Aan caesar terugbetalen wat van caesar is
„Geeft aan allen wat hun toekomt.” — ROMEINEN 13:7.
1, 2. (a) Hoe moeten christenen volgens Jezus hun verplichtingen jegens God en jegens caesar met elkaar in evenwicht brengen? (b) Waar bekommeren Jehovah’s Getuigen zich in de eerste plaats om?
VOLGENS Jezus zijn er dingen die wij aan God en dingen die wij aan caesar, of de staat, verschuldigd zijn. Jezus zei: „Betaalt caesar terug wat van caesar, maar God wat van God is.” Met deze paar woorden bracht hij zijn vijanden van hun stuk en gaf hij een kernachtige samenvatting van de evenwichtige zienswijze die wij moeten hebben wat onze verhouding tot God en onze betrekkingen met de staat betreft. Geen wonder dat zijn toehoorders „zich over hem [gingen] verwonderen”! — Markus 12:17.
2 Jehovah’s dienstknechten bekommeren zich er vanzelfsprekend in de eerste plaats om dat zij aan God terugbetalen wat van God is (Psalm 116:12-14). Wanneer zij dit doen, vergeten zij echter niet dat Jezus zei dat zij bepaalde dingen aan caesar moeten geven. Hun door de bijbel geoefende geweten vereist dat zij gebedsvol beschouwen in welke mate zij kunnen terugbetalen waar caesar om vraagt (Romeinen 13:7). In de huidige tijd hebben veel juristen erkend dat regeringsmacht grenzen heeft en dat mensen en regeringen overal door de zedelijke natuurwet gebonden zijn.
3, 4. Welke interessante commentaren zijn er gegeven over de natuurwet, de geopenbaarde wet en de menselijke wet?
3 De apostel Paulus doelde op deze natuurwet toen hij over mensen van de wereld schreef: „Hetgeen omtrent God bekend kan zijn, [is] openbaar . . . onder hen, want God heeft het hun openbaar gemaakt. Want zijn onzichtbare hoedanigheden worden van de schepping der wereld af duidelijk gezien, omdat ze worden waargenomen door middel van de dingen die gemaakt zijn, ja, zijn eeuwige kracht en Godheid, zodat zij niet te verontschuldigen zijn.” Wanneer zij er gunstig op reageren, zal de natuurwet zelfs het geweten van deze ongelovigen raken. Daarom zei Paulus verder: „Telkens wanneer mensen der natiën, die geen wet hebben, van nature de dingen der wet doen, zijn deze mensen, al hebben zij geen wet, zichzelf tot wet. Zij zijn juist degenen die tonen dat de inhoud van de wet in hun hart staat geschreven, terwijl hun geweten met hen getuigenis aflegt.” — Romeinen 1:19, 20; 2:14, 15.
4 In de achttiende eeuw schreef de beroemde Engelse rechtsgeleerde William Blackstone: „Deze natuurwet, die even oud is als de mensheid en door God zelf is voorgeschreven, is wat bindende kracht betreft natuurlijk superieur aan elke andere wet. Ze is bindend over de gehele aardbol, in alle landen en te allen tijde: menselijke wetten bezitten geen enkele rechtsgeldigheid als ze ermee in strijd zijn.” Blackstone sprak verder over de „geopenbaarde wet”, zoals die in de bijbel wordt aangetroffen, en zei: „Op deze beide grondslagen, de natuurwet en de geopenbaarde wet, berusten alle menselijke wetten; dat wil zeggen, er dient geen menselijke wet geduld te worden die deze tegenspreekt.” Dit is in overeenstemming met wat Jezus over God en caesar zei, zoals in Markus 12:17 staat opgetekend. Het is duidelijk dat er terreinen zijn waarop God grenzen stelt aan wat caesar van een christen kan verlangen. Het Sanhedrin overschreed juist op zo’n terrein deze grenzen toen zij de apostelen het bevel gaven op te houden met prediken omtrent Jezus. Daarom antwoordden de apostelen terecht: „Wij moeten God als regeerder meer gehoorzamen dan mensen.” — Handelingen 5:28, 29.
„Wat van God is”
5, 6. (a) Wat dienen christenen met het oog op de geboorte van het Koninkrijk in 1914, meer dan ooit in gedachte te houden? (b) Hoe geeft een christen er blijk van dat hij een bedienaar is?
5 Vooral sinds 1914, toen Jehovah God, de Almachtige, door bemiddeling van Christus’ Messiaanse koninkrijk als koning begon te regeren, hebben christenen zich ervan moeten vergewissen niet aan caesar te geven wat van God is (Openbaring 11:15, 17). Als nooit tevoren doet Gods wet thans een beroep op christenen om „geen deel van de wereld” te zijn (Johannes 17:16). Aangezien zij zich aan God, hun Levengever, hebben opgedragen, moeten zij duidelijk tonen dat zij niet langer zichzelf toebehoren (Psalm 100:2, 3). Paulus schreef dat ’wij Jehovah toebehoren’ (Romeinen 14:8). Bovendien wordt een christen bij zijn doop geordineerd als een dienaar van God, zodat hij met Paulus kan zeggen: ’God heeft ons werkelijk voldoende bekwaam gemaakt om dienaren te zijn.’ — 2 Korinthiërs 3:5, 6.
6 De apostel Paulus schreef ook: ’Ik verheerlijk mijn bediening’ (Romeinen 11:13). Wij dienen beslist hetzelfde te doen. Of wij nu een full-time of een part-time aandeel aan de bediening hebben, wij houden in gedachte dat Jehovah zelf ons aan onze bediening heeft toegewezen (2 Korinthiërs 2:17). Aangezien sommigen onze positie misschien aanvechten, moet iedere opgedragen, gedoopte christen bereid zijn om duidelijke en positieve bewijzen te verschaffen dat hij werkelijk een bedienaar van het goede nieuws is (1 Petrus 3:15). Dat hij een bedienaar is, moet ook blijken uit zijn gedrag. Als een dienaar van God moet een christen een reine moraal voorstaan en zich er zelf aan houden, de gezinseenheid hoog houden, eerlijk zijn en respect tonen voor wet en orde (Romeinen 12:17, 18; 1 Thessalonicenzen 5:15). De verhouding waarin een christen tot God staat en de hem door God toegewezen bediening zijn de belangrijkste dingen in zijn leven. Hij kan deze niet in opdracht van caesar opgeven. Het is duidelijk dat die dingen gerekend moeten worden onder datgene „wat van God is”.
’Wat van caesar is’
7. Welke reputatie hebben Jehovah’s Getuigen wat het betalen van belasting betreft?
7 Jehovah’s Getuigen weten dat zij ’onderworpenheid verschuldigd zijn aan de superieure autoriteiten’, de regeringsleiders (Romeinen 13:1). Wanneer caesar, de staat, derhalve gerechtvaardigde eisen stelt, zal hun door de bijbel geoefende geweten hun toestaan deze eisen in te willigen. Ware christenen behoren bijvoorbeeld tot de meest voorbeeldige belastingbetalers op aarde. In de Münchner Merkur, een Duits nieuwsblad, werd over Jehovah’s Getuigen gezegd: „Zij zijn de eerlijkste en punctueelste belastingbetalers in de Bondsrepubliek.” Het Italiaanse nieuwsblad La Stampa merkte op: „Zij [Jehovah’s Getuigen] zijn de meest loyale burgers die men zich wensen kan: zij ontduiken geen belasting en proberen niet ten eigen bate onder lastige wetten uit te komen.” Jehovah’s dienstknechten doen dit ’vanwege hun geweten’. — Romeinen 13:5, 6.
8. Is datgene wat wij verschuldigd zijn aan caesar tot belastinggelden beperkt?
8 Is datgene ’wat van caesar is’ tot het betalen van belasting beperkt? Nee. Paulus noemde andere dingen, zoals vrees en eer. In zijn Critical and Exegetical Hand-Book to the Gospel of Matthew schreef de Duitse geleerde Heinrich Meyer: „Onder [wat van caesar is] . . . moeten wij niet slechts de burgerlijke belasting verstaan, maar alles waarop caesar uit hoofde van zijn rechtmatige heerschappij aanspraak kon maken.” In zijn werk The Rise of Christianity merkte de historicus E. W. Barnes op dat een christen de eventueel verschuldigde belasting zou betalen en „eveneens alle andere door de staat opgelegde verplichtingen zou aanvaarden, mits er niet van hem werd geëist aan caesar te geven wat God toebehoorde”.
9, 10. Waarom zou een christen kunnen aarzelen aan caesar terug te betalen wat hem toekomt, maar welke feiten dienen in gedachte gehouden te worden?
9 Wat zou de staat kunnen verlangen zonder inbreuk te maken op datgene wat rechtens aan God toebehoort? Sommigen zijn van mening geweest dat zij caesar met recht geld in de vorm van belasting konden geven, maar niets anders. Zij zouden zich beslist niet behaaglijk voelen wanneer zij caesar iets zouden geven waardoor tijd zou worden opgeëist die voor theocratische activiteiten gebruikt zou kunnen worden. Hoewel het waar is dat wij ’Jehovah, onze God, moeten liefhebben met geheel ons hart, geheel onze ziel, geheel ons verstand en geheel onze kracht’, verwacht Jehovah niettemin van ons dat wij ook voor andere dingen dan onze heilige dienst tijd inruimen (Markus 12:30; Filippenzen 3:3). Een gehuwde christen bijvoorbeeld krijgt de raad er tijd aan te besteden om zijn of haar huwelijkspartner te behagen. Dit zijn geen verkeerde bezigheden, maar de apostel Paulus zegt dat het „de dingen van de wereld” zijn, niet „de dingen van de Heer”. — 1 Korinthiërs 7:32-34; vergelijk 1 Timotheüs 5:8.
10 Bovendien stond Christus zijn volgelingen toe belasting ’terug te betalen’, en hierbij is beslist het gebruiken van aan Jehovah gewijde tijd betrokken, aangezien ons hele leven aan God gewijd is. Wanneer de gemiddelde belastingheffing in een land 33 procent van het inkomen bedraagt (in sommige landen ligt het hoger), betekent dit dat de gemiddelde belastingbetaler elk jaar vier maanden van zijn inkomsten aan de staatskas afdraagt. Anders gezegd, de gemiddelde werker zal wanneer hij de pensioengerechtigde leeftijd heeft bereikt, ongeveer vijftien jaar hebben gewerkt om het belastinggeld te verdienen waar „caesar” aanspraak op maakt. Beschouw ook de kwestie van onderwijs. In de meeste landen verlangt de wet dat ouders erop toezien dat hun kinderen gedurende een minimum aantal jaren naar school gaan. Het aantal schooljaren varieert van land tot land. Op de meeste plaatsen gaat het om een aanzienlijke hoeveelheid tijd. Het is waar dat zulk onderwijs gewoonlijk nut afwerpt, maar het is caesar die beslist hoeveel tijd een kind op school moet doorbrengen, en christelijke ouders geven gehoor aan caesars beslissing.
Militaire dienstplicht
11, 12. (a) Wat verlangt caesar in veel landen? (b) Hoe bezagen de vroege christenen militaire dienst?
11 Nog een eis die caesar in sommige landen stelt, is de militaire dienstplicht. In de twintigste eeuw is deze regeling door de meeste natiën in tijd van oorlog en door sommige natiën ook in vredestijd ingesteld. In Frankrijk werd deze verplichting vele jaren lang bloedbelasting genoemd, hetgeen betekende dat iedere jonge man bereid moest zijn om zijn leven voor de staat af te leggen. Kunnen degenen die zich aan Jehovah hebben opgedragen, hieraan gewetensvol gehoor geven? Hoe bezagen de eerste-eeuwse christenen deze aangelegenheid?
12 Hoewel de eerste christenen ernaar streefden goede burgers te zijn, weerhield hun geloof hen ervan andermans leven te nemen of hun eigen leven voor de staat op te offeren. The Encyclopedia of Religion verklaart: „De vroege kerkvaders, onder wie Tertullianus en Origenes, bevestigden dat christenen pertinent geen menselijk leven wilden nemen, een beginsel dat hen ervan weerhield in het Romeinse leger te gaan.” In zijn boek The Early Church and the World schrijft professor C. J. Cadoux: „Op zijn minst tot de regering van Marcus Aurelius [161–180 G.T.] werd geen christen na zijn doop soldaat.”
13. Waarom bezien de meeste mensen in de christenheid militaire dienst niet zoals de vroege christenen dit deden?
13 Waarom houden de lidmaten van de kerken der christenheid er thans een andere zienswijze op na? Omdat er zich in de vierde eeuw een radicale verandering heeft voltrokken. Het katholieke werk A History of the Christian Councils legt uit: „Vele christenen, . . . onder de heidense keizers, hadden religieuze scrupules ten aanzien van militaire dienst en weigerden pertinent de wapens op te nemen, of anders deserteerden zij. De door Constantijn ingevoerde veranderingen in aanmerking nemend, zette de Synode [van Arles, gehouden in 314 G.T.] de verplichting uiteen dat christenen in de oorlog moeten dienen, . . . omdat de Kerk in vrede (in pace) is onder een vorst die de christenen gunstig gezind is.” Als gevolg van deze verzaking van Jezus’ leringen hebben de geestelijken van de christenheid vanaf die tijd tot nu toe hun kudden ertoe aangemoedigd in de legers der natiën te dienen, hoewel sommige individuele personen een standpunt als gewetensbezwaarden hebben ingenomen.
14, 15. (a) Op welke gronden maken christenen in sommige landen aanspraak op vrijstelling van militaire dienst? (b) Welke schriftuurlijke beginselen zullen een christen daar waar geen vrijstelling wordt verleend, helpen een juiste beslissing te nemen inzake militaire dienst?
14 Zijn christenen in deze tijd verplicht de meerderheid in deze aangelegenheid te volgen? Nee. Wanneer een opgedragen, gedoopte christen in een land woont waar aan religieuze bedienaren vrijstelling van militaire dienst wordt verleend, kan hij zich die voorziening ten nutte maken, want hij is in feite een bedienaar (2 Timotheüs 4:5). Een aantal landen, waaronder de Verenigde Staten en Australië, hebben een dergelijke vrijstelling zelfs in oorlogstijd verleend. En in vredestijd is in veel landen waar de militaire dienstplicht wordt gehandhaafd, aan Jehovah’s Getuigen, als religieuze bedienaren, vrijstelling verleend. Aldus kunnen zij de mensen door hun openbare dienst blijven helpen.
15 Maar als de christen nu in een land woont waar aan religieuze bedienaren geen vrijstelling wordt verleend? Dan zal hij op grond van zijn door de bijbel geoefende geweten een persoonlijke beslissing moeten nemen (Galaten 6:5). Terwijl hij de autoriteit van caesar in aanmerking neemt, zal hij zorgvuldig afwegen wat hij aan Jehovah verschuldigd is (Psalm 36:9; 116:12-14; Handelingen 17:28). De christen zal in gedachte houden dat het kenmerk van een ware christen liefde voor al zijn medegelovigen is, zelfs voor degenen die in andere landen wonen of degenen die tot een andere stam behoren (Johannes 13:34, 35; 1 Petrus 2:17). Bovendien zal hij de schriftuurlijke beginselen die worden aangetroffen in teksten als Jesaja 2:2-4; Mattheüs 26:52; Romeinen 12:18; 14:19; 2 Korinthiërs 10:4 en Hebreeën 12:14, niet vergeten.
Burgerdienst
16. Welke niet-militaire dienst verlangt caesar in sommige landen van degenen die niet in militaire dienst willen?
16 Er zijn echter landen waar de staat, hoewel die aan religieuze bedienaren geen vrijstelling verleent, toch erkent dat sommige individuele personen wellicht bezwaar maken tegen militaire dienst. Veel van die landen treffen voorzieningen voor zulke gewetensbezwaarden, zodat zij niet gedwongen worden in militaire dienst te gaan. Op sommige plaatsen wordt een verplichte burgerdienst, zoals het verrichten van nuttig werk in de gemeenschap, beschouwd als een niet-militaire nationale dienst. Zou een opgedragen christen een dergelijke dienst op zich kunnen nemen? Ook hierin zou een opgedragen, gedoopte christen zijn eigen beslissing moeten nemen op grond van zijn door de bijbel geoefende geweten.
17. Bestaat er een bijbels precedent voor het vervullen van niet-militaire burgerdienst?
17 Het schijnt dat er in bijbelse tijden dwangarbeid werd verricht. Eén geschiedenisboek vermeldt: „Naast de belastingen en de heffingen die de bewoners van Judea waren opgelegd, was er ook sprake van een corvee of herendienst [onbetaald werk dat door openbare autoriteiten opgelegd wordt]. Dit was een oude instelling in het Oosten, die de Hellenistische en Romeinse autoriteiten bleven handhaven. . . . Ook het Nieuwe Testament noemt voorbeelden van corvee in Judea, waaruit blijkt hoe wijdverbreid dit gebruik was. In overeenstemming hiermee presten de soldaten Simon van Cyrene om Jezus’ kruis [martelpaal] te dragen (Mattheüs 5:41; 27:32; Markus 15:21; Lukas 23:26).”
18. Aan welke niet-militaire, niet-religieuze soorten van dienstbetoon aan de gemeenschap zijn Jehovah’s Getuigen vaak bereid te voldoen?
18 Evenzo wordt er in deze tijd in sommige landen door de staat of door plaatselijke autoriteiten van burgers verlangd dat zij diverse vormen van dienstbetoon aan de gemeenschap verlenen. Soms omvat dit een specifieke taak, zoals het graven van putten of het aanleggen van wegen; soms gebeurt dit op geregelde basis, zoals een wekelijkse deelname aan het schoonmaken van wegen, scholen of ziekenhuizen. Waar een dergelijke burgerdienst tot nut van de gemeenschap is en geen verband houdt met valse religie noch anderszins verwerpelijk is voor het geweten van Jehovah’s Getuigen, hebben zij hier vaak aan voldaan (1 Petrus 2:13-15). Dit is gewoonlijk op een voortreffelijk getuigenis uitgelopen en heeft soms degenen die de Getuigen er valselijk van beschuldigen dat zij tegen de regering zijn, tot zwijgen gebracht. — Vergelijk Mattheüs 10:18.
19. Hoe dient een christen de kwestie te benaderen als caesar hem vraagt gedurende een bepaalde tijdsperiode niet-militaire nationale dienst te vervullen?
19 Hoe staat het er echter mee als de staat van een christen verlangt gedurende een bepaalde tijdsperiode burgerdienst te vervullen die deel uitmaakt van de nationale dienst onder een burgerlijk bestuur? Ook hierin moeten christenen hun eigen beslissing nemen, gebaseerd op een door kennis gevormd geweten. „Wij zullen allen voor de rechterstoel van God staan” (Romeinen 14:10). Wanneer christenen geconfronteerd worden met iets wat caesar verlangt, dienen zij de kwestie onder gebed te bestuderen en erover te mediteren.a Het kan ook verstandig zijn de kwestie met rijpe christenen in de gemeente te bespreken. Hierna moet er een persoonlijke beslissing worden genomen. — Spreuken 2:1-5; Filippenzen 4:5.
20. Welke vragen en schriftuurlijke beginselen helpen een christen om over de kwestie van niet-militaire nationale burgerdienst te redeneren?
20 Terwijl christenen zo’n onderzoek instellen, zouden zij een aantal bijbelse beginselen kunnen beschouwen. Paulus zei dat wij ’gehoorzaam moeten zijn aan regeringen en autoriteiten als regeerders, bereid moeten zijn tot ieder goed werk, redelijk moeten zijn en alle zachtaardigheid jegens alle mensen aan de dag moeten leggen’ (Titus 3:1, 2). Terzelfder tijd zouden christenen er goed aan doen het voorgestelde burgerlijke werk aan een onderzoek te onderwerpen. Als zij het aanvaarden, zullen zij dan in staat zijn hun christelijke neutraliteit te bewaren? (Micha 4:3, 5; Johannes 17:16) Zouden zij erdoor betrokken raken bij de een of andere valse religie? (Openbaring 18:4, 20, 21) Zouden deze werkzaamheden hen ervan weerhouden zich van hun christelijke verantwoordelijkheden te kwijten of hen daarin onredelijk beperken? (Mattheüs 24:14; Hebreeën 10:24, 25) Of zouden zij in staat zijn geestelijke vorderingen te blijven maken, misschien zelfs een aandeel aan de volle-tijddienst te hebben terwijl zij de verlangde dienst vervullen? — Hebreeën 6:11, 12.
21. Hoe dient de gemeente een broeder te bezien die een beslissing — hoe die ook uitvalt — inzake de kwestie van niet-militaire nationale burgerdienst neemt?
21 En als de eerlijke antwoorden van de christen op zulke vragen hem nu doen concluderen dat het bij de nationale burgerdienst gaat om een „goed werk” dat hij in gehoorzaamheid aan de autoriteiten kan verrichten? Dat is zijn beslissing voor het aangezicht van Jehovah. Aangestelde ouderlingen en anderen dienen het geweten van de broeder volledig te respecteren en hem te blijven beschouwen als een christen die een goede reputatie heeft. Wanneer een christen echter denkt dat hij deze burgerdienst niet kan vervullen, dient zijn standpunt eveneens gerespecteerd te worden. Ook hij behoudt een goede reputatie en dient liefdevolle ondersteuning te ontvangen. — 1 Korinthiërs 10:29; 2 Korinthiërs 1:24; 1 Petrus 3:16.
22. Wat zullen wij blijven doen, ongeacht de situatie waarmee wij geconfronteerd worden?
22 Als christenen zullen wij ermee voortgaan „aan hem die vraagt om eer, die eer” te geven (Romeinen 13:7). Wij zullen de goede orde respecteren en ernaar streven vredelievende, wetgetrouwe burgers te zijn (Psalm 34:14). Wij kunnen zelfs bidden „betreffende koningen en allen die een hoge positie bekleden” wanneer deze mannen beslissingen moeten nemen die van invloed zijn op ons christelijke leven en werk. Als gevolg van het feit dat wij aan caesar terugbetalen wat van caesar is, hopen wij dat „wij een kalm en rustig leven mogen blijven leiden met volledige godvruchtige toewijding en ernst” (1 Timotheüs 2:1, 2). Bovenal zullen wij het goede nieuws van het Koninkrijk als de enige hoop voor de mensheid blijven prediken en gewetensvol aan God terugbetalen wat van God is.
[Voetnoot]
Kunt u dit uitleggen?
◻ Waar bekommert een christen, wanneer hij zijn verhouding tot caesar en tot Jehovah met elkaar in evenwicht brengt, zich in de eerste plaats om?
◻ Wat zijn wij Jehovah verschuldigd dat wij nooit aan caesar kunnen geven?
◻ Wat zijn enkele dingen die wij terecht aan caesar teruggeven?
◻ Welke schriftplaatsen helpen ons een juiste beslissing te nemen in de kwestie van militaire dienstplicht?
◻ Wat zijn enkele dingen die wij in gedachte moeten houden wanneer wij voor niet-militaire nationale burgerdienst worden opgeroepen?
◻ Wat blijven wij met betrekking tot Jehovah en caesar doen?
[Illustratie op blz. 16, 17]
De apostelen zeiden tot het Sanhedrin: „Wij moeten God als regeerder meer gehoorzamen dan mensen”