Schenk voortdurend aandacht aan uw onderwijs
„Schenk voortdurend aandacht aan uzelf en aan uw onderwijs. Blijf bij deze dingen, want door dit te doen, zult gij zowel uzelf redden als hen die naar u luisteren.” — 1 TIMOTHEÜS 4:16.
1, 2. Waarom bestaat er in deze tijd een dringende behoefte aan ijverige onderwijzers?
„GAAT . . . en maakt discipelen van mensen uit alle natiën, . . . en leert hun onderhouden alles wat ik u geboden heb” (Mattheüs 28:19, 20). Met het oog op dit gebod van Jezus Christus dienen alle christenen ernaar te streven onderwijzers te worden. Er bestaat behoefte aan ijverige onderwijzers om oprechte personen te helpen tot een kennis van God te komen voordat het te laat is (Romeinen 13:11). De apostel Paulus beklemtoonde: „Predik het woord, houd u er als met een dringende zaak mee bezig, in gunstige tijd, in moeilijke tijd” (2 Timotheüs 4:2). Dit vereist dat er zowel binnen als buiten de gemeente onderwijs wordt gegeven. Ja, bij de predikingsopdracht zelf is meer betrokken dan slechts Gods boodschap bekend te maken. Willen geïnteresseerden discipelen worden, dan is doeltreffend onderwijs nodig.
2 Wij leven in ’kritieke tijden die moeilijk zijn door te komen’ (2 Timotheüs 3:1). Mensen zijn door wereldlijke filosofieën en valse leringen gehersenspoeld. Velen zijn ’verduisterd in hun verstand’ en hebben ’elk zedelijkheidsbegrip verloren’ (Efeziërs 4:18, 19). Sommigen hebben pijnlijke emotionele wonden. Ja, mensen zijn werkelijk „gestroopt en heen en weer gedreven . . . als schapen zonder herder” (Mattheüs 9:36). Door de kunst van onderwijzen aan te wenden, kunnen wij niettemin oprechte personen helpen de nodige veranderingen aan te brengen.
Onderwijzers in de gemeente
3. (a) Wat houdt Jezus’ opdracht om te onderwijzen in? (b) Wie hebben in de eerste plaats de verantwoordelijkheid om binnen de gemeente te onderwijzen?
3 Door middel van de huisbijbelstudieregeling ontvangen miljoenen persoonlijk onderricht. Na hun doop hebben nieuwelingen echter verdere hulp nodig voordat zij echt ’geworteld zijn en bevestigd op het fundament’ (Efeziërs 3:17). Als wij Jezus’ in Mattheüs 28:19, 20 opgetekende opdracht volbrengen en nieuwelingen naar Jehovah’s organisatie leiden, trekken zij er profijt van in de gemeente zelf onderwezen te worden. Volgens Efeziërs 4:11-13 zijn er mannen aangesteld om te dienen „als herders en leraren, met het oog op het terechtbrengen van de heiligen, voor het werk der bediening, tot opbouw van het lichaam van de Christus”. Soms houdt hun kunst van onderwijzen in dat zij moeten ’terechtwijzen, berispen, vermanen, met alle lankmoedigheid’ (2 Timotheüs 4:2). Het werk van leraren was zo belangrijk dat Paulus in zijn brief aan de Korinthiërs leraren direct na apostelen en profeten noemt. — 1 Korinthiërs 12:28.
4. Hoe helpt de bekwaamheid om te onderwijzen ons om Paulus’ in Hebreeën 10:24, 25 opgetekende vermaning te gehoorzamen?
4 Het is waar, niet alle christenen dienen als ouderlingen of opzieners. Toch worden allen aangemoedigd elkaar aan te sporen „tot liefde en voortreffelijke werken” (Hebreeën 10:24, 25). Dit houdt in dat men op vergaderingen goed voorbereide, uit het hart komende commentaren geeft waardoor anderen opgebouwd en aangemoedigd kunnen worden. Ervaren Koninkrijksverkondigers kunnen ook ’aansporen tot voortreffelijke werken’ door hun kennis en ervaring te delen met nieuwelingen wanneer zij met hen in de velddienst werken. Op die momenten en onder informele omstandigheden kan waardevol onderwijs worden gegeven. Rijpe vrouwen bijvoorbeeld worden ertoe aangespoord ’het goede te onderwijzen’. — Titus 2:3.
Door overtuiging gaan geloven
5, 6. (a) Hoe steekt waar christendom af bij valse aanbidding? (b) Hoe helpen ouderlingen nieuwelingen verstandige beslissingen te nemen?
5 Het ware christendom staat dus in schril contrast met valse religies, waarvan vele het denken van hun leden trachten te beheersen. Toen Jezus op aarde was, trachtten de religieuze leiders vrijwel elk aspect van het leven van mensen door middel van onderdrukkende, menselijke overleveringen te beheersen (Lukas 11:46). De geestelijken van de christenheid hebben vaak hetzelfde gedaan.
6 Maar de ware aanbidding is „heilige dienst” die wij met ons „denkvermogen” verrichten (Romeinen 12:1). Jehovah’s dienstknechten zijn „door overtuiging . . . gaan geloven” (2 Timotheüs 3:14). Soms kan het zijn dat degenen die de leiding nemen bepaalde richtlijnen en procedures moeten opstellen om de gemeente soepel te laten functioneren. In plaats van te trachten beslissingen voor medechristenen te nemen, leren de ouderlingen hun echter „zowel goed als kwaad te onderscheiden” (Hebreeën 5:14). Ouderlingen doen dit voornamelijk door de gemeente te voeden „met de woorden van het geloof en van de voortreffelijke leer”. — 1 Timotheüs 4:6.
Schenk aandacht aan uw onderwijs
7, 8. (a) Hoe zijn mensen met bescheiden vaardigheden in staat als onderwijzers te dienen? (b) Waaruit blijkt dat persoonlijke krachtsinspanningen noodzakelijk zijn om een doeltreffende onderwijzer te worden?
7 Laten wij echter teruggaan naar onze algemene opdracht om te onderwijzen. Vergt het enige bijzondere vaardigheden, opleiding of bekwaamheden om een aandeel aan dit werk te hebben? Dat hoeft niet zo te zijn. Dit wereldwijde onderwijzingswerk wordt grotendeels verricht door gewone mensen met bescheiden vaardigheden (1 Korinthiërs 1:26-29). Paulus legt uit: „Wij hebben deze schat [de bediening] . . . in aarden vaten [onvolmaakte lichamen], opdat de kracht die datgene wat normaal is te boven gaat, van God zou zijn en niet uit onszelf” (2 Korinthiërs 4:7). Het enorme succes dat de wereldwijde Koninkrijksprediking heeft gehad, vormt een getuigenis van de kracht van Jehovah’s geest!
8 Desondanks vergt het doelbewuste persoonlijke krachtsinspanningen om „een werkman [te worden] die zich nergens over behoeft te schamen, die het woord der waarheid juist hanteert” (2 Timotheüs 2:15). Paulus spoorde Timotheüs aan: „Schenk voortdurend aandacht aan uzelf en aan uw onderwijs. Blijf bij deze dingen, want door dit te doen, zult gij zowel uzelf redden als hen die naar u luisteren” (1 Timotheüs 4:16). Maar hoe schenkt iemand aandacht aan zijn onderwijs, hetzij binnen of buiten de gemeente? Betekent dit noodzakelijkerwijs dat men bepaalde vaardigheden of onderwijstechnieken onder de knie moet krijgen?
9. Wat is belangrijker dan natuurlijke bekwaamheden?
9 Jezus legde in zijn beroemde Bergrede beslist een buitengewone beheersing van onderwijsmethoden aan de dag. Toen hij was uitgesproken, „[stonden] de scharen versteld . . . van zijn manier van onderwijzen” (Mattheüs 7:28). Natuurlijk kan niemand van ons zo goed onderwijzen als Jezus. Wij hoeven echter geen welbespraakte redenaars te zijn om goede onderwijzers te zijn. Ja, volgens Job 12:7 kunnen zelfs „huisdieren” en „gevleugelde schepselen” zonder woorden onderwijzen! Wat samen met eventuele natuurlijke bekwaamheden of vaardigheden waarover wij wellicht beschikken voornamelijk telt, is „wat voor mensen” wij zijn — welke hoedanigheden wij bezitten en welke geestelijke gewoonten wij hebben ontwikkeld die leerlingen kunnen navolgen. — 2 Petrus 3:11; Lukas 6:40.
Studenten van Gods Woord
10. Hoe gaf Jezus een schitterend voorbeeld als een student van Gods Woord?
10 Een doeltreffende onderwijzer van schriftuurlijke waarheden moet een student van Gods Woord zijn (Romeinen 2:21). Jezus Christus gaf in dit opzicht een buitengewoon voorbeeld. Tijdens zijn bediening heeft Jezus rechtstreekse aanhalingen gedaan uit ongeveer de helft van de boeken van de Hebreeuwse Geschriften, of gedachten geuit die met passages daaruit overeenstemmen.a Zijn bekendheid met Gods Woord bleek op twaalfjarige leeftijd, toen hij ’te midden van de leraren werd aangetroffen, naar wie hij zat te luisteren en aan wie hij vragen stelde’ (Lukas 2:46). Als volwassene was het Jezus’ gewoonte om naar de synagoge te gaan, waar Gods Woord werd voorgelezen. — Lukas 4:16.
11. Welke goede studiegewoonten dient een onderwijzer aan te kweken?
11 Bent u een fervent lezer van Gods Woord? Door erin te graven „zult gij de vrees voor Jehovah begrijpen, en de kennis van God zult gij vinden” (Spreuken 2:4, 5). Kweek daarom goede studiegewoonten aan. Probeer elke dag een gedeelte van Gods Woord te lezen (Psalm 1:2). Maak het tot uw gewoonte om elke uitgave van De Wachttoren en Ontwaakt! onmiddellijk na ontvangst te lezen. Let op gemeentevergaderingen goed op. Leer grondig nazoekwerk te doen. Door te leren ’alle dingen nauwkeurig na te gaan’, kunt u als u onderwijs geeft overdrijvingen en onnauwkeurigheden vermijden. — Lukas 1:3.
Liefde en respect voor degenen die onderwezen worden
12. Wat was Jezus’ houding ten aanzien van zijn discipelen?
12 Een andere belangrijke hoedanigheid is de juiste houding ten aanzien van degenen die u onderwijst. De Farizeeën voelden verachting voor degenen die naar Jezus luisterden. „Deze schare, die de Wet niet kent, vervloekt zijn zij”, zeiden zij (Johannes 7:49). Maar Jezus had diepe liefde en achting voor zijn discipelen. Hij zei: „Ik noem u niet langer slaven, want een slaaf weet niet wat zijn meester doet. Maar ik heb u vrienden genoemd, want alle dingen die ik van mijn Vader heb gehoord, heb ik u bekendgemaakt” (Johannes 15:15). Hierdoor werd te kennen gegeven hoe Jezus’ discipelen hun onderwijsactiviteit dienden te verrichten.
13. Hoe dacht Paulus over degenen die hij onderwees?
13 Paulus bijvoorbeeld had geen koele, zakelijke verhouding met zijn leerlingen. Hij zei tot de Korinthiërs: „Ook al hebt gij tienduizend leermeesters in Christus, stellig hebt gij niet vele vaders; want in Christus Jezus ben ik uw vader geworden door middel van het goede nieuws” (1 Korinthiërs 4:15). Soms vergoot Paulus zelfs tranen wanneer hij degenen die hij onderwees, vermaande! (Handelingen 20:31) Ook was hij buitengewoon geduldig en vriendelijk. Derhalve kon hij tot de Thessalonicenzen zeggen: „Wij zijn in uw midden vriendelijk geworden, zoals wanneer een zogende moeder haar eigen kinderen koestert.” — 1 Thessalonicenzen 2:7.
14. Waarom is persoonlijke belangstelling voor onze bijbelstudenten zo belangrijk? Illustreer dit.
14 Volgt u Jezus en Paulus na? Oprechte liefde voor onze leerlingen kan eventuele tekortkomingen in natuurlijke bekwaamheden die wij wellicht hebben, ruimschoots compenseren. Voelen onze bijbelstudenten dat wij persoonlijk oprechte belangstelling voor hen hebben? Nemen wij er de tijd voor hen te leren kennen? Toen een christelijke vrouw het moeilijk vond een leerlinge te helpen geestelijk vorderingen te maken, vroeg zij vriendelijk: „Tobt u ergens over?” De vrouw begon haar hart uit te storten en verhaalde talloze bekommernissen en zorgen. Dat liefdevolle gesprek bleek het keerpunt voor de vrouw te zijn. In zulke gevallen zijn bijbelse gedachten en vertroostende woorden passend (Romeinen 15:4). Maar een woord van waarschuwing is op zijn plaats: Een bijbelstudent maakt misschien snel vorderingen maar moet mogelijk nog enkele onchristelijke gewoonten overwinnen. Wellicht is het dus niet verstandig om op te intieme voet met de persoon te komen. Juiste christelijke grenzen dienen in acht genomen te worden. — 1 Korinthiërs 15:33.
15. Hoe kunnen wij blijk geven van respect voor onze bijbelstudenten?
15 Achting voor onze leerlingen houdt in dat wij niet trachten hun persoonlijke leven te beheersen (1 Thessalonicenzen 4:11). Zo studeren wij misschien met een vrouw die met een man samenwoont zonder getrouwd te zijn. Wellicht hebben zij samen kinderen. Aangezien de vrouw tot een nauwkeurige kennis van God is gekomen, wil zij met Jehovah in het reine komen (Hebreeën 13:4). Dient zij met de man te trouwen of bij hem weg te gaan? Misschien zijn wij er vast van overtuigd dat trouwen met een man die weinig of geen geestelijke belangstelling heeft haar toekomstige vooruitgang in de weg zou staan. Aan de andere kant kunnen wij voor het welzijn van haar kinderen vrezen en denken dat zij beter af zou zijn als zij met hem zou trouwen. Hoe het ook zij, het is oneerbiedig en liefdeloos zich in het leven van een leerlinge in te dringen en te proberen onze eigen mening in zulke aangelegenheden op te leggen. Per slot van rekening is zij degene die met de consequenties van de beslissing moet leven. Zou het dan niet het beste zijn om zo’n studente te leren haar eigen „waarnemingsvermogen” te gebruiken en voor zichzelf te beslissen wat zij dient te doen? — Hebreeën 5:14.
16. Hoe kunnen ouderlingen blijk geven van liefde en respect voor Gods kudde?
16 Het is voor gemeenteouderlingen bijzonder belangrijk om de kudde met liefde en respect te bejegenen. In zijn brief aan Filemon zei Paulus: „Ofschoon ik grote vrijmoedigheid van spreken heb in verband met Christus om u te bevelen te doen wat juist is, vermaan ik u veeleer op basis van liefde” (Filemon 8, 9). Soms kunnen zich in de gemeente frustrerende situaties voordoen. Het is misschien zelfs noodzakelijk streng te zijn. Paulus drong er bij Titus op aan dwalenden „streng [te blijven] terechtwijzen, opdat zij gezond mogen zijn in het geloof” (Titus 1:13). Maar ook dan moeten opzieners er zorgvuldig voor waken om nooit onvriendelijk tot de gemeente te spreken. „Een slaaf van de Heer behoeft . . . niet te strijden,” schreef Paulus, „maar moet vriendelijk zijn jegens allen, bekwaam om te onderwijzen, iemand die zich onder het kwade in bedwang houdt.” — 2 Timotheüs 2:24; Psalm 141:3.
17. Welke fout maakte Mozes, en wat kunnen ouderlingen hieruit leren?
17 Opzieners moeten steeds voor ogen houden dat zij met „de kudde Gods” te maken hebben (1 Petrus 5:2). Hoewel Mozes nederig was, verloor hij dit perspectief kort uit het oog. De Israëlieten „verbitterden zijn geest en hij ging onbezonnen spreken met zijn lippen” (Psalm 106:33). God was zeer misnoegd over deze slechte behandeling van Zijn kudde, hoewel zij niet vrij van blaam waren (Numeri 20:2-12). Wanneer ouderlingen in deze tijd met soortgelijke uitdagingen worden geconfronteerd, dienen zij ernaar te streven met inzicht en vriendelijkheid te onderwijzen en te onderrichten. Onze broeders en zusters reageren het beste wanneer hun consideratie wordt betoond en zij behandeld worden als personen die hulp nodig hebben, niet als hopeloze gevallen. Ouderlingen dienen de positieve kijk te behouden die Paulus had toen hij zei: „Wij [hebben] vertrouwen in de Heer met betrekking tot u, dat gij doet en zult blijven doen wat wij bevelen.” — 2 Thessalonicenzen 3:4.
Openstaan voor hun behoeften
18, 19. (a) Hoe dienen wij te reageren op de behoeften van bijbelstudenten die beperkte bekwaamheden hebben? (b) Hoe kunnen wij leerlingen helpen die het moeilijk hebben met bepaalde zaken?
18 Een doeltreffende onderwijzer is bereid zich aan de bekwaamheden en beperkingen van zijn leerlingen aan te passen. (Vergelijk Johannes 16:12.) In Jezus’ illustratie van de talenten gaf de meester voorrechten aan „een ieder naar zijn eigen bekwaamheid” (Mattheüs 25:15). Wij kunnen een soortgelijk patroon volgen wanneer wij bijbelstudies leiden. Natuurlijk is het wenselijk een op de bijbel gebaseerde publicatie in een redelijk korte tijdsperiode door te nemen. Er moet echter toegegeven worden dat niet allen goed kunnen lezen of het vermogen hebben nieuwe ideeën snel in zich op te nemen. Er is derhalve onderscheidingsvermogen nodig om vast te stellen wanneer men in de studie van het ene punt naar het andere moet overstappen als ontvankelijke personen er moeite mee hebben een stevig tempo bij te houden. Belangrijker dan materiaal in een vastgesteld tempo door te nemen, is de leerlingen te helpen om de betekenis te begrijpen van wat zij leren. — Mattheüs 13:51.
19 Hetzelfde kan gezegd worden van bijbelstudenten die moeite hebben met specifieke zaken, zoals de Drie-eenheid of religieuze feestdagen. Hoewel het gewoonlijk niet nodig is op de bijbel gebaseerd researchmateriaal bij onze studies te betrekken, kunnen wij dit nu en dan doen als dit duidelijk nuttig zou zijn. Er dient oordeel des onderscheids gebruikt te worden om te voorkomen dat de vooruitgang van de leerling onnodig wordt vertraagd.
Wees enthousiast!
20. Hoe gaf Paulus een voorbeeld wat het tentoonspreiden van enthousiasme en overtuiging in zijn onderwijs betreft?
20 „Zijt vurig van geest”, zegt Paulus (Romeinen 12:11). Ja, hetzij wij een huisbijbelstudie leiden of een onderdeel op een gemeentevergadering behartigen, wij dienen dit met ijver en enthousiasme te doen. Paulus zei tot de Thessalonicenzen: „Het goede nieuws dat wij prediken, is niet alleen met woorden tot u gekomen, maar ook met kracht en met heilige geest en sterke overtuiging” (1 Thessalonicenzen 1:5). Door Paulus en zijn metgezellen werd aldus „niet alleen het goede nieuws van God meegedeeld, maar ook [hun] eigen ziel”. — 1 Thessalonicenzen 2:8.
21. Hoe kunnen wij een enthousiaste houding ten aanzien van onze onderwijstoewijzingen bewaren?
21 Oprecht enthousiasme spruit voort uit het feit dat wij er vast van overtuigd zijn dat onze bijbelstudenten moeten horen wat wij te zeggen hebben. Laten wij geen enkele onderwijstoewijzing ooit als routine beschouwen. De schriftgeleerde Ezra schonk in dit opzicht beslist aandacht aan zijn onderwijs. Hij „had zijn hart bereid om de wet van Jehovah te raadplegen en haar te volbrengen en om in Israël . . . te onderwijzen” (Ezra 7:10). Wij dienen dit eveneens te doen door ons grondig voor te bereiden en over de belangrijkheid van het materiaal na te denken. Laten wij tot Jehovah bidden om ons met geloof en overtuiging te vervullen (Lukas 17:5). Ons enthousiasme kan bijbelstudenten helpen echte liefde voor de waarheid aan te kweken. Natuurlijk kan aandacht schenken aan ons onderwijs betekenen dat wij specifieke onderwijstechnieken gebruiken. In ons volgende artikel zullen enkele hiervan besproken worden.
[Voetnoot]
a Zie Inzicht in de Schrift, Deel 2, blz. 476, verkrijgbaar bij het Wachttoren-, Bijbel- en Traktaatgenootschap in Emmen.
Kunt u zich dit herinneren?
◻ Waarom zijn er in deze tijd bekwame christelijke onderwijzers nodig?
◻ Welke goede studiegewoonten kunnen wij ontwikkelen?
◻ Waarom zijn liefde en respect voor degenen die wij onderwijzen zo belangrijk?
◻ Hoe kunnen wij reageren op de behoeften van onze bijbelstudenten?
◻ Waarom zijn enthousiasme en overtuiging van levensbelang wanneer wij anderen onderwijzen?
[Illustratie op blz. 10]
Goede onderwijzers zijn zelf studenten van Gods Woord
[Illustratie op blz. 13]
Heb persoonlijke belangstelling voor bijbelstudenten