HOOFDSTUK 16
‘Doe recht’ terwijl je met God wandelt
1-3. (a) Waarom zijn we Jehovah veel verschuldigd? (b) Wat vraagt onze liefdevolle Redder van ons terug?
STEL je voor dat je vastzit op een zinkend schip. Op het moment dat je denkt dat er geen hoop meer is, komt iemand je redden door je van het schip te halen. Wat ben je opgelucht als de redder je buiten de gevarenzone brengt en zegt: ‘Je bent veilig!’ Hoe zou je je voelen tegenover die persoon? Je bent hem ongetwijfeld enorm dankbaar, want je hebt je leven aan hem te danken!
2 Dat voorbeeld helpt ons te begrijpen wat Jehovah voor ons heeft gedaan. We zijn hem absoluut veel verschuldigd. Hij heeft in de losprijs voorzien, waardoor we van zonde en dood gered kunnen worden. We voelen ons veilig, want zolang we geloof tonen in dat kostbare offer, weten we dat onze zonden vergeven worden en onze eeuwige toekomst zeker is (1 Johannes 1:7; 4:9). Zoals we in hoofdstuk 14 hebben gezien, is de losprijs de allergrootste uiting van Jehovah’s liefde en gerechtigheid. Hoe kunnen we laten zien dat we hem dankbaar zijn?
3 Het is goed om erbij stil te staan wat onze liefdevolle Redder zelf van ons terugvraagt. Jehovah zegt via de profeet Micha: ‘Hij heeft jou, mens, verteld wat goed is. En wat verlangt Jehovah van je? Niets anders dan recht te doen, loyaliteit te koesteren en bescheiden te wandelen met je God!’ (Micha 6:8) Een van de dingen die Jehovah van ons terugvraagt, is dat we ‘recht doen’. Hoe kun je dat doen?
Streef naar ‘ware rechtvaardigheid’
4. Hoe weten we dat Jehovah van ons verwacht dat we naar zijn rechtvaardige normen leven?
4 Jehovah verwacht van ons dat we naar zijn normen van goed en fout leven. Omdat zijn normen juist en rechtvaardig zijn, streef je naar gerechtigheid en rechtvaardigheid als je je daaraan houdt. ‘Leer het goede te doen, zoek het recht’, zegt Jesaja 1:17. Gods Woord geeft ons de aansporing: ‘Zoek rechtvaardigheid’ (Zefanja 2:3). Het dringt er ook bij ons op aan ‘de nieuwe persoonlijkheid aan te doen, die naar Gods wil werd geschapen in ware rechtvaardigheid’ (Efeziërs 4:24). Ware rechtvaardigheid — ware gerechtigheid — mijdt geweld, onreinheid en immoraliteit, want die dingen gaan rechtstreeks in tegen Jehovah’s heilige normen (Psalm 11:5; Efeziërs 5:3-5).
5, 6. (a) Waarom is het niet te moeilijk voor ons om naar Jehovah’s normen te leven? (b) Hoe laat de Bijbel zien dat naar rechtvaardigheid streven een voortdurend proces is?
5 Is het te moeilijk voor ons om naar Jehovah’s rechtvaardige normen te leven? Nee. Als iemand zich tot Jehovah aangetrokken voelt, zal hij zich niet ergeren aan zijn normen. Omdat we houden van Jehovah en van alles waar hij voor staat, willen we graag leven op een manier die hem blij maakt (1 Johannes 5:3). Bedenk dat Jehovah ‘houdt van rechtvaardige daden’ (Psalm 11:7). Als we Jehovah’s rechtvaardigheid echt willen navolgen, moeten we liefde ontwikkelen voor wat Jehovah liefheeft en gaan haten wat hij haat (Psalm 97:10).
6 Het is voor onvolmaakte mensen niet makkelijk om naar rechtvaardigheid te streven. We moeten de oude persoonlijkheid met haar zondige praktijken uittrekken en de nieuwe aandoen. De Bijbel zegt dat de nieuwe persoonlijkheid door nauwkeurige kennis ‘steeds wordt vernieuwd’ (Kolossenzen 3:9, 10). De woorden ‘steeds wordt vernieuwd’ laten uitkomen dat het aandoen van de nieuwe persoonlijkheid een voortdurend proces is dat veel moeite kost. Hoe goed we ook ons best doen om het juiste te doen, omdat we zondig zijn zullen we af en toe toch verkeerde dingen denken, zeggen of doen (Romeinen 7:14-20; Jakobus 3:2).
7. Hoe moet je het bezien als je een zonde begaat terwijl je naar rechtvaardigheid streeft?
7 Wat als je een zonde begaat terwijl je echt je best doet om naar rechtvaardigheid te streven? Natuurlijk mag je de ernst van de zonde niet bagatelliseren. Maar je moet het ook niet opgeven omdat je denkt dat je vanwege je tekortkomingen niet goed genoeg bent om Jehovah te dienen. Onze liefdevolle God heeft ervoor gezorgd dat we vergeven kunnen worden als we oprecht berouw hebben. Denk eens aan de geruststellende woorden van de apostel Johannes: ‘Ik schrijf jullie deze dingen zodat jullie geen zonde zullen begaan.’ Maar hij was ook realistisch en voegde eraan toe: ‘Als iemand [door overgeërfde onvolmaaktheid] toch een zonde begaat, dan hebben we een helper bij de Vader: Jezus Christus’ (1 Johannes 2:1). Jehovah heeft in het loskoopoffer van Jezus voorzien zodat we Hem op een aanvaardbare manier kunnen dienen, ook al zijn we onvolmaakt. Dat zal je ongetwijfeld motiveren je best te doen om Jehovah blij te maken!
Het goede nieuws en Gods gerechtigheid
8, 9. Hoe blijkt Jehovah’s gerechtigheid uit de prediking van het goede nieuws?
8 Eén manier waarop je recht kunt doen en Jehovah kunt navolgen is door alles te doen wat je kunt om het goede nieuws van Gods Koninkrijk te prediken. Welk verband bestaat er tussen Jehovah’s gerechtigheid en het goede nieuws?
9 Jehovah zal geen eind aan deze slechte wereld maken zonder eerst te waarschuwen. Jezus zei in zijn profetie over de tijd van het einde: ‘Eerst moet tot alle volken het goede nieuws worden gepredikt’ (Markus 13:10; Mattheüs 24:3). Het woord ‘eerst’ impliceert dat er andere gebeurtenissen zullen volgen nadat er over de hele wereld is gepredikt. Een daarvan is de voorspelde grote verdrukking, waarin slechte mensen zullen worden vernietigd zodat er een rechtvaardige nieuwe wereld kan komen (Mattheüs 24:14, 21, 22). Niemand kan Jehovah er terecht van beschuldigen dat hij slechte mensen onrechtvaardig behandelt. Via de prediking waarschuwt hij mensen zodat ze volop de kans hebben hun gedrag te veranderen en gered te worden (Jona 3:1-10).
10, 11. Hoe volg je Gods gerechtigheid na als je het goede nieuws predikt?
10 Hoe volg je Jehovah’s gerechtigheid na als je het goede nieuws predikt? In de eerste plaats is het onze plicht om anderen te helpen gered te worden. Denk nog eens aan de illustratie van het zinkende schip waaruit je gered wordt. Als je veilig in de reddingsboot zit, zul je zeker anderen willen helpen die nog in het water liggen. Zo is het ook onze plicht om mensen te helpen die in het ‘water’ van deze slechte wereld dreigen te verdrinken. Het is waar dat veel mensen onze boodschap afwijzen. Maar zolang Jehovah nog geduldig is, hebben we de verantwoordelijkheid mensen de kans te geven ‘berouw te krijgen’ en gered te worden (2 Petrus 3:9).
11 Door het goede nieuws te prediken tot iedereen die je ontmoet, volg je Jehovah’s gerechtigheid op nog een belangrijke manier na: je bent onpartijdig. ‘God is niet partijdig, maar in elk volk is iedereen die ontzag voor hem heeft en het juiste doet, aanvaardbaar voor hem’ (Handelingen 10:34, 35). Als je zijn gerechtigheid wilt navolgen, mag je niet bevooroordeeld zijn. Doe je best om het goede nieuws te delen met alle mensen, ongeacht hun ras, maatschappelijke status of financiële situatie. Op die manier geef je iedereen die wil luisteren de kans om het goede nieuws te horen en er positief op te reageren (Romeinen 10:11-13).
Hoe we anderen behandelen
12, 13. (a) Waarom moeten we niet te snel een oordeel over anderen vellen? (b) Wat betekent Jezus’ raad ‘houd op met oordelen’ en ‘houd op met veroordelen’? (Zie ook de voetnoot.)
12 We kunnen ook recht doen door anderen te behandelen zoals Jehovah ons behandelt. Het is heel makkelijk om anderen te veroordelen, kritiek te hebben op hun tekortkomingen en hun motieven in twijfel te trekken. Maar wie van ons zou willen dat Jehovah zo onbarmhartig zou kijken naar onze motieven en tekortkomingen? Zo gaat Jehovah niet met ons om. De psalmist zei: ‘Als u op zonden zou letten, Jah, wie kan dan standhouden, Jehovah?’ (Psalm 130:3) We kunnen heel dankbaar zijn dat onze rechtvaardige en barmhartige God ervoor kiest om niet bij onze tekortkomingen te blijven stilstaan! (Psalm 103:8-10) Dus hoe moeten we anderen behandelen?
13 We kunnen Jehovah’s gerechtigheid en zijn barmhartigheid navolgen door anderen niet te snel te oordelen, vooral als het gaat om dingen die ons eigenlijk niet aangaan of die niet zo belangrijk zijn. Jezus waarschuwde in zijn Bergrede: ‘Houd op met oordelen, zodat je niet geoordeeld wordt’ (Mattheüs 7:1). Volgens Lukas’ verslag voegde Jezus eraan toe: ‘En houd op met veroordelen, dan zul je niet veroordeeld worden’ (Lukas 6:37).a Jezus wist dat onvolmaakte mensen de neiging hebben anderen te oordelen. Dus als iemand van de aanwezigen de gewoonte had dat te doen, moest hij daarmee ophouden.
14. Waarom moeten we ermee ophouden anderen te oordelen?
14 Waarom moeten we ermee ophouden anderen te oordelen? In de eerste plaats omdat ons gezag beperkt is. De discipel Jakobus herinnert ons eraan: ‘Er is er maar één die Wetgever en Rechter is’ — Jehovah. Jakobus stelt dus de indringende vraag: ‘Wie ben jij dat je je naaste oordeelt?’ (Jakobus 4:12; Romeinen 14:1-4) Nog een reden is dat we door onze onvolmaaktheid heel makkelijk een oneerlijk oordeel kunnen vellen. Dingen als vooroordeel, gekrenkte trots, jaloezie en eigendunk kunnen ons een verwrongen kijk op anderen geven. We hebben nog meer beperkingen, en als we daarover nadenken moet dat ons ervan weerhouden snel kritiek op anderen te hebben. We kunnen niet in iemands hart kijken en we kennen niet al iemands persoonlijke omstandigheden. Wie zijn wij dan om geloofsgenoten verkeerde motieven toe te schrijven of kritiek te hebben op wat ze in Jehovah’s dienst doen? Het is veel beter om Jehovah na te volgen door naar het goede in onze broeders en zusters te kijken in plaats van alleen op hun tekortkomingen te letten!
15. Wat voor spraak en gedrag horen niet thuis onder Gods aanbidders, en waarom niet?
15 Hoe zit het binnen het gezin? Jammer genoeg worden veel mensen in deze wereld thuis heel slecht behandeld, terwijl dat juist een oase van vrede zou moeten zijn. Veel mensen schelden hun partner of hun kinderen voortdurend de huid vol of mishandelen hen letterlijk. Maar onder Gods aanbidders horen hatelijke opmerkingen, bitter sarcasme en lichamelijke mishandeling niet thuis (Efeziërs 4:29, 31; 5:33; 6:4). Jezus’ raad ‘houd op met oordelen’ en ‘houd op met veroordelen’ geldt ook in het gezin. Bedenk dat recht doen inhoudt dat we anderen behandelen zoals Jehovah ons behandelt. En Jehovah behandelt ons nooit ruw of wreed. Hij is juist ‘heel meelevend’ tegenover mensen die van hem houden (Jakobus 5:11). Wat een schitterend voorbeeld om na te volgen!
Ouderlingen die dienen ‘voor gerechtigheid’
16, 17. (a) Wat verwacht Jehovah van ouderlingen? (b) Wat moet er worden gedaan als een zondaar geen oprecht berouw toont, en waarom?
16 Wij allemaal hebben de verantwoordelijkheid om recht te doen, maar voor ouderlingen in de gemeente geldt dat nog meer. Kijk eens naar de profetische beschrijving van ‘vorsten’ (ouderlingen) die Jesaja opschreef: ‘Luister! Een koning zal regeren voor rechtvaardigheid en vorsten zullen regeren voor gerechtigheid’ (Jesaja 32:1). Jehovah verwacht van ouderlingen dat ze zijn gerechtigheid navolgen. Hoe kunnen ze dat doen?
17 Deze bekwame mannen beseffen heel goed dat de gemeente rein moet blijven om aan Jehovah’s gerechtigheid te kunnen voldoen. Soms moeten ouderlingen rechtspreken wanneer iemand een ernstige zonde begaat. Daarbij houden ze in gedachte dat Jehovah wil dat ze barmhartigheid tonen als dat maar enigszins mogelijk is. Ze proberen de zondaar dus tot berouw te brengen. Maar wat als de zondaar ondanks deze pogingen om hem te helpen geen oprecht berouw toont? Dan volgen de ouderlingen Jehovah’s volmaakt rechtvaardige instructie op: ‘Verwijder wie kwaad doet uit jullie midden.’ Dat betekent dat zo iemand uit de gemeente wordt gesloten (1 Korinthiërs 5:11-13; 2 Johannes 9-11). De ouderlingen vinden het heel erg als ze zo’n stap moeten nemen, maar ze erkennen dat het nodig is om de morele en geestelijke reinheid van de gemeente te beschermen. Toch hopen ze dat de zondaar ooit tot bezinning komt en in de gemeente terugkomt (Lukas 15:17, 18).
18. Wat houden ouderlingen in gedachte als ze anderen Bijbelse raad geven?
18 Dat ouderlingen dienen ‘voor gerechtigheid’ betekent ook dat ze Bijbelse raad geven als dat nodig is. Natuurlijk zoeken ouderlingen niet naar fouten bij anderen. Ook zullen ze niet elke mogelijkheid aangrijpen om anderen te corrigeren. Maar het kan gebeuren dat een broeder of zuster ‘een misstap doet, ook al is dat onbewust’. Ouderlingen weten dat Jehovah zijn gerechtigheid nooit op een wrede of ongevoelige manier uitoefent. Daarom zullen ze proberen hem of haar ‘zachtaardig weer op het rechte pad te brengen’ (Galaten 6:1). Ouderlingen zullen nooit tegen zo iemand uitvaren of harde woorden gebruiken. In plaats daarvan geven ze liefdevol raad om de persoon aan te moedigen. Zelfs als ouderlingen rechtstreekse correctie moeten geven om iemand te wijzen op de consequenties als hij doorgaat met zijn verkeerde gedrag, houden ze in gedachte dat deze broeder of zuster een schaap in Jehovah’s kudde is (Lukas 15:7).b Als duidelijk is dat de raad of correctie wordt gegeven uit liefde, is de kans groter dat de persoon weer op het rechte pad komt.
19. Wat voor beslissingen moeten ouderlingen nemen, en waarop moeten ze die baseren?
19 Ouderlingen moeten vaak beslissingen nemen die invloed hebben op hun broeders en zusters. Ze komen bijvoorbeeld van tijd tot tijd samen om te bespreken of andere broeders in de gemeente ervoor in aanmerking komen als ouderling of dienaar aanbevolen te worden. De ouderlingen weten hoe belangrijk het is onpartijdig te zijn. Ze laten zich bij het nemen van beslissingen over zulke aanstellingen leiden door Jehovah’s vereisten en gaan niet alleen af op hun eigen gevoelens. Op die manier nemen ze beslissingen ‘zonder vooroordeel en partijdigheid’ (1 Timotheüs 5:21).
20, 21. (a) Wat proberen ouderlingen te zijn, en waarom? (b) Wat kunnen ouderlingen doen om ‘de moedelozen’ te helpen?
20 Er zijn nog meer manieren waarop ouderlingen recht doen. Nadat Jesaja had voorspeld dat ouderlingen zouden dienen ‘voor gerechtigheid’, vervolgde hij: ‘Elk van hen zal zijn als een beschutting tegen de wind, een schuilplaats tegen slagregens, als waterstromen in een dorre streek, als de schaduw van een grote rots in een uitgedroogd land’ (Jesaja 32:1, 2). Ouderlingen doen dus hun best om hun broeders en zusters te troosten en op te bouwen.
21 Veel broeders en zusters hebben te maken met ontmoedigende problemen en willen graag opgebouwd worden. Ouderlingen, wat kunnen jullie doen om ‘de moedelozen te bemoedigen’? (1 Thessalonicenzen 5:14) Luister met empathie naar hen (Jakobus 1:19). Misschien vinden ze het fijn om met iemand die ze vertrouwen te praten over hun angsten (Spreuken 12:25). Verzeker ze ervan dat ze nodig zijn, dat ze gewaardeerd worden en dat ze geliefd zijn — bij Jehovah en bij hun broeders en zusters (1 Petrus 1:22; 5:6, 7). Bovendien kun je met en voor ze bidden. Als een ouderling vanuit zijn hart voor ze bidt, kan dat ze veel troost geven (Jakobus 5:14, 15). Jehovah, de God van gerechtigheid, ziet wat je allemaal doet om ontmoedigde en depressieve personen te helpen.
Ouderlingen weerspiegelen Jehovah’s gerechtigheid als ze personen aanmoedigen die het moeilijk hebben
22. Op welke manieren kun je Jehovah’s gerechtigheid navolgen, en wat zal het resultaat zijn?
22 Als we Jehovah’s gerechtigheid navolgen, naderen we steeds dichter tot hem. We volgen zijn gerechtigheid na door zijn rechtvaardige normen hoog te houden, door het levensreddende goede nieuws met anderen te delen en door op het goede in anderen te letten in plaats van naar hun fouten te kijken. Ouderlingen weerspiegelen Jehovah’s gerechtigheid door de reinheid van de gemeente te beschermen, door opbouwende Bijbelse raad te geven, door onpartijdige beslissingen te nemen en door ontmoedigde personen op te bouwen. Wat zal Jehovah blij zijn als hij vanuit de hemel neerkijkt en ziet dat zijn aanbidders hun best doen om ‘recht te doen’ terwijl ze met hun God wandelen!
a Sommige vertalingen zeggen ‘oordeel niet’ en ‘veroordeel niet’. Die weergaven brengen de betekenis over van ‘begin niet te oordelen’ en ‘begin niet te veroordelen’. Maar de Bijbelschrijvers gebruiken hier een negatief gebod in een vorm van de tegenwoordige tijd die een voortdurende handeling uitdrukt. De beschreven handelingen waren dus op dat moment aan de gang, maar moesten ophouden.
b In 2 Timotheüs 4:2 zegt de Bijbel dat ouderlingen soms moeten ‘terechtwijzen, berispen en aansporen’. Het Griekse woord dat met ‘aansporen’ is vertaald (parakaleo), kan ‘opbeuren, troosten’ betekenen. Een verwant Grieks woord, parakletos, kan slaan op een verdediger in een juridische kwestie. Dus zelfs als ouderlingen iemand streng moeten corrigeren, moeten ze helpers zijn van degenen die geestelijke hulp nodig hebben.