Gerechtigheid voor allen door Gods aangestelde Rechter
„Want de Vader heeft genegenheid voor de Zoon en . . . heeft het gehele oordeel aan de Zoon toevertrouwd.” — JOHANNES 5:20, 22.
1. Hoe wordt u met soortgelijke vragen geconfronteerd als sommigen in de eerste eeuw?
HOE belangrijk is gerechtigheid voor u? Hoe krachtig zou u zich inspannen om ervan verzekerd te zijn dat er ware gerechtigheid jegens u zal worden betracht, ja, dat u zelfs in leven zult zijn wanneer er overal op aarde gerechtigheid heerst? U bent het aan uzelf verplicht over deze vragen na te denken, zoals ook sommige prominente mannen en vrouwen in Athene dit hebben gedaan.
2, 3. (a) Welke redenatie ging vooraf aan de oproep tot berouw die Paulus tot zijn Atheense toehoorders richtte? (b) Waarom zal berouw die toehoorders vreemd in de oren hebben geklonken?
2 Zij luisterden naar een gedenkwaardige toespraak die door de christelijke apostel Paulus voor het beroemde gerechtshof van de Areópagus werd gehouden. Eerst redeneerde hij over het bestaan van één God, de Schepper, aan wie wij allen ons leven te danken hebben. Dit voerde tot de logische conclusie dat wij deze God rekenschap verschuldigd zijn. Op dit punt gekomen, verklaarde Paulus: „God heeft weliswaar de tijden van zulk een onwetendheid [van mensen die afgodsbeelden aanbaden] voorbijgezien, maar zegt de mensen thans dat zij allen overal berouw moeten hebben.” — Handelingen 17:30.
3 Eerlijk gezegd zal berouw een verrassend begrip voor die toehoorders zijn geweest. Hoe dat zo? De Grieken uit de oudheid kenden berouw in de zin van wroeging voelen over iets wat men had gedaan of gezegd. Zoals een woordenboek uiteenzet, was het woord echter „nooit aanleiding tot de gedachte aan een verandering in de totale morele instelling, een diepgaande wijziging van de levenskoers, een bekering waarmee het hele gedragspatroon gemoeid is”.
4. Door welke logica werd Paulus’ opmerking over berouw ondersteund?
4 Toch kunt u ongetwijfeld zien waarom zulk een diep berouw passend is. Ga Paulus’ logica maar na. Alle mensen hebben hun leven aan God te danken, daarom zijn allen hem rekenschap verschuldigd. Het is dan ook alleen maar juist en rechtvaardig dat God van hen verwacht dat zij hem zoeken, dat zij kennis omtrent hem trachten te verkrijgen. Indien die Atheners zijn beginselen en zijn wil niet kenden, moesten zij daarover ingelicht worden en vervolgens berouw hebben teneinde hun leven ermee in overeenstemming te brengen. Dit zou niet afhankelijk zijn van de omstandigheid of het wel gelegen kwam dat te doen. Waarom dit zo is, blijkt duidelijk uit Paulus’ krachtige climax: „Want hij heeft een dag vastgesteld waarop hij voornemens is de bewoonde aarde in rechtvaardigheid te oordelen door een man die hij heeft aangesteld, en hij heeft alle mensen een waarborg verschaft doordat hij hem uit de doden heeft opgewekt.” — Handelingen 17:31.
5. Hoe reageerden de toehoorders op Paulus’ toespraak, en waarom?
5 Dat vers, zo boordevol betekenis, zo overtuigend, dienen wij terecht zorgvuldig te onderzoeken, want het wekt hoop op volmaakte gerechtigheid in onze tijd. Let op de uitdrukkingen: „heeft een dag vastgesteld”, „de bewoonde aarde . . . te oordelen”, „in rechtvaardigheid”, „door een man die hij heeft aangesteld”, „een waarborg verschaft”, „hem uit de doden heeft opgewekt”. Die woorden „hem uit de doden heeft opgewekt”, ontlokten een heftige reactie aan Paulus’ toehoorders. Zoals uit 17 vers 32-34 blijkt, gingen sommigen spotten. Anderen liepen eenvoudig weg bij het gesprek. Doch enkelen kregen berouw en werden gelovigen. Laten wij echter verstandiger zijn dan de meerderheid van de Atheense toehoorders, want dit is van het allerhoogste belang als wij naar ware gerechtigheid verlangen. Om 17 vers 31 zo volledig mogelijk te begrijpen, moeten wij eerst eens kijken naar de uitdrukking: ’Hij is voornemens de bewoonde aarde te oordelen.’ Wie is die „hij”, en welke maatstaven hanteert hij, vooral met betrekking tot gerechtigheid?
6. Hoe kunnen wij kennis verkrijgen omtrent Degene die een dag heeft vastgesteld om de aarde te oordelen?
6 Welnu, uit Handelingen 17:30 blijkt over wie Paulus het had — dezelfde God die allen zegt dat zij berouw moeten hebben, onze Levengever, de Schepper. Natuurlijk kunnen wij veel over God te weten komen aan de hand van zijn scheppingswerken. Maar zijn maatstaf van gerechtigheid blijkt vooral duidelijk uit een andere bron, de bijbel, die het verslag bevat van zijn bemoeienissen met mannen als Mozes en waarin Gods wetten voor Israël staan opgetekend.
Wat voor oordeel en gerechtigheid?
7. Welk getuigenis verschaft Mozes aangaande Jehovah en gerechtigheid?
7 U weet vermoedelijk dat Mozes tientallen jaren lang in nauw contact stond met Jehovah God, zo nauw zelfs dat God zei dat hij met Mozes „van mond tot mond” sprak (Numeri 12:8). Mozes wist hoe Jehovah hem bejegend had, en tevens hoe God met andere mensen en met hele natiën had gehandeld. Tegen het einde van zijn leven gaf Mozes deze geruststellende beschrijving: „De Rots, volmaakt is zijn activiteit, want al zijn wegen zijn gerechtigheid. Een God van getrouwheid, bij wie geen onrecht is; rechtvaardig en oprecht is hij.” — Deuteronomium 32:4.
8. Waarom dienen wij nota te nemen van wat Elíhu over de kwestie van gerechtigheid zei?
8 Beschouw ook eens het getuigenis van Elíhu, een man die bekendstond om zijn wijsheid en inzicht. U kunt er zeker van zijn dat hij niet iemand was die overhaaste conclusies trok. Integendeel, bij een bepaalde gelegenheid zat hij meer dan een week te luisteren naar omstandige mondelinge argumenten van beide partijen. Tot welke conclusie ten aanzien van God kwam Elíhu nu op grond van zijn eigen ervaring en zijn studie van Gods wegen? Hij verklaarde: „Daarom, gij mensen met hart, luistert naar mij. Verre zij het van de ware God wetteloos te handelen, en van de Almachtige onrechtvaardig te handelen! Want naar de wijze waarop de aardse mens handelt, zal hij hem vergelden, en naar het pad van de man zal hij het over hem doen komen. Ja waarlijk, God zelf handelt niet wetteloos, en de Almachtige zelf buigt het recht niet.” — Job 34:10-12.
9, 10. Waarom dienen Gods maatstaven voor menselijke rechters ons aan te moedigen? (Leviticus 19:15)
9 Zegt u nu zelf eens: Is dat niet een volmaakte beschrijving van wat wij graag in een rechter zouden zien, namelijk dat hij een ieder behandelt overeenkomstig zijn daden of handelingen, zonder partijdigheid of zonder het recht te buigen? Als u voor een menselijke rechter zou moeten verschijnen, zou u zich dan niet opgelucht voelen als hij zo iemand was?
10 In de bijbel wordt Jehovah „de Rechter van de gehele aarde” genoemd (Genesis 18:25). Soms heeft hij zich echter van menselijke rechters bediend. Wat verwachtte hij van de Israëlitische rechters die hem vertegenwoordigden? In Deuteronomium 16:19, 20 lezen wij Gods instructies, die neerkomen op een taakomschrijving voor rechters: „Gij moogt het recht niet buigen. Gij moogt niet partijdig zijn, noch steekpenningen aannemen, want steekpenningen verblinden de ogen der wijzen en verdraaien de woorden der rechtvaardigen. Gerechtigheid — gerechtigheid dient gij na te streven, opdat gij in leven moogt blijven.” Moderne standbeelden van Vrouwe Justitia mogen haar dan hoopvol als geblinddoekt afbeelden ten teken van onpartijdigheid, maar u ziet wel dat God veel verder ging. In werkelijkheid eiste hij van menselijke rechters die hem zouden vertegenwoordigen en op de naleving van zijn wetten zouden toezien, dat zij zulk een onpartijdigheid aan de dag legden.
11. Tot welke conclusie kunnen wij komen op grond van de bespreking van deze bijbelse inlichtingen omtrent gerechtigheid?
11 Deze bijzonderheden omtrent Gods zienswijze inzake gerechtigheid hebben rechtstreeks te maken met het hoogtepunt van Paulus’ toespraak. In Handelingen 17:31 verklaarde Paulus dat God „een dag [heeft] vastgesteld waarop hij voornemens is de bewoonde aarde in rechtvaardigheid te oordelen”. Dat is nu precies wat wij van God kunnen verwachten — gerechtigheid, rechtvaardigheid en onpartijdigheid. Toch zouden sommigen verontrust kunnen zijn omdat God zich volgens 17 vers 31 zal bedienen van „een man” om alle mensen te oordelen. Wie is die „man”, en welke verzekering hebben wij dat hij aan Gods verheven maatstaf van gerechtigheid zal vasthouden?
12, 13. Hoe weten wij van welke „man” God zich zal bedienen voor het oordeelswerk?
12 Handelingen 17:18 vertelde ons dat Paulus „het goede nieuws van Jezus en de opstanding” had bekendgemaakt. Aan het einde van zijn toespraak wisten zijn toehoorders dus dat Paulus Jezus Christus bedoelde toen hij zei dat God ’de bewoonde aarde in rechtvaardigheid zou oordelen door een man die hij heeft aangesteld en dat God hem uit de doden heeft opgewekt’.
13 Jezus erkende dat God hem had aangesteld als een rechter die aan de goddelijke maatstaf beantwoordde. In Johannes 5:22 zei hij: „Want de Vader oordeelt volstrekt niemand, maar heeft het gehele oordeel aan de Zoon toevertrouwd.” Nadat Jezus gewag had gemaakt van een toekomstige opstanding voor degenen die zich in de herinneringsgraven bevinden, voegde hij eraan toe: „Ik kan niets uit mijzelf doen; gelijk ik hoor, oordeel ik; en het oordeel dat ik vel, is rechtvaardig, want ik zoek niet mijn eigen wil, maar de wil van hem die mij heeft gezonden.” — Johannes 5:30; Psalm 72:2-7.
14. Wat voor bejegening kunnen wij van Jezus verwachten?
14 Hoe goed strookt deze verzekering met wat wij in Handelingen 17:31 hebben gelezen! Daar gaf ook Paulus de verzekering dat de Zoon „de bewoonde aarde in rechtvaardigheid [zou] oordelen”. Dit wekt beslist niet de gedachte aan starre, onbuigzame en gevoelloze gerechtigheid, is het wel? Rechtvaardig oordelen houdt veeleer in dat de gerechtigheid wordt getemperd met barmhartigheid en begrip. Laten wij het volgende niet over het hoofd zien: Hoewel Jezus zich nu in de hemel bevindt, is hij eens een mens geweest. Hij kan dus medegevoel hebben. In Hebreeën 4:15, 16 roert Paulus deze kwestie aan wanneer hij Jezus als hogepriester beschrijft.
15. Waarin verschilt Jezus van menselijke rechters?
15 Bedenk bij het lezen van Hebreeën 4:15, 16 eens hoe opgelucht wij ons dienen te voelen dat wij Jezus als Rechter hebben: „Want wij hebben als hogepriester [en rechter] niet iemand die geen medegevoel kan hebben met onze zwakheden, maar iemand die evenals wij in alle opzichten op de proef is gesteld, maar zonder zonde. Laten wij daarom met vrijmoedigheid van spreken de troon van onverdiende goedheid naderen, opdat wij barmhartigheid mogen verkrijgen en onverdiende goedheid mogen vinden tot hulp op de juiste tijd.” In deze tijd in een rechtszaal voor de rechterstoel te worden geroepen, is dikwijls angstaanjagend. Maar met Christus als Rechter kunnen wij ’met vrijmoedigheid van spreken naderen opdat wij barmhartigheid, onverdiende goedheid en hulp op de juiste tijd mogen vinden’. Doch ten aanzien van tijd hebt u goede reden om te vragen: ’Wanneer zal Jezus de mensheid in rechtvaardigheid oordelen?’
„Een dag” om te oordelen — Wanneer?
16, 17. Hoe weten wij dat het oordeelswerk vanuit de hemel thans aan de gang is?
16 Bedenk dat Paulus zei dat God ’een dag heeft vastgesteld’ om de wereld door Zijn aangestelde Rechter te oordelen. Zelfs nog voordat die ’oordeelsdag’ is aangebroken, verricht Jezus in deze tijd, ja nu, een uitermate belangrijk oordeelswerk. Waarom kunnen wij dat zeggen? Niet lang voordat Jezus gearresteerd en onrechtvaardig ter dood veroordeeld werd, uitte hij een historische profetie die betrekking heeft op onze tijd. Ze staat opgetekend in Matthéüs hoofdstuk 24. Jezus beschreef de wereldgebeurtenissen die de periode zouden kenmerken die „het besluit van het samenstel van dingen” wordt genoemd. De oorlogen, voedseltekorten, aardbevingen en andere benauwdheden die zich sedert de Eerste Wereldoorlog over de gehele aarde voordoen, bevestigen dat Jezus’ profetie thans in vervulling gaat en dat binnenkort ’het einde zal komen’ (Matthéüs 24:3-14). Jehovah’s Getuigen leggen dit al tientallen jaren aan de hand van de bijbel uit. Indien u meer bewijzen wilt hebben op grond waarvan Jehovah’s Getuigen weten dat wij in de laatste dagen van dit onrechtvaardige samenstel leven, kunnen zij u die verschaffen.
17 Maar onderzoek nu eens de tweede helft van Matthéüs hoofdstuk 25, dat deel uitmaakt van Jezus’ profetie omtrent de laatste dagen. Matthéüs 25:31, 32 heeft betrekking op onze tijd: „Wanneer de Zoon des mensen gekomen zal zijn in zijn heerlijkheid, en alle engelen met hem, dan zal hij op zijn glorierijke troon [in de hemel] plaats nemen. En alle natiën zullen vóór hem vergaderd worden, en hij zal de mensen van elkaar scheiden, zoals een herder de schapen van de bokken scheidt.” Kijk nu even verderop naar het gedeelte waar Jezus de afloop vertelt van zijn scheidings- of oordeelswerk. 25 Vers 46: „En dezen [mensen die hij als bokken beschouwt] zullen heengaan in de eeuwige afsnijding, maar de rechtvaardigen [de schapen] in het eeuwige leven.”
18. Waartoe zal het oordeelswerk in onze tijd leiden?
18 Wij leven dus in een beslissende oordeelstijd. Degenen die in deze tijd ’God zoeken en hem werkelijk vinden’, zullen als „schapen” beschouwd worden, die ervoor in aanmerking komen het einde van het huidige samenstel te overleven en de nieuwe wereld die zal volgen, binnen te gaan. Dan zal 2 Petrus 3:13 werkelijkheid worden: „Er zijn nieuwe hemelen en een nieuwe aarde, die wij overeenkomstig zijn belofte verwachten, en daarin zal rechtvaardigheid wonen.” Dat zal de „dag” zijn waarop Paulus’ woorden in Handelingen 17:31 volledig in vervulling gaan, de tijd waarin de aarde in rechtvaardigheid zal worden geoordeeld.
19, 20. Tot wie zal de invloed van de komende Oordeelsdag zich uitstrekken?
19 Die Oordeelsdag zal zijn invloed echter tot velen meer uitstrekken dan slechts tot de overlevende „schapen”, die al waardig zullen zijn geoordeeld om de nieuwe wereld binnen te gaan. Bedenk dat Jezus, na gezegd te hebben dat zijn Vader hem het oordeel had toevertrouwd, sprak over een toekomstige opstanding. Ook zei de apostel Petrus in Handelingen 10:42 dat Jezus Christus „Degene is die door God is verordend tot rechter van de levenden en de doden”.
20 Dientengevolge zal die ’vastgestelde dag’ waarover in Handelingen 17:31 wordt gesproken en waarop God door tussenkomst van Jezus Christus „de bewoonde aarde in rechtvaardigheid [zal] oordelen”, een periode zijn waarin doden worden opgewekt. Wat een vreugde zal het zijn te zien hoe de goddelijke macht wordt aangewend om de dood, die de mensen dikwijls op heel onrechtvaardige wijze heeft opgeëist, te overwinnen. Sommige mensen zijn, zoals met Jezus zelf het geval is geweest, onrechtvaardig ter dood gebracht door regeringen of binnenvallende legers. Anderen hebben hun leven verloren door toevallige gebeurtenissen zoals tornado’s, aardbevingen, onvoorziene branden en dergelijke rampen. — Prediker 9:11.
Onrecht uit het verleden hersteld
21. Hoe zullen in de nieuwe wereld vroegere onrechtvaardigheden uitgebannen worden?
21 Denk u eens in er getuige van te kunnen zijn dat onze geliefden weer tot leven worden gebracht! Velen zullen aldus hun eerste gelegenheid krijgen om ’God te zoeken en hem werkelijk te vinden’ en zullen dan het vooruitzicht hebben op het „eeuwige leven”, dat de beloning voor „de schapen” kan zijn. Sommigen van degenen die uit de dood worden opgewekt, alsook overlevenden van dit onrechtvaardige samenstel, zijn de dupe geweest van schijnbare onrechtvaardigheden zoals aangeboren afwijkingen, blindheid, doofheid of spraakstoornissen. Zullen dergelijke dingen nog voorkomen in een ’nieuwe aarde waarin rechtvaardigheid zal wonen’? Jehovah gebruikte Jesaja om diverse profetieën te uiten die tijdens de komende Oordeelsdag op grootse wijze letterlijk in vervulling zullen gaan. Merk op wat wij mogen verwachten: „In die tijd zullen de ogen der blinden geopend worden, en zelfs de oren der doven zullen ontsloten worden. In die tijd zal de kreupele klimmen net als een hert, en de tong van de stomme zal een vreugdegeroep aanheffen.” — Jesaja 35:5, 6.
22. Waarom is Jesaja hoofdstuk 65 zo aanmoedigend met betrekking tot gerechtigheid?
22 Hoe staat het met de andere onrechtvaardigheden die thans zoveel ellende veroorzaken? In Jesaja hoofdstuk 65 staan geweldig aanmoedigende antwoorden. Uit een vergelijking van Jesaja 65:17 met 2 Petrus 3:13 kunnen wij opmaken dat ook dit hoofdstuk vooruitwijst naar de tijd waarin er „nieuwe hemelen en een nieuwe aarde” zullen zijn — een rechtvaardig nieuw samenstel. Maar toch rijst de vraag: Wat zal een paar goddelozen ervan weerhouden de vrede en gerechtigheid te verstoren? Even verderop rekent Jesaja 65 af met wat een probleem zou kunnen schijnen.
23. Waarop zal de Oordeelsdag voor sommige personen kunnen uitlopen?
23 Zolang deze Oordeelsdag voortduurt, zal Jezus ermee voortgaan afzonderlijke personen te oordelen om te bepalen of zij in aanmerking komen voor eeuwig leven. Met sommigen zal dat niet het geval zijn. Nadat zij voldoende tijd hebben gekregen, misschien wel „honderd jaar”, om God te zoeken, zullen sommigen er blijk van geven dat zij weigeren rechtvaardigheid te beoefenen. Terecht zullen zij het leven in die nieuwe wereld verbeuren, zoals wij kunnen opmaken uit Jesaja 65:20: „Wat de zondaar betreft, ook al is hij honderd jaar oud, hij zal kwaad over zich hebben afgesmeekt.” Degenen die aldus het leven onwaardig worden geoordeeld, zullen in de minderheid zijn. Wij hebben alle reden om te verwachten dat wij — en de meeste anderen — het heerlijk zullen vinden rechtvaardigheid te leren en te beoefenen. — Jesaja 26:9.
24. Hoe zal het er met economische onrechtvaardigheid voorstaan?
24 Betekent dit dat er geen onrechtvaardigheden, zelfs geen economische onrechtvaardigheden, meer zullen zijn? Precies! Jesaja 65:21-23 toont dit aan: „Zij zullen stellig huizen bouwen en bewonen, en zij zullen stellig wijngaarden planten en hun vrucht eten. Zij zullen niet bouwen en iemand anders het bewonen; zij zullen niet planten en iemand anders ervan eten. Want als de dagen van een boom zullen de dagen van mijn volk zijn, en het werk van hun eigen handen zullen mijn uitverkorenen geheel verbruiken. Zij zullen niet voor niets zwoegen, noch zullen zij baren tot ontsteltenis, want zij zijn het nageslacht bestaande uit de gezegenden van Jehovah, en hun nakomelingen met hen.” Wat een verandering ten opzichte van deze tijd! Wat een zegen!
25. Wat is uw hoop en uw vaste besluit in verband met gerechtigheid door Gods aangestelde Rechter?
25 Daarom kunnen allen die naar duurzame gerechtigheid verlangen, moed vatten. Deze gerechtigheid komt beslist — en wel binnenkort. Nu, gedurende de korte tijd die er in deze oordeelsperiode nog rest, is het de tijd om u bij Jehovah’s Getuigen aan te sluiten teneinde God te zoeken en hem werkelijk te vinden, met eeuwige zegeningen in het vooruitzicht.
Overzichtsvragen
◻ Welke bewijzen hebben wij dat God zich aan een maatstaf van gerechtigheid houdt?
◻ Welke rol zal Jezus vervullen tijdens de komende Oordeelsdag?
◻ Waarom leven wij in een kritieke tijd met betrekking tot het goddelijke oordeel?
◻ Hoe zal in de nieuwe wereld vroeger onrecht hersteld worden?
[Illustratieverantwoording op blz. 15]
Pictorial Archive (Near Eastern History) Est.