-
Goddelijke gezondmaking tot volmaakt levenDe Wachttoren 1951 | 15 juli
-
-
24. Wat wordt bewezen door het feit dat Lukas Paulus vergezelde?
24 Wat Paulus zelf betreft, volgens verscheidene aanduidingen in de Schrift was hij geen volkomen gezonde man. Lukas beschrijft zichzelf als iemand die Paulus van Troas, in Klein-Azië, uit op diens zendingsreizen vergezelde. En wat was het beroep van deze Lukas? Paulus deelt het ons in de volgende woorden mede: „Lukas, de geliefde geneesheer, zendt u zijn groeten” (Kol. 4:14, NW). Lukas was niet in een geestelijke betekenis, maar in een physieke medische betekenis een geneesheer. De redelijke gevolgtrekking is dat Paulus hem bij zich had in het belang van de medische diensten die hij zowel voor Paulus als zijn medezendelingen kon verrichten. Zouden ware Christenen verplicht zijn zich te beperken tot genezingen door geloof en tot goddelijke gezondmaking, dan zou het van Lukas als een Christen inconsequent zijn geweest zijn beroep uit te oefenen, in het bijzonder wanneer hij dit ten aanzien van zijn metgezellen in de dienst zou doen.
25. Wat mogen wij dus, zoals wij uit de bovenstaande feiten opmaken, wel doen en niet doen?
25 Uit deze Schriftuurlijke feiten maken wij terecht op dat wij ons, wanneer wij ziek worden of ten gevolge van ouderdom aan bepaalde kwalen gaan lijden, tot natuurlijke geneesmethoden of medische middelen mogen wenden. Wij mogen ons wenden tot doctoren die een geneesmethode toepassen welke ons de beste toeschijnt. Wij mogen naar sanatoriums of hospitalen gaan of een chirurgische operatie ondergaan. Zulke geneesmethoden zijn voor een Christen die geloof heeft, niet verboden. Wij behoeven de juiste behandeling of verzorging van ons zelf niet uit te stellen door om wonderbaarlijke goddelijke gezondmaking te bidden en er op te wachten. Het zou verkeerd zijn er om te bidden en er op te wachten dat zulk een gebed zal worden verhoord. Waarom? In de eerste plaats omdat zulk een gezondmaking niet voor gelovigen zelf is en in de tweede plaats omdat zulk een gave van gezondmaking door de heilige geest, is voorbijgegaan. Wij zouden ons geestelijk schaden wanneer wij ons zouden wenden tot mensen die door geloof gezondmaking bewerken, want zij oefenen hun beroep niet uit door de kracht van Gods geest maar door de kracht van de Misleider. Hun leringen en werken bewijzen dat dit zo is. Indien zij de Schrift begrepen, zouden zij er niet aan doen.
-
-
Het gebed des geloofs gedurende krankheidDe Wachttoren 1951 | 15 juli
-
-
Het gebed des geloofs gedurende krankheid
1, 2. Waardoor wordt aangetoond of Jakobus 5:13-15 over geestelijke krankheid spreekt?
DE DISCIPEL Jakobus spreekt over het gebed des geloofs voor de kranken. Spreekt hij niet tegen wat in het bovenstaande is gezegd? Laten wij zijn woorden hierop onderzoeken: „Lijdt iemand kwaad onder u? Hij bidde. Is iemand welgemoed? Hij zinge psalmen. Is iemand krank onder u? Hij roepe de oudere mannen der gemeente tot zich, en laten zij over hem bidden, hem wrijvende met olie in de naam van Jehova. En het gebed des geloofs zal de ongestelde beter maken, en Jehova zal hem oprichten. Ook indien hij zonden heeft begaan, zal het hem worden vergeven.” — Jak. 5:13-15, NW.
2 Het verband maakt duidelijk dat Jakobus hier niet over physieke maar over geestelijke krankheid praat. Hij noemt eerst het lijden van kwaad. Dat heeft betrekking op „het lijden van kwaad ter wille van het goede nieuws overeenkomstig de kracht van God”. Het betekent dat men wegens het dienen als een Christelijke getuige van God en het bewaren van zijn onkreukbaarheid jegens God, zekere moeilijkheden zal moeten verduren (2 Tim. 1:8, NW). Indien iemand daarom, zo raadt Jakobus aan, aldus lijdt, hij bidde, opdat hij wordt geholpen getrouw te blijven. Maar, Jakobus, indien iemand nu eens welgemoed is? „Hij zinge psalmen.” Wanneer hij dit doet, bouwt hij zichzelf en hen die hem horen, op. Maar indien iemand nu eens niet welgemoed is? Met andere woorden, indien iemand nu eens geestelijk krank is? Doordat Jakobus krank zijn en welgemoed zijn tegenover elkander plaatst, wordt duidelijk te kennen gegeven dat hij het over geestelijke en niet over physieke krankheid heeft. De wijze van behandeling die hij nu aanbeveelt, duidt er ook op dat de krankheid een geestelijke krankheid is. De oudere mannen van de gemeente, die volwassen in het geloof en vol wijsheid van boven zijn en die met Gods voorschriften op de hoogte zijn, zijn de juiste personen die de geestelijk kranke dient te ontbieden. Indien hem op physiek gebied wat zou mankeren, zou hij een dokter ontbieden, indien hij het zich kon veroorloven, of hij zou zijn toevlucht nemen tot een medicinaal middel.
-