Vreugdevolle „daders van het woord”
„Aanvaardt met zachtaardigheid de inplanting van het woord, dat uw ziel kan redden. Wordt echter daders van het woord en niet alleen hoorders.” — JAKOBUS 1:21, 22.
1. Hoe dient onze jaartekst voor 1996 beschouwd te worden?
’WORDT DADERS VAN HET WOORD.’ Deze eenvoudige verklaring bevat een krachtige boodschap. Ze is afkomstig uit „De brief van Jakobus”, die in de bijbel staat, en ze zal gedurende heel 1996 als de jaartekst van Jehovah’s Getuigen op een in het oog vallende plaats in Koninkrijkszalen te zien zijn.
2, 3. Waarom was het passend dat Jakobus de brief schreef die zijn naam draagt?
2 Jakobus, een halfbroer van de Heer Jezus, was een vooraanstaand persoon in de vroege christelijke gemeente. Bij één gelegenheid na Jezus’ opstanding verscheen onze Heer persoonlijk aan Jakobus en daarna aan alle apostelen (1 Korinthiërs 15:7). Later, toen de apostel Petrus door een wonder uit de gevangenis was bevrijd, zei hij tot een bijeengekomen groep christenen: „Bericht deze dingen aan Jakobus en de broeders” (Handelingen 12:17). Het schijnt dat Jakobus, hoewel zelf geen apostel, als voorzitter optrad tijdens de bijeenkomst van het besturende lichaam in Jeruzalem toen de apostelen en ouderlingen besloten dat heidense bekeerlingen niet besneden hoefden te worden. Jakobus vatte de aangelegenheid samen, en de door heilige geest bekrachtigde beslissing werd naar alle gemeenten gezonden. — Handelingen 15:1-29.
3 Het is duidelijk dat Jakobus’ rijpe redenering veel gewicht in de schaal legde. Hij erkende echter nederig dat hijzelf slechts „een slaaf van God en van de Heer Jezus Christus” was (Jakobus 1:1). Zijn geïnspireerde brief bevat een schat aan deugdelijke raad en aanmoediging voor christenen in deze tijd. De brief werd voltooid ongeveer vier jaar voor de eerste Romeinse aanval op Jeruzalem door generaal Cestius Gallus, nadat het goede nieuws op grote schaal „in heel de schepping die onder de hemel is”, gepredikt was (Kolossenzen 1:23). Het waren kritieke tijden, en Jehovah’s dienstknechten waren zich er volledig van bewust dat Zijn oordeel op het punt stond aan de joodse natie voltrokken te worden.
4. Waaruit blijkt dat de vroege christenen veel vertrouwen hadden in Gods Woord?
4 Die christenen bezaten reeds alle Hebreeuwse Geschriften en een groot deel van de Griekse Geschriften. De christelijke bijbelschrijvers hadden kennelijk veel vertrouwen in Gods Woord, zoals blijkt uit hun talrijke verwijzingen naar de vroegere geschriften. Zo dienen ook wij in deze tijd Gods Woord ernstig te bestuderen en het in ons leven toe te passen. Om te kunnen volharden, hebben wij de geestelijke kracht en moed nodig die door de Heilige Schrift worden verschaft. — Psalm 119:97; 1 Timotheüs 4:13.
5. Waarom hebben wij in deze tijd speciale leiding nodig, en waar zullen wij die vinden?
5 De mensheid staat thans op de drempel van „een grote verdrukking . . . zoals er sedert het begin der wereld tot nu toe niet is voorgekomen, neen, en ook niet meer zal voorkomen” (Mattheüs 24:21). Overleving is alleen mogelijk als wij goddelijke leiding hebben. Hoe kunnen wij die vinden? Door ons hart open te stellen voor de leringen van Gods door zijn geest geïnspireerde Woord. Dit zal ons ertoe brengen om, net als loyale dienstknechten van Jehovah in vroeger tijden, ’daders van het woord te worden’. Wij moeten Gods Woord ijverig lezen en bestuderen en het tot lof van Jehovah gebruiken. — 2 Timotheüs 2:15; 3:16, 17.
Met vreugde volharden
6. Waarom dienen wij ons te verheugen wanneer wij beproevingen te verduren krijgen?
6 In de aanvang van zijn brief noemt Jakobus vreugde, de tweede vrucht van Gods geest. Hij schrijft: „Beschouwt het een en al vreugde, mijn broeders, wanneer u velerlei beproevingen overkomen, daar gij weet dat deze beproefde hoedanigheid van uw geloof volharding bewerkt. Maar laat de volharding haar werk voltooien, opdat gij volkomen en in alle opzichten ongeschonden moogt zijn en in niets te kort schiet” (Jakobus 1:2-4; Galaten 5:22, 23). Hoe kan er worden gezegd dat het „een en al vreugde” is wanneer wij vele beproevingen te verduren krijgen? Welnu, zelfs Jezus zei in zijn Bergrede: „Gelukkig zijt gij wanneer men u smaadt en vervolgt en liegende allerlei kwaad tegen u spreekt ter wille van mij. Verheugt u en springt op van vreugde, want uw beloning is groot in de hemelen” (Mattheüs 5:11, 12). Het schenkt vreugdevolle voldoening Jehovah’s zegen op onze inspanningen te zien terwijl wij volhardend het doel, eeuwig leven, nastreven. — Johannes 17:3; 2 Timotheüs 4:7, 8; Hebreeën 11:8-10, 26, 35.
7. (a) Hoe kunnen wij geholpen worden te volharden? (b) Hoe kunnen wij, net als Job, beloond worden?
7 Jezus zelf volhardde „wegens de hem in het vooruitzicht gestelde vreugde” (Hebreeën 12:1, 2). Door oplettend het oog gericht te houden op Jezus’ moedige voorbeeld, kunnen ook wij volharden! Zoals Jakobus tegen het einde van zijn brief zegt, beloont Jehovah rechtschapenheidbewaarders rijkelijk: „Ziet! Wij prijzen hen die hebben volhard, gelukkig”, zegt Jakobus. „Gij hebt van de volharding van Job gehoord en hebt gezien hoe Jehovah het heeft laten aflopen, dat Jehovah zeer teder in genegenheid en barmhartig is” (Jakobus 5:11). Breng u te binnen hoe Jobs rechtschapenheid werd beloond toen hij zijn gezondheid terugkreeg en zich weer in een vol, gelukkig leven mocht verheugen samen met personen die hij liefhad. Volharding in rechtschapenheid kan u een soortgelijke verheuging verschaffen in het beloofde paradijs van Gods nieuwe wereld, als climax van de vreugde die het schenkt Jehovah nú te dienen.
Wijsheid zoeken
8. Hoe kunnen wij ware, praktische wijsheid vinden, en welke rol speelt gebed hierbij?
8 Onze ijverige studie van Gods Woord, te zamen met de praktische toepassing ervan, zal resulteren in goddelijke wijsheid, die ons in staat stelt te midden van de verdorvenheid van Satans stervende samenstel beproevingen te verduren. Hoe kunnen wij er zeker van zijn zulke wijsheid te vinden? Jakobus vertelt ons: „Schiet iemand van u . . . te kort in wijsheid, dan moet hij God blijven vragen, want hij geeft aan allen edelmoedig en zonder verwijt; en ze zal hem gegeven worden. Maar hij moet in geloof blijven vragen, zonder ook maar enigszins te twijfelen, want wie twijfelt, is gelijk een golf van de zee, die door de wind gedreven en heen en weer geslingerd wordt” (Jakobus 1:5, 6). Wij dienen vurig te bidden, in het onwankelbare vertrouwen dat Jehovah onze smeekbeden zal horen en dat hij ze op zijn eigen bestemde tijd en wijze zal verhoren.
9. Hoe beschrijft Jakobus goddelijke wijsheid en de toepassing ervan?
9 Goddelijke wijsheid is een gave van Jehovah. Zulke gaven beschrijvend, zegt Jakobus: „Elke goede gave en elk volmaakt geschenk komt van boven, want het daalt neer van de Vader der hemelse lichten, en bij hem is geen verandering van het keren van de schaduw.” Later in zijn brief verklaart Jakobus wat het resultaat van het verwerven van ware wijsheid is, wanneer hij zegt: „Wie is wijs en verstandig onder u? Hij tone uit zijn voortreffelijke gedrag zijn werken met een zachtaardigheid die bij wijsheid behoort. . . . De wijsheid van boven is allereerst zuiver, vervolgens vredelievend, redelijk, bereid tot gehoorzamen, vol van barmhartigheid en goede vruchten, geen partijdig onderscheid makend, niet huichelachtig.” — Jakobus 1:17; 3:13-17.
10. Welk contrast bestaat er tussen valse religie en de ware religie?
10 In het wereldrijk van valse religie, hetzij in de christenheid of in andere landen, is het dikwijls de gewoonte dat aanbidders enkele hymnen zingen, naar steeds maar weer dezelfde gebeden luisteren en misschien een preek aanhoren. Er wordt geen aanmoediging gegeven om een boodschap van hoop bekend te maken, want de meeste religies zien geen heldere hoop voor de toekomst. De glorierijke hoop van Gods Messiaanse koninkrijk wordt òf nooit genoemd òf volkomen verkeerd begrepen. Jehovah zegt profetisch over aanhangers van de christenheid: „Er zijn twee slechte dingen die mijn volk heeft gedaan: Mij, de bron van levend water, hebben zij verlaten, om zichzelf regenbakken uit te houwen, gebroken regenbakken, die het water niet kunnen houden” (Jeremia 2:13). Zij hebben geen waarheidswateren. Het ontbreekt hun aan hemelse wijsheid.
11, 12. (a) Hoe dient goddelijke wijsheid ons te motiveren? (b) In verband waarmee waarschuwt goddelijke wijsheid ons?
11 Hoe anders is het onder Jehovah’s Getuigen in deze tijd! Met door God geschonken dynamische energie overstromen zij de aarde met het goede nieuws van Zijn komende koninkrijk. De wijsheid die zij spreken, is stevig geworteld in het Woord van God. (Vergelijk Spreuken 1:20; Jesaja 40:29-31.) Ja, zij maken een praktisch gebruik van ware kennis en waar inzicht door de grootse voornemens van onze God en Schepper bekend te maken. Het dient onze wens te zijn dat allen in de gemeente „vervuld . . . worden met de nauwkeurige kennis van [Gods] wil, in alle wijsheid en geestelijk inzicht” (Kolossenzen 1:9). Met dit fundament zal zowel jong als oud gemotiveerd zijn om altijd ’daders van het woord te worden’.
12 „De wijsheid van boven” waarschuwt ons in verband met zonden waardoor wij ons Gods misnoegen op de hals zouden kunnen halen. „Weet dit, mijn geliefde broeders”, zegt Jakobus. „Ieder mens moet vlug zijn om te horen, langzaam om te spreken, langzaam met betrekking tot gramschap; want de gramschap van een man bewerkt niet Gods rechtvaardigheid.” Ja, wij moeten vlug, verlangend, zijn om te luisteren naar goddelijke raad en die toepassen. Wij moeten ons echter hoeden voor het misbruiken van dat ’kleine lid’, de tong. Door snoeven, onverstandig schadelijk geklets of zelfverzekerd gepraat kan de tong, figuurlijk gesproken, een „groot bos” in brand steken. Derhalve moeten wij in onze omgang met iedereen aangenaamheid en zelfbeheersing aankweken. — Jakobus 1:19, 20; 3:5.
13. Waarom is het belangrijk dat wij „de inplanting van het woord” aanvaarden?
13 „Doet daarom”, zo schrijft Jakobus, „alle vuilheid weg en ook dat overbodige, de slechtheid, en aanvaardt met zachtaardigheid de inplanting van het woord, dat uw ziel kan redden” (Jakobus 1:21). Deze hebzuchtige wereld, met haar opzichtige, materialistische, ’ik eerst’-levensstijl en ontaarde moraal, staat op het punt te verdwijnen. „Maar wie de wil van God doet, blijft in eeuwigheid” (1 Johannes 2:15-17). Wat is het dus belangrijk dat wij „de inplanting van het woord” aanvaarden! De door Gods Woord verschafte wijsheid vormt een duidelijk contrast met de slechtheid van deze stervende wereld. Wij willen niets met die slechtheid te maken hebben (1 Petrus 2:1, 2). Wij moeten liefde voor de waarheid en een in ons hart geplant sterk geloof hebben, zodat wij vastbesloten zullen zijn nooit van Jehovah’s rechtvaardige wegen af te wijken. Maar is het voldoende om hoorders van Gods Woord te zijn?
„Daders van het woord” worden
14. Hoe kunnen wij zowel „hoorders” als „daders” van het Woord worden?
14 In Jakobus 1:22 lezen wij: „Wordt . . . daders van het woord en niet alleen hoorders, door uzelf met valse overleggingen te bedriegen.” ’Wordt daders van het woord’! Dit thema wordt in Jakobus’ brief beslist beklemtoond. Wij moeten luisteren en vervolgens „juist zo” doen! (Genesis 6:22) Veel mensen in deze tijd beweren dat het voldoende is naar een preek te luisteren of zo nu en dan aan de een of andere formalistische aanbidding deel te nemen, maar daar laten zij het bij. Zij denken wellicht dat zolang zij een ’goed leven’ leiden volgens hun maatstaven, dat voldoende zal zijn. Jezus Christus zei echter: „Wil iemand achter mij komen, dan moet hij zichzelf verloochenen en zijn martelpaal opnemen en mij voortdurend volgen” (Mattheüs 16:24). Het is duidelijk wat van ware christenen wordt vereist: zelfopofferende actie en volharding in het volgen van Jezus’ patroon om Gods wil te doen. Voor hen is Gods wil in deze tijd hetzelfde als in de eerste eeuw, toen de opgestane Jezus het gebod gaf: „Gaat daarom en maakt discipelen van mensen uit alle natiën” (Mattheüs 28:19). Wat doet u in dit opzicht?
15. (a) Welke illustratie geeft Jakobus, waaruit blijkt hoe wij gelukkig kunnen worden als „daders van het woord”? (b) Waarom is louter formele aanbidding niet voldoende?
15 Als wij in Gods Woord blijven turen, kan het als een spiegel dienen door ons te laten zien wat voor personen wij eigenlijk zijn. Jakobus zegt: „Wie . . . tuurt in de volmaakte wet, die tot de vrijheid behoort, en daarbij blijft, die zal, omdat hij geen vergeetachtig hoorder maar een dader van het werk is geworden, gelukkig zijn doordat hij het doet” (Jakobus 1:23-25). Ja, hij zal een gelukkige ’dader van het woord’ zijn. Bovendien is het belangrijk een „dader” te zijn in elk detail van ons christelijke leven. Wij dienen onszelf nooit te bedriegen door te denken dat louter formele aanbidding voldoende is. Jakobus raadt ons aan enkele aspecten van de ware aanbidding op te merken die zelfs ijverige christenen wellicht hebben veronachtzaamd. Hij schrijft: „De vorm van aanbidding die van het standpunt van onze God en Vader uit bezien rein en onbesmet is, is deze: voor wezen en weduwen zorgen in hun verdrukking en zichzelf onbevlekt van de wereld bewaren.” — Jakobus 1:27.
16. Waardoor werd Abraham „Jehovah’s vriend”, en hoe kunnen wij Zijn vriendschap verwerven?
16 Het is niet voldoende om enkel te zeggen: ’Ik geloof in God’, en het daarbij te laten. Jakobus 2:19 merkt in dit verband op: „Gij gelooft toch dat er één God is? Daaraan doet gij heel goed. En toch geloven de demonen ook en zij sidderen.” Jakobus beklemtoont dat „geloof, indien het geen werken heeft, op zichzelf dood” is en vestigt de aandacht op Abraham, door te zeggen dat „zijn geloof met zijn werken samenwerkte en dat door zijn werken zijn geloof tot volmaaktheid werd gebracht” (Jakobus 2:17, 20-22). Abrahams werken hielden onder andere in dat hij zijn familieleden bevrijdde, gastvrijheid betoonde, voorbereidingen trof om Isaäk te offeren en een ’openbare bekendmaking’ deed van zijn onwankelbare geloof in Gods belofte omtrent „de stad die werkelijke fundamenten heeft”, het toekomstige Messiaanse koninkrijk (Genesis 14:16; 18:1-5; 22:1-18; Hebreeën 11:8-10, 13, 14; 13:2). Terecht werd Abraham „Jehovah’s vriend” genoemd (Jakobus 2:23). Ook wij kunnen tot ’vrienden van Jehovah’ gerekend worden wanneer wij ons geloof in en onze hoop op zijn komende koninkrijk van rechtvaardigheid actief bekendmaken.
17. (a) Waarom werd Rachab „rechtvaardig verklaard”, en hoe werd zij beloond? (b) Welke lange lijst wordt in de bijbel verschaft van degenen die ’daders van het woord werden’? (c) Hoe werd Job beloond, en waarom?
17 Degenen die ’daders van het woord worden’, worden inderdaad ’rechtvaardig verklaard door werken, en niet door geloof alleen’ (Jakobus 2:24). Rachab was iemand die werken toevoegde aan haar geloof in het „woord” dat zij had gehoord omtrent Jehovah’s machtige daden. Zij verborg de Israëlitische verspieders en hielp hen te ontkomen, en vervolgens bracht zij het huisgezin van haar vader bijeen om gespaard te worden. Wat zal zij verheugd zijn wanneer zij na haar opstanding verneemt dat haar geloof, ondersteund door werken, ertoe heeft geleid dat zij een voorouder van de Messias werd! (Jozua 2:11; 6:25; Mattheüs 1:5) In Hebreeën hoofdstuk 11 wordt een lange lijst verschaft van anderen die ’daders werden’ door blijk te geven van hun geloof, en zij zullen rijk beloond worden. Ook mogen wij Job niet vergeten, die onder zware beproeving zei: „De naam van Jehovah blijve gezegend worden.” Zoals wij reeds hebben opgemerkt, resulteerden zijn geloof en werken in een grootse beloning (Job 1:21; 31:6; 42:10; Jakobus 5:11). Zo zal ook onze volharding in deze tijd als „daders van het woord” met Jehovah’s glimlach van goedkeuring worden beloond.
18, 19. Hoe zijn lang onderdrukte broeders en zusters ’daders van het woord geworden’, en hoe is hun activiteit gezegend?
18 Tot degenen die in de loop der jaren heel wat hebben verduurd, behoren onze broeders en zusters in Oost-Europa. Nu veel beperkingen zijn opgeheven, zijn zij onder hun nieuwe omstandigheden werkelijk ’daders van het woord geworden’. Zendelingen en pioniers uit nabuurlanden zijn erheen gegaan om hulp te bieden bij het onderwijzen en organiseren. Het bijkantoor in Finland en andere nabijgelegen bijkantoren van het Wachttorengenootschap hebben ervaren bouwers gestuurd, en de edelmoedige wereldwijde broederschap heeft de bouw van nieuwe bijkantoren en Koninkrijkszalen gefinancierd. — Vergelijk 2 Korinthiërs 8:14, 15.
19 Wat hebben die zo lang onderdrukte broeders en zusters ijverig gereageerd in het veld! Zij ’werken hard en spannen zich in’ om als het ware in te halen wat zij gedurende de „moeilijke tijd” aan gelegenheden hebben gemist (1 Timotheüs 4:10; 2 Timotheüs 4:2). In Albanië bijvoorbeeld, waar de onderdrukking zeer hevig is geweest, werd gedurende de afgelopen maand april in slechts drie dagen de hele voorraad van het Koninkrijksnieuws-traktaat getiteld „Waarom is het leven zo vol problemen” verspreid! Dit was een schitterend vervolg op de Gedachtenisviering van Jezus’ dood, die door 3491 personen werd bijgewoond — veel meer dan hun aantal van 538 actieve verkondigers.
20. Wat geven recente bezoekersaantallen op de Gedachtenisviering te kennen, en hoe kunnen velen geholpen worden?
20 Ook andere landen hebben een belangrijke bijdrage geleverd tot de bezoekersaantallen op de Gedachtenisviering, die de afgelopen jaren tot ver over de 10.000.000 zijn toegenomen. Op veel plaatsen worden nieuwelingen, wier geloof gesterkt is door als toeschouwers aanwezig te zijn op de Gedachtenisviering, „daders van het woord”. Kunnen wij nog meer nieuwe verbondenen aanmoedigen voor dat voorrecht in aanmerking te komen?
21. Welke handelwijze dienen wij, in overeenstemming met onze jaartekst, na te streven, en met welk doel?
21 Laten wij, net als die ijverige christenen in de eerste eeuw en zovelen sindsdien, vastbesloten zijn ons in te spannen door te ’streven naar het doel’ van eeuwig leven, of dit nu in het hemelse koninkrijk zal zijn of in het aardse gebied ervan (Filippenzen 3:12-14). Het is elke inspanning van onze zijde waard om dat doel te bereiken. Het is thans niet de tijd om terug te vallen en slechts hoorders te zijn, maar het is de tijd aller tijden om ’sterk te zijn en te werken’ (Haggaï 2:4; Hebreeën 6:11, 12). Mogen wij, die ’de inplanting van het woord hebben aanvaard’, ’vreugdevolle daders van het woord worden’ — nu en tot in de komende eeuwigheid.
Wat zou u antwoorden?
◻ Hoe kunnen wij met vreugde volharden?
◻ Wat is „de wijsheid van boven”, en hoe kunnen wij die nastreven?
◻ Waarom moeten wij „daders van het woord [worden,] en niet alleen hoorders”?
◻ Welke verslagen dienen ons ertoe aan te sporen „daders van het woord” te worden?
[Illustratie op blz. 17]
Mogen ook wij ons hart openstellen voor goddelijk onderwijs
[Illustratie op blz. 18]
Jobs rechtschapenheid werd beloond doordat hij zich weer in een gelukkig gezinsleven mocht verheugen