakobus
Jakobus
v. 62
—
Jeruzalem
Markus
Markus
ca. 60–65
29–33 G.T.
Rome
1 Timotheüs
Paulus
ca. 61–64
—
Macedonië
Titus
Paulus
ca. 61–64
—
Macedonië (?)
1 Petrus
Petrus
ca. 62–64
—
Babylon
2 Petrus
Petrus
ca. 64
—
Babylon (?)
2 Timotheüs
Paulus
ca. 65
—
Rome
Judas
Judas
ca. 65
—
Palestina (?)
Openbaring
Johannes
ca. 96
—
Patmos
Johannes
Johannes
ca. 98
Na proloog, 29–33 G.T.
In of bij Efeze
1 Johannes
Johannes
ca. 98
—
In of bij Efeze
2 Johannes
Johannes
ca. 98
—
In of bij Efeze
3 Johannes
Johannes
ca. 98
—
In of bij Efeze