Jehovah — De God met een voornemen
„Voorwaar, juist zoals ik gedacht heb, zo moet het geschieden; en juist zoals ik met mijzelf beraadslaagd heb, zo zal het tot stand komen.” — JESAJA 14:24.
1, 2. Wat zeggen velen over het doel van het leven?
OVERAL ter wereld stelt men de vraag: „Wat is het doel van het leven?” Een westers politiek leider zei: „Meer mensen dan ooit vragen zich af: ’Wie zijn wij? Waarom zijn wij er?’” Toen een krant jonge mensen interviewde over de vraag wat het doel van het leven is, waren typerende reacties: „Doen wat je hart begeert.” „Uit elke minuut halen wat erin zit.” „Het er goed van nemen.” „Kinderen krijgen, gelukkig zijn en dan sterven.” Volgens de meesten was dit leven alles wat er is. Niemand sprak over een doel op lange termijn voor het leven op aarde.
2 Een confucianistische geleerde zei: „De uiteindelijke zin van het leven is gelegen in ons gewone, menselijke bestaan.” Volgens deze zienswijze zou het menselijk leven een voortdurende cyclus zijn van geboren worden, zeventig tot tachtig jaar zwoegen, vervolgens sterven en voor altijd ophouden te bestaan. Een evolutionist en wetenschapper zei: „Misschien hunkeren wij naar een ’verhevener’ antwoord — maar dat is er niet.” Voor deze evolutionisten is het leven een strijd om te overleven, en is de dood het einde van alles. Zulke filosofieën bieden een uitzichtloze kijk op het leven.
3, 4. Hoe zijn de wereldtoestanden van invloed op de wijze waarop velen het leven bezien?
3 Velen twijfelen eraan of het leven een doel heeft, wanneer zij zien dat het menselijk bestaan zo vol ellende is. In onze tijd, nu de mens zogenaamd een hoogtepunt in industriële en wetenschappelijke prestaties heeft bereikt, zijn ongeveer een miljard mensen in de hele wereld ernstig ziek of ondervoed. Als gevolg daarvan sterven er jaarlijks miljoenen kinderen. Ook zijn er in deze twintigste eeuw viermaal zoveel doden gevallen door oorlogen als in de voorgaande vierhonderd jaar bij elkaar. Misdaad, geweld, drugsmisbruik, de ineenstorting van het gezin, aids en andere seksueel overdraagbare ziekten — de lijst met negatieve factoren wordt steeds langer. Wereldleiders hebben geen oplossingen voor deze problemen.
4 Met het oog op deze omstandigheden bracht één persoon onder woorden wat velen van mening zijn: „Het leven heeft geen doel. Als al deze vreselijke dingen gebeuren, stelt het leven niet veel voor.” En een bejaarde man zei: „Ik heb mij het grootste deel van mijn leven afgevraagd waarom ik hier ben. Als er al een bedoeling is, dan maak ik mij daar niet meer druk om.” Dus omdat heel veel mensen niet weten waarom God lijden toelaat, maken de verontrustende wereldtoestanden dat zij geen werkelijke hoop voor de toekomst hebben.
5. Hoe maken de religies van deze wereld de verwarring omtrent het doel van het leven alleen nog maar groter?
5 Zelfs religieuze leiders zijn verdeeld en onzeker omtrent het doel van het leven. Een voormalig deken van de St. Paul’s Cathedral in Londen zei: „Mijn hele leven heb ik geworsteld om erachter te komen wat het doel van het leven is. . . . Ik ben er niet in geslaagd.” Zeker, veel geestelijken leren dat de goede mensen bij de dood naar de hemel gaan en de slechte voor eeuwig naar een brandende hel. Maar volgens die zienswijze blijft er voor de mensheid op aarde niets anders over dan haar gekwelde weg te vervolgen. En als het Gods bedoeling was dat mensen in de hemel zouden leven, waarom heeft hij hen dan niet van het begin af als hemelse schepselen gemaakt, zoals hij dat in het geval van de engelen heeft gedaan, zodat de mensen al dat lijden bespaard zou blijven? De verwarring ten aanzien van het doel van het leven op aarde, of de weigering te geloven dat het enig doel heeft, is dus wijdverbreid.
De God met een voornemen
6, 7. Wat vertelt de bijbel ons over de Universele Soeverein?
6 Toch vertelt het meest verspreide boek in de geschiedenis, de bijbel, ons dat Jehovah, de Soeverein van het universum, de God met een doel, een voornemen, is. In de bijbel wordt ons getoond dat hij met de mensheid op aarde een doel op lange termijn heeft, ja, een eeuwig voornemen. En wanneer Jehovah zich iets voorneemt, zal het zonder mankeren geschieden. Net zoals de regen het zaad doet uitspruiten, zegt God, „zo zal mijn woord dat uit mijn mond uitgaat, blijken te zijn. Het zal niet zonder resultaten tot mij terugkeren, maar het zal stellig datgene doen waarin ik behagen heb geschept, en het zal stellig succes hebben in dat waarvoor ik het heb gezonden” (Jesaja 55:10, 11). Alles wat Jehovah zegt te zullen bewerkstelligen, ’zal tot stand komen’. — Jesaja 14:24.
7 Wij mensen kunnen het volle vertrouwen hebben dat de Almachtige zijn beloften zal houden, omdat God „niet liegen kan” (Titus 1:2; Hebreeën 6:18). Wanneer hij ons zegt dat hij iets zal doen, is zijn woord een waarborg dat het zal gebeuren. Het is feitelijk al tot stand gebracht. Hij verklaart: „Ik [ben] de Goddelijke . . ., en er is geen andere God, noch iemand gelijk mij; die van het begin af de afloop vertelt, en van oudsher de dingen die niet gedaan zijn; die zegt: ’Míjn raad zal tot stand komen en al mijn welbehagen zal ik doen’ . . . Ja, ik heb het gesproken, ik zal het ook doen komen. Ik heb het geformeerd, ik zal het ook doen.” — Jesaja 46:9-11.
8. Kunnen mensen die God oprecht willen leren kennen, hem vinden?
8 Bovendien is het zo dat Jehovah „niet wenst dat er iemand vernietigd wordt, maar wenst dat allen tot berouw geraken” (2 Petrus 3:9). Daarom wil hij niet dat iemand onbekend met hem is. Een profeet, Azarja genaamd, zei: „Indien gij [God] zoekt, zal hij zich door u laten vinden, maar indien gij hem verlaat, zal hij u verlaten” (2 Kronieken 15:1, 2). Derhalve hebben mensen die oprecht God en zijn voornemens willen leren kennen, daar beslist de mogelijkheden toe, mits zij zich inspannen om hem te zoeken.
9, 10. (a) Wat is er verschaft voor degenen die God willen leren kennen? (b) Waartoe stelt een onderzoek van Gods Woord ons in staat?
9 Waar moeten wij zoeken? Voor degenen die God werkelijk zoeken, heeft hij zijn Woord, de bijbel, verschaft. Door middel van zijn heilige geest, dezelfde werkzame kracht die hij gebruikte om het universum te scheppen, heeft God getrouwe mannen ertoe gebracht op te schrijven wat wij over zijn voornemens moeten weten. Betreffende bijbelse profetieën zei de apostel Petrus bijvoorbeeld: „Nooit werd profetie door de wil van een mens voortgebracht, maar mensen hebben van Godswege gesproken zoals zij door heilige geest werden meegevoerd” (2 Petrus 1:21). In dezelfde trant verklaarde de apostel Paulus: „De gehele Schrift is door God geïnspireerd en nuttig om te onderwijzen, terecht te wijzen, dingen recht te zetten, streng te onderrichten in rechtvaardigheid, opdat de mens Gods volkomen bekwaam zij, volledig toegerust voor ieder goed werk.” — 2 Timotheüs 3:16, 17; 1 Thessalonicenzen 2:13.
10 Merk op dat Gods Woord ons in staat stelt niet gedeeltelijk of onvolledig maar „volkomen bekwaam . . ., volledig toegerust”, te zijn. Het stelt iemand in staat zeker te weten wie God is, wat zijn voornemens zijn en wat hij van zijn dienstknechten verlangt. Dat is te verwachten van een boek dat God als auteur heeft. En het is de enige bron waar wij kunnen zoeken om nauwkeurige kennis omtrent God te verkrijgen (Spreuken 2:1-5; Johannes 17:3). Wanneer wij dat doen, zullen wij „niet langer kleine kinderen . . . zijn, heen en weer geslingerd als door golven en her- en derwaarts gevoerd door elke wind van leer door middel van de bedriegerij van mensen, door middel van listigheid in het beramen van dwaling” (Efeziërs 4:13, 14). De psalmist bracht de juiste zienswijze onder woorden: „Uw [Gods] woord is een lamp voor mijn voet, en een licht op mijn pad.” — Psalm 119:105.
Progressief geopenbaard
11. Hoe heeft Jehovah zijn voornemens aan de mensheid geopenbaard?
11 Toen de menselijke familie nog helemaal aan het begin van haar bestaan stond, openbaarde Jehovah zijn voornemens ten aanzien van deze aarde en de mensen erop (Genesis 1:26-30). Maar toen onze eerste ouders Gods soevereiniteit verwierpen, viel de mensheid ten prooi aan geestelijke duisternis en de dood (Romeinen 5:12). Niettemin wist Jehovah dat er mensen zouden zijn die hem zouden willen dienen. Daarom heeft hij in de loop der eeuwen zijn voornemens progressief aan zijn getrouwe dienstknechten geopenbaard. Enkelen van degenen met wie hij communiceerde, waren Henoch (Genesis 5:24; Judas 14, 15), Noach (Genesis 6:9, 13), Abraham (Genesis 12:1-3) en Mozes (Exodus 31:18; 34:27, 28). Gods profeet Amos schreef: „De Soevereine Heer Jehovah zal niets doen tenzij hij zijn vertrouwelijke aangelegenheid heeft geopenbaard aan zijn knechten, de profeten.” — Amos 3:7; Daniël 2:27, 28.
12. Hoe heeft Jezus meer licht geworpen op Gods voornemens?
12 Toen Gods Zoon, Jezus Christus, zo’n 4000 jaar na de opstand in Eden op aarde was, werden nog veel meer bijzonderheden van Jehovah’s voornemens geopenbaard. Dit gold vooral voor Gods voornemen om een hemels koninkrijk op te richten dat over de aarde zou regeren (Daniël 2:44). Jezus maakte dat koninkrijk tot het thema van zijn onderwijs (Mattheüs 4:17; 6:10). Hij en zijn discipelen onderwezen dat Gods oorspronkelijke voornemen met de aarde en met de mensheid onder de heerschappij van het Koninkrijk vervuld zou worden. De aarde zou worden veranderd in een paradijs, bewoond door volmaakte mensen, die eeuwig zouden leven (Psalm 37:29; Mattheüs 5:5; Lukas 23:43; 2 Petrus 3:13; Openbaring 21:4). Bovendien demonstreerden Jezus en zijn discipelen door middel van de wonderen waartoe God hen in staat stelde, wat er in die nieuwe wereld zou plaatsvinden. — Mattheüs 10:1, 8; 15:30, 31; Johannes 11:25-44.
13. Welke verandering heeft er met Pinksteren 33 G.T. plaatsgevonden ten aanzien van Gods bemoeienissen met de mensheid?
13 Met Pinksteren 33 G.T., vijftig dagen na Jezus’ dood, werd Gods geest op de gemeente van Christus’ volgelingen uitgestort. Deze gemeente verving het ontrouwe Israël als Jehovah’s verbondsvolk (Mattheüs 21:43; 27:51; Handelingen 2:1-4). De uitstorting van de heilige geest bij die gelegenheid was een bewijs dat God van die tijd af de waarheden omtrent zijn voornemens via dit nieuwe instrument zou openbaren (Efeziërs 3:10). Gedurende de eerste eeuw G.T. kwam het organisatorische raamwerk van de christelijke gemeente tot stand. — 1 Korinthiërs 12:27-31; Efeziërs 4:11, 12.
14. Hoe kunnen waarheidszoekers de ware christelijke gemeente identificeren?
14 Thans kunnen waarheidszoekers de ware christelijke gemeente identificeren aan de hand van de wijze waarop ze consequent Gods voornaamste hoedanigheid, liefde, tentoonspreidt (1 Johannes 4:8, 16). Ja, broederlijke liefde is beslist een identificerend kenmerk van het ware christendom. Jezus zei: „Hieraan zullen allen weten dat gij mijn discipelen zijt, indien gij liefde onder elkaar hebt.” „Dit is mijn gebod, dat gij elkaar liefhebt net zoals ik u heb liefgehad” (Johannes 13:35; 15:12). En Jezus bracht zijn toehoorders onder de aandacht: „Gij zijt mijn vrienden indien gij doet wat ik u gebied” (Johannes 15:14). Gods ware dienstknechten zijn dus degenen die naar de wet van liefde leven. Zij praten er niet alleen maar over, want „geloof zonder werken [is] dood”. — Jakobus 2:26.
Geestelijke verlichting
15. Waarvan kunnen Gods dienstknechten verzekerd zijn?
15 Jezus voorzei dat de ware christelijke gemeente met het verstrijken van de tijd steeds meer licht omtrent Gods voornemens zou ontvangen. Hij beloofde zijn volgelingen: „De helper, de heilige geest, die de Vader in mijn naam zal zenden, die zal u alle dingen leren” (Johannes 14:26). Jezus zei ook: „Ziet! ik ben met u alle dagen tot het besluit van het samenstel van dingen” (Mattheüs 28:20). Het licht op de waarheid omtrent God en zijn voornemens neemt onder Gods dienstknechten dan ook toe. Ja, „het pad van de rechtvaardigen is als het glanzende licht, dat steeds helderder wordt tot de dag stevig bevestigd is”. — Spreuken 4:18.
16. Wat vertelt het geestelijke licht waarover wij beschikken ons over de tijd waarin wij ons met betrekking tot Gods voornemens bevinden?
16 In deze tijd is dat geestelijke licht helderder dan ooit, want wij leven in de tijd waarin veel bijbelse profetieën in vervulling gaan of op het punt staan vervuld te worden. Deze maken ons duidelijk dat wij in „de laatste dagen” van dit goddeloze samenstel van dingen leven. Dit is de tijdsperiode die „het besluit van het samenstel van dingen” wordt genoemd; ze zal worden gevolgd door Gods nieuwe wereld (2 Timotheüs 3:1-5, 13; Mattheüs 24:3-13). Zoals door Daniël werd voorzegd, zal Gods hemelse koninkrijk spoedig „al deze [thans bestaande] koninkrijken verbrijzelen en er een eind aan maken, en zelf zal het tot onbepaalde tijden blijven bestaan”. — Daniël 2:44.
17, 18. Welke grootse profetieën gaan thans in vervulling?
17 Tot de profetieën die thans in vervulling gaan, behoort die welke in vers 14 van Mattheüs hoofdstuk 24 staat opgetekend. Daar zei Jezus: „Dit goede nieuws van het koninkrijk zal op de gehele bewoonde aarde worden gepredikt tot een getuigenis voor alle natiën, en dan zal het einde komen.” Die Koninkrijksprediking wordt over de gehele aarde door miljoenen getuigen van Jehovah verricht. En elk jaar sluiten honderdduizenden mensen zich bij hen aan. Dit is in overeenstemming met de profetie in Jesaja 2:2, 3, waar staat dat „in het laatst der dagen” van deze goddeloze wereld mensen uit vele natiën tot Jehovah’s ware aanbidding zouden komen, en dat ’hij hen zou onderrichten omtrent zijn wegen en zij zijn paden zouden willen bewandelen’.
18 Deze nieuwelingen drommen „net als een wolk” samen naar Jehovah’s aanbidding, zoals in Jesaja hoofdstuk 60 vers 8 werd voorzegd. Vers 22 voegt eraan toe: „De kleine zelf zal tot duizend worden, en de geringe tot een machtige natie. Ikzelf, Jehovah, zal het te zijner tijd bespoedigen.” Die tijd, zo blijkt uit de feiten, is nu aangebroken. En nieuwelingen kunnen het vertrouwen hebben dat zij door zich met Jehovah’s Getuigen te verbinden, in contact zijn gekomen met de ware christelijke gemeente.
19. Waarom zeggen wij dat nieuwelingen die zich met Jehovah’s Getuigen verbinden tot de ware christelijke gemeente komen?
19 Waarom kunnen wij dit met zekerheid zeggen? Omdat deze nieuwelingen, evenals de miljoenen die zich reeds in Jehovah’s organisatie bevinden, hun leven aan God hebben opgedragen en zijn wil doen. Dit houdt onder andere in dat zij in overeenstemming met de wet van de goddelijke liefde leven. Als één bewijs hiervan hebben deze christenen ’hun zwaarden tot ploegscharen gesmeed en hun speren tot snoeimessen, en zij leren geen oorlog meer’ (Jesaja 2:4). Alle getuigen van Jehovah in de hele wereld hebben dit gedaan omdat zij liefde in praktijk brengen. Dit betekent dat zij nooit oorlogswapens tegen elkaar of tegen wie maar ook kunnen opnemen. Hierin zijn zij uniek — in tegenstelling tot de religies van de wereld (Johannes 13:34, 35; 1 Johannes 3:10-12, 15). Zij laten zich niet in met verdeeldheid veroorzakend nationalisme, want zij vormen een wereldomvattende broederschap, aaneengesmeed door liefde, „een volmaakte band van eenheid”. — Kolossenzen 3:14; Mattheüs 23:8; 1 Johannes 4:20, 21.
De meesten verkiezen het niet te weten
20, 21. Waarom verkeert de overgrote meerderheid van de mensen in geestelijke duisternis? (2 Korinthiërs 4:4; 1 Johannes 5:19)
20 Terwijl het geestelijke licht onder Gods dienstknechten helderder wordt, zakt de rest van de wereldbevolking in een steeds dieper wordende geestelijke duisternis weg. Zij kennen Jehovah of zijn voornemens niet. Gods profeet beschreef deze tijd toen hij zei: „Zie! niets dan duisternis zal de aarde bedekken, en dikke donkerheid de nationale groepen” (Jesaja 60:2). Dit is zo omdat de mensen geen oprechte belangstelling aan de dag leggen om meer over God te leren, en ook geen blijk geven van een verlangen om hem te behagen. Jezus zei: „Dit nu is de basis voor het oordeel, dat het licht in de wereld is gekomen, maar de mensen hebben de duisternis meer liefgehad dan het licht, omdat hun werken goddeloos waren. Want hij die verachtelijke dingen beoefent, haat het licht en komt niet tot het licht, opdat zijn werken niet worden terechtgewezen.” — Johannes 3:19, 20.
21 Zulke personen zijn er niet werkelijk in geïnteresseerd Gods wil te weten te komen. In hun leven draait daarentegen alles om het doen van hun eigen wil. Door Gods wil te negeren, plaatsen zij zichzelf in een gevaarlijke positie, want zijn Woord verklaart: „Hij die zijn oor afwendt van het horen der wet — zelfs zijn gebed is iets verfoeilijks” (Spreuken 28:9). Zij zullen de gevolgen van de handelwijze die zij verkozen hebben, ondervinden. De apostel Paulus schreef: „Wordt niet misleid: God laat niet met zich spotten. Want wat een mens zaait, dat zal hij ook oogsten.” — Galaten 6:7.
22. Wat doen thans heel veel mensen die God willen leren kennen?
22 Er zijn echter heel veel mensen die wel willen weten wat Gods wil is, die hem oprecht zoeken en die tot hem getrokken worden. „Nadert tot God en hij zal tot u naderen”, zegt Jakobus 4:8. Over zulke personen zei Jezus: „Hij die doet wat waar is, komt tot het licht, opdat zijn werken openbaar gemaakt worden als werken die in overeenstemming met God zijn gedaan” (Johannes 3:21). En wat een schitterende toekomst belooft God voor degenen die tot het licht komen! Ons volgende artikel zal die opwindende vooruitzichten bespreken.
Wat zou u antwoorden?
◻ Wat zeggen velen over het doel van het leven?
◻ Hoe openbaart Jehovah zich als een God met een voornemen?
◻ Welke schitterende geestelijke verlichting vond er in de eerste eeuw G.T. plaats?
◻ Hoe kan in deze tijd de ware christelijke gemeente worden geïdentificeerd?