-
Christus — het volmaakte voorbeeldDe beste levensweg kiezen
-
-
„Komend tot hem als tot een levende steen, door de mensen weliswaar verworpen, maar uitverkoren, kostbaar, bij God, wordt ook gij als levende stenen opgebouwd tot een geestelijk huis om een heilige priesterschap te vormen, ten einde geestelijke slachtoffers te brengen, aanvaardbaar voor God door bemiddeling van Jezus Christus. Want in de Schrift is vervat: ’Ziet! Ik leg in Sion een steen, uitverkoren, een fundament-hoeksteen, kostbaar; en wie er geloof in oefent, zal geenszins teleurgesteld worden’” (1 Petrus 2:4-6).
-
-
Christus — het volmaakte voorbeeldDe beste levensweg kiezen
-
-
„Komend tot hem als tot een levende steen, door de mensen weliswaar verworpen, maar uitverkoren, kostbaar, bij God, wordt ook gij als levende stenen opgebouwd tot een geestelijk huis om een heilige priesterschap te vormen, ten einde geestelijke slachtoffers te brengen, aanvaardbaar voor God door bemiddeling van Jezus Christus. Want in de Schrift is vervat: ’Ziet! Ik leg in Sion een steen, uitverkoren, een fundament-hoeksteen, kostbaar; en wie er geloof in oefent, zal geenszins teleurgesteld worden’” (1 Petrus 2:4-6).
-
-
Christus — het volmaakte voorbeeldDe beste levensweg kiezen
-
-
6. (a) Hoe kwamen gelovigen in de eerste eeuw tot de Zoon van God „als tot een levende steen”? (b) Waarom wordt Jezus terecht een „levende steen” genoemd?
6 Door Jezus Christus als hun Heer te erkennen en als degene door bemiddeling van wie zij redding konden verwerven, kwamen zij tot hem „als tot een levende steen”. De uitdrukking „levende steen” is zeer passend. Jezus Christus is niet als een gewone, koude, dode steen waaruit niets levenonderhoudends gehaald kan worden. De Zoon van God is als de rots waaruit de Israëlieten in de wildernis door een wonder water kregen. „Die rots betekende de Christus”, zo schreef de geïnspireerde apostel Paulus. Ze was een symbool of een zinnebeeld van de Zoon van God (1 Korinthiërs 10:4). Jezus zelf zei:
„Indien iemand dorst heeft, hij kome tot mij en drinke” (Johannes 7:37). „Al wie van het water drinkt dat ik hem zal geven, zal nimmermeer dorst krijgen, maar het water dat ik hem zal geven, zal in hem een bron van water worden dat opborrelt om eeuwig leven te schenken” (Johannes 4:14).
Aldus gaf de Zoon van God te kennen dat zijn onderwijs, wanneer men het als verfrissend water in zich opneemt, tot redding zou leiden — tot eindeloos leven. Bovendien is Jezus Christus ook levengevende macht verleend. Daarom kan hij, evenals zijn Vader, op grond van zijn zoenoffer leven aan anderen schenken en hen uit de doden opwekken. — Johannes 5:28, 29.
7. Hoe werd Jezus Christus als „levende steen” verworpen?
7 Zoals Petrus te kennen gaf, werd Jezus „door de mensen weliswaar verworpen”. Vooral de trotse religieuze leiders zagen in de Zoon van God niets dat zij als navolgenswaardig beschouwden. Zij waardeerden zijn voorbeeldige mededogen en liefde jegens de mensheid niet. Toen Jezus personen die als zondaars bekendstonden, geestelijke hulp bood, zeiden de religieuze leiders verwijtend: „Deze man ontvangt zondaars en eet met hen” (Lukas 15:2). Zij waren er getuige van hoe de Zoon barmhartig van de sabbat gebruik maakte om blinden de ogen te openen, zieken te genezen en kreupelen van hun lijden te verlossen. Maar in plaats dat de religieuze leiders zich verheugden en God loofden, werden zij woedend en smeedden plannen om hem te doden (Matthéüs 12:9-14; Markus 3:1-6; Lukas 6:7-11; 14:1-6). Zij zeiden tot een blinde die ziende was geworden: „Deze mens is niet van God, want hij onderhoudt de Sabbat niet” (Johannes 9:16). Ten slotte werd Jezus door het joodse hooggerechtshof, het Sanhedrin, op grond van de valse aanklacht van godslastering ter dood veroordeeld (Matthéüs 26:63 tot 66). Opdat de straf voltrokken kon worden, veranderden de joodse regeerders de aanklacht tegen Jezus van godslastering in opruiing. Op hun aansporing gaf de Romeinse bestuurder Pilatus bevel hem ter dood te brengen aan een paal, als was hij de ergste politieke misdadiger. — Lukas 23:1-24.
8. Hoe beschouwt Jehovah zijn Zoon?
8 Dat Jezus Christus door mensen als fundament werd verworpen, veranderde Jehovah’s zienswijze ten aanzien van zijn Zoon niet. Daar de Allerhoogste hem had voorbeschikt als degene door bemiddeling van wie het mensengeslacht verlost zou worden en als de „levende steen” waarop de christelijke gemeente gebouwd zou worden, was en bleef hij „uitverkoren”, zoals Petrus zegt. Er bestond in de geest van de Vader nooit enige twijfel over dat de Zoon het goddelijke voornemen feilloos zou verwezenlijken. Jehovah wist dat zijn Zoon hem volledig toegewijd en toegedaan was. Op aarde bewees Jezus Christus zijn diepe liefde voor zijn Vader door zelfs onder groot lijden diens wil volledig ten uitvoer te brengen. Door zijn getrouwheid onder zware beproevingen werd de Zoon zeer kostbaar in de ogen van de Allerhoogste. Het is derhalve een zegen voor de christelijke gemeente dat ze als fundament degene heeft die door Jehovah God als zijn hoogst gewaardeerde Zoon wordt beschouwd (Efeziërs 2:20-22). En toegewijde leden van deze gemeente doen er ijverig moeite voor de getrouwe loopbaan van Jezus Christus na te volgen.
9. Waarom konden eerste-eeuwse gelovigen er zeker van zijn dat zij niet in hun geloof teleurgesteld zouden worden?
9 Degenen aan wie de apostel Petrus schreef, dachten precies zo over Gods Zoon. De apostel verklaarde: „Voor u is hij daarom kostbaar, omdat gij gelovigen zijt” (1 Petrus 2:7a). Zij erkenden dat Jezus Christus de uiterst waardevolle fundament-hoeksteen was die door de Vader in het hemelse Sion was gelegd, waardoor de woorden uit Psalm 118:22, Jesaja 8:14 en 28:16 in vervulling gingen. Daar de eerste-eeuwse gelovigen net zo’n hoge dunk van Jehovah’s Zoon hadden als Jehovah zelf en in hem als de fundament-hoeksteen geloofden, konden zij er zeker van zijn dat zij niet teleurgesteld zouden worden en dat hun verwachtingen niet de bodem ingeslagen zou worden. Niemand kan het kostbare fundament, dat in de hemel stevig bevestigd is, aantasten en aldus degenen wier verwachtingen nauw daarmee verbonden zijn, schade berokkenen. Zolang de gelovigen in eendracht met Christus, het onwankelbare fundament van de gemeente, bleven, konden zij er zeker van zijn het doel van hun geloof, namelijk eindeloos leven, te ontvangen. De ongelovigen echter zouden grote schade lijden. De apostel Petrus vervolgde:
-