Liefde (Agape) — Wat ze niet en wat ze wel is
’Voeg bij uw broederlijke genegenheid liefde.’ — 2 PETRUS 1:5, 7.
1. (a) Aan welke hoedanigheid wordt in de bijbel de voornaamste plaats toegekend? (b) Welke vier Griekse woorden worden vaak met „liefde” vertaald, en op welke daarvan wordt in 1 Johannes 4:8 gedoeld?
ALS er één hoedanigheid of deugd is waaraan in Gods Woord, de bijbel, de voornaamste plaats wordt toegekend, dan is het wel liefde. Het Grieks, de oorspronkelijke taal van de christelijke Geschriften, kent vier woorden die vaak met „liefde” worden vertaald. De liefde waarin wij hier geïnteresseerd zijn, is niet eʹros (een woord dat in de christelijke Griekse Geschriften niet voorkomt), die op seksuele aantrekkingskracht gebaseerd is; ook niet storʹge, een gevoel dat op bloedverwantschap gebaseerd is; evenmin fiʹli·a, hartelijke vriendschappelijke liefde die op wederzijdse achting stoelt en in het voorgaande artikel werd besproken. Het gaat veeleer om aʹga·pe — de op beginselen gebaseerde liefde waarvan gezegd kan worden dat ze synoniem is met onzelfzuchtigheid, de liefde waarop de apostel Johannes doelde toen hij zei: „God is liefde.” — 1 Johannes 4:8.
2. Wat is er terecht over liefde (aʹga·pe) gezegd?
2 Betreffende deze liefde (aʹga·pe) zegt professor William Barclay in zijn New Testament Words: „Agapè heeft te maken met het verstand: het is niet simpelweg een emotie die vanzelf in ons hart opkomt [zoals bij fiʹli·a het geval kan zijn]; het is een beginsel dat wij weloverwogen in ons leven volgen. Agapè heeft in overtreffende mate te maken met de wil. Het is een verovering, een overwinning en prestatie. Geen mens heeft ooit van nature zijn vijanden liefgehad. Onze vijanden liefhebben is een overwinning op al onze natuurlijke neigingen en emoties. Deze agapè . . . is in feite het vermogen om het onbeminnelijke te beminnen, om mensen lief te hebben die wij niet graag mogen.”
3. Hoe legden Jezus Christus en Paulus de nadruk op de liefde?
3 Ja, de zuivere aanbidding van Jehovah God onderscheidt zich onder meer van alle andere vormen van aanbidding doordat ze de nadruk op deze soort van liefde legt. Terecht verklaarde Jezus Christus wat de twee grootste geboden zijn door te zeggen: „Het eerste is: . . . ’Gij moet Jehovah, uw God, liefhebben met geheel uw hart en met geheel uw ziel en met geheel uw verstand en met geheel uw kracht.’ Het tweede is dit: ’Gij moet uw naaste liefhebben als uzelf.’ Er is geen ander gebod groter dan deze” (Markus 12:29-31). De apostel Paulus legde in hoofdstuk 13 van 1 Korinthiërs dezelfde nadruk op de liefde. Nadat hij had beklemtoond dat liefde de voornaamste onontbeerlijke hoedanigheid was, besloot hij met de woorden: „Nu blijven echter geloof, hoop, liefde, deze drie; maar de grootste van deze is de liefde” (1 Korinthiërs 13:13). Terecht zei Jezus dat liefde het identificerende kenmerk van zijn volgelingen zou zijn. — Johannes 13:35.
Wat de liefde niet is
4. Hoeveel punten noemt Paulus in 1 Korinthiërs 13:4-8 om te beschrijven (a) wat de liefde niet is, en (b) wat ze wel is?
4 Er is wel betoogd dat het gemakkelijker is te zeggen wat de liefde niet is dan te zeggen wat ze wel is. Daarin schuilt wel enige waarheid, want de apostel Paulus noemt in zijn hoofdstuk over de liefde, 1 Korinthiërs 13, in vers 4 tot en met 8, negen dingen om te beschrijven wat de liefde niet is en zeven dingen om te beschrijven wat ze wel is.
5. Hoe wordt „jaloezie” gedefinieerd, en hoe wordt dit begrip in de Schrift in een positieve betekenis gebruikt?
5 In zijn opsomming van wat de liefde niet is, zegt Paulus als eerste dat ze ’niet jaloers is’. Dat vereist enige toelichting, omdat er aan jaloezie zowel positieve als negatieve kanten zitten. Een woordenboek definieert „jaloers” als „geen mededinging duldend” en als „exclusieve toewijding eisend”. Zo verklaarde Mozes in Exodus 34:14: „Gij moogt u niet neerwerpen voor een andere god, want Jehovah, wiens naam Jaloers is, hij is een jaloerse God.” In Exodus 20:5 zegt Jehovah: „Ik, Jehovah, uw God, ben een God die exclusieve toewijding eist.” In dezelfde trant schreef de apostel Paulus: „Ik ben jaloers over u met een goddelijke jaloezie.” — 2 Korinthiërs 11:2.
6. Uit welke schriftuurlijke voorbeelden blijkt waarom de liefde niet jaloers is?
6 Over het algemeen heeft „jaloezie” echter een negatieve gevoelswaarde, en daarom wordt ze in Galaten 5:20 onder de werken van het vlees gerangschikt. Ja, zo’n jaloezie is zelfzuchtig en vormt een voedingsbodem voor haat, en haat is het tegenovergestelde van liefde. Jaloezie bracht Kaïn ertoe Abel zozeer te haten dat hij hem vermoordde, en ze bewoog Jozefs tien halfbroers ertoe hem zozeer te haten dat zij hem uit de weg wilden ruimen. Liefde misgunt anderen niet jaloers hun bezittingen of voordelen, zoals koning Achab Naboth jaloers diens wijngaard misgunde. — 1 Koningen 21:1-19.
7. (a) Welk voorval laat zien dat snoeven Jehovah mishaagt? (b) Waarom snoeft de liefde zelfs niet uit onbezonnenheid?
7 Vervolgens vertelt Paulus ons dat de liefde ’niet snoeft’. Snoeven verraadt een gebrek aan liefde, want daardoor verheft iemand zich boven anderen. Jehovah is misnoegd over snoevers, zoals blijkt uit de wijze waarop hij koning Nebukadnezar vernederde toen deze snoefde (Daniël 4:30-35). Snoeven gebeurt dikwijls onbezonnen, omdat men overmatig ingenomen is met zijn eigen prestaties of bezittingen. Sommigen zijn misschien geneigd zich te beroemen op hun succes in de christelijke bediening. Anderen zijn als de ouderling die het gewoon niet kon laten zijn vrienden op te bellen om hun te vertellen dat hij een nieuwe auto van bijna $50.000 had gekocht. Al zulke dingen zijn liefdeloos, omdat de snoever erdoor wordt voorgesteld als iemand die superieur is aan zijn toehoorders.
8. (a) Hoe beziet Jehovah personen die opgeblazen zijn? (b) Waarom gedraagt de liefde zich niet zo?
8 Daarna wordt ons meegedeeld dat de liefde ’niet opgeblazen wordt’. Iemand die opgeblazen, of hooghartig, wordt, verheft zich liefdeloos boven anderen. Zo’n geestesgesteldheid is hoogst onverstandig, want „God weerstaat de hoogmoedigen, maar hij geeft onverdiende goedheid aan de nederigen” (Jakobus 4:6). De liefde gaat precies tegenovergesteld te werk; ze beschouwt anderen als superieur. Paulus schreef in Filippenzen 2:2, 3: „Maakt . . . mijn vreugde volkomen doordat gij gelijkgezind zijt en dezelfde liefde hebt, in ziel samengevoegd, het ene in gedachte houdend, niets doende uit twistgierigheid of uit egotisme, maar met ootmoedigheid des geestes de anderen superieur aan uzelf achtend.” Zo’n geestesgesteldheid maakt dat anderen zich op hun gemak voelen, terwijl de hoogmoedige wegens zijn twistgierigheid anderen een gevoel van onbehagen bezorgt.
9. Waarom handelt de liefde niet onbetamelijk?
9 Verder zegt Paulus dat de liefde ’zich niet onbetamelijk gedraagt’. Het woordenboek definieert „onbetamelijk” als „op grove wijze onwelvoeglijk of in strijd met de goede manieren of de moraal”. Iemand die zich onbetamelijk (liefdeloos) gedraagt, negeert de gevoelens van anderen. Sommige bijbelvertalingen geven het Grieks weer met „grof”. Zo iemand spot met alles wat als gepast en van goede smaak getuigend wordt beschouwd. Liefdevolle consideratie met anderen zal beslist betekenen alles te vermijden wat grof of onbetamelijk is, dingen die aanstoot geven en misschien zelfs shockeren.
Wat de liefde nog meer niet is
10. In welk opzicht zoekt de liefde niet haar eigen belang?
10 Vervolgens vernemen wij dat de liefde ’niet haar eigen belang zoekt’, dat wil zeggen, wanneer het om iets gaat waarmee hetzij onze persoonlijke belangen of die van anderen gemoeid zijn. Elders verklaart de apostel: „Niemand heeft ooit zijn eigen vlees gehaat, maar hij voedt en koestert het” (Efeziërs 5:29). Wanneer echter onze belangen strijdig zijn met die van iemand anders en er geen andere bijbelse beginselen bij betrokken zijn, dienen wij net zo te handelen als Abraham ten aanzien van Lot deed, door liefdevol de ander de voorrang te geven. — Genesis 13:8-11.
11. Wat betekent het dat de liefde niet geërgerd wordt?
11 De liefde is ook niet lichtgeraakt. Paulus vertelt ons dan ook dat de liefde ’niet geërgerd wordt’. Ze is niet overgevoelig. Ze oefent zelfbeheersing. Vooral echtparen dienen deze vermaning ter harte te nemen door ervoor op te passen ongeduldig hun stem te verheffen of tegen elkaar te schreeuwen. Er zijn omstandigheden waarin men gemakkelijk geërgerd kan worden, en daarom achtte Paulus het noodzakelijk Timotheüs de volgende raad te geven: „Een slaaf van de Heer behoeft . . . niet te strijden, maar moet vriendelijk zijn jegens allen, bekwaam om te onderwijzen, iemand die zich onder het kwade in bedwang houdt” — ja, die niet geërgerd wordt — „en met zachtaardigheid degenen onderricht die niet gunstig gezind zijn.” — 2 Timotheüs 2:24, 25.
12. (a) In welk opzicht rekent de liefde het kwade niet aan? (b) Waarom is het onverstandig het kwade aan te rekenen?
12 Nog steeds sprekend over wat de liefde niet doet, vermaant Paulus: „De liefde . . . rekent het kwade niet aan.” Dit wil niet zeggen dat de liefde het kwade niet opmerkt. Jezus toonde hoe wij de aangelegenheden moeten aanpakken indien ons ernstig kwaad is aangedaan (Mattheüs 18:15-17). Maar de liefde staat ons niet toe gebelgd te blijven, wrok te koesteren. Het kwade niet aanrekenen, betekent vergevensgezind te zijn en de kwestie te vergeten wanneer die eenmaal op schriftuurlijke wijze is afgehandeld. Ja, kwel uzelf niet of maak u niet ongelukkig door constant te piekeren over een onrecht, waardoor u het kwade aanrekent!
13. Wat betekent het zich niet te verheugen over onrechtvaardigheid, en waarom doet de liefde dat niet?
13 Bovendien wordt ons gezegd dat de liefde ’zich niet over onrechtvaardigheid verheugt’. De wereld verheugt zich over onrechtvaardigheid, zoals blijkt uit de populariteit van gewelddadige en pornografische lectuur, films en tv-programma’s. Al die verheuging is zelfzuchtig, doordat er geen rekening wordt gehouden met Gods rechtvaardige beginselen of het welzijn van anderen. Al zulke zelfzuchtige verheuging betekent zaaien met het oog op het vlees, waarop te zijner tijd uit het vlees verderf geoogst zal worden. — Galaten 6:8.
14. Waarom kan er vol vertrouwen worden gezegd dat de liefde nimmer faalt?
14 En nu komt het laatste wat de liefde niet doet: „De liefde faalt nimmer.” In de eerste plaats faalt of eindigt de liefde nimmer omdat God liefde is, en hij is „de Koning der eeuwigheid” (1 Timotheüs 1:17). In Romeinen 8:38, 39 wordt ons de verzekering gegeven dat Jehovah’s liefde voor ons nooit zal falen: „Ik ben ervan overtuigd dat noch dood noch leven, noch engelen noch regeringen, noch tegenwoordige noch toekomende dingen, noch krachten, noch hoogte noch diepte, noch enige andere schepping ons zal kunnen scheiden van Gods liefde, die in Christus Jezus, onze Heer, is.” Ook faalt de liefde nimmer omdat ze nooit te kort schiet. De liefde is tegen elke situatie, elke uitdaging opgewassen.
Wat de liefde wel is
15. Waarom noemt Paulus lankmoedigheid als eerste in de opsomming van wat de liefde wel is?
15 Kijken wij nu naar de positieve kant, namelijk wat de liefde wel is, dan begint Paulus met te zeggen: „De liefde is lankmoedig.” Er is wel beweerd dat er niet zoiets als een christelijke broederschap kan bestaan zonder lankmoedigheid, dat wil zeggen, zonder elkaar geduldig te verdragen. Dat is zo omdat wij allen onvolmaakt zijn, en onze onvolmaaktheden en tekortkomingen vormen een beproeving voor anderen. Geen wonder dat de apostel Paulus dit aspect als eerste noemt wanneer hij beschrijft wat de liefde wel is!
16. Op welke manieren kunnen de leden van een gezin vriendelijkheid jegens elkaar tonen?
16 Paulus verklaart dat de liefde ook „vriendelijk” is. Dat wil zeggen dat de liefde behulpzaam en attent is en rekening houdt met anderen. Vriendelijkheid manifesteert zich in grote en kleine dingen. De barmhartige Samaritaan gaf beslist van vriendelijkheid blijk jegens de man die door rovers overvallen was (Lukas 10:30-37). De liefde zal heel graag „alsjeblieft” zeggen. Als wij zeggen: „Geef het brood door”, klinkt dit als een bevel. Maar zeggen wij: „Wil je alsjeblieft het brood doorgeven”, dan klinkt het als een verzoek. Echtgenoten zijn vriendelijk voor hun vrouw wanneer zij acht slaan op de raad uit 1 Petrus 3:7: „Gij mannen, blijft insgelijks bij haar wonen overeenkomstig kennis, door haar eer toe te kennen als aan een zwakker vat, het vrouwelijke, daar ook gij met hen erfgenamen zijt van de onverdiende gunst des levens, opdat uw gebeden niet worden verhinderd.” Vrouwen zijn vriendelijk voor hun echtgenoot wanneer zij hem „diepe achting” betonen (Efeziërs 5:33). Vaders zijn vriendelijk voor hun kinderen wanneer zij de raad uit Efeziërs 6:4 opvolgen: „Vaders, irriteert uw kinderen niet, maar blijft hen in het strenge onderricht en de ernstige vermaning van Jehovah grootbrengen.”
17. Op welke twee manieren verheugt de liefde zich met de waarheid?
17 De liefde verheugt zich niet over onrechtvaardigheid, maar „verheugt zich met de waarheid”. Liefde en waarheid gaan hand in hand — God is liefde, en terzelfder tijd is hij „de God der waarheid” (Psalm 31:5). De liefde verheugt zich wanneer ze ziet dat de waarheid zegeviert over de leugen en die aan de kaak stelt; dit verklaart voor een deel de grote toename in het aantal aanbidders van Jehovah in deze tijd. Aangezien de waarheid echter tegenover onrechtvaardigheid wordt gesteld, zou hierin ook de gedachte opgesloten kunnen liggen dat de liefde zich verheugt over rechtvaardigheid. De liefde verheugt zich wanneer rechtvaardigheid zegeviert, zoals blijkt uit het feit dat Jehovah’s aanbidders geboden wordt zich te verheugen wanneer Babylon de Grote valt. — Openbaring 18:20.
18. In welke zin verdraagt de liefde alle dingen?
18 Paulus deelt ons ook mee dat de liefde ’alle dingen verdraagt’. Zoals uit de Kingdom Interlinear blijkt, is de gedachte dat de liefde alle dingen bedekt. Ze stelt ’het gebrek van een broeder niet aan de kaak’, zoals de goddelozen dit geneigd zijn te doen (Psalm 50:20; Spreuken 10:12; 17:9). Ja, hierin ligt dezelfde gedachte opgesloten als in 1 Petrus 4:8: „Liefde bedekt een menigte van zonden.” Natuurlijk zal loyaliteit ons ervan weerhouden grove zonden te bedekken die tegen Jehovah en tegen de christelijke gemeente zijn begaan.
19. In welk opzicht gelooft de liefde alle dingen?
19 De liefde „gelooft alle dingen”. De liefde is positief, niet negatief. Dit betekent niet dat de liefde lichtgelovig is. Ze zal niet snel geloof hechten aan sensationele uitspraken. Maar om geloof in God te krijgen, moet men de wil hebben om te geloven. De liefde is dus niet sceptisch, buitensporig kritisch. Ze verzet zich er niet tegen te geloven, zoals de atheïst dit doet, die dogmatisch beweert dat er geen God is, en ook is ze niet als de agnosticus, die dogmatisch zegt dat het eenvoudig onmogelijk is te weten waar wij vandaan zijn gekomen, waarom wij op aarde zijn en hoe de toekomst er uit zal zien. Gods Woord geeft ons zekerheid ten aanzien van al deze dingen. De liefde is ook bereid tot geloven omdat ze vol vertrouwen en niet buitensporig achterdochtig is.
20. Welk verband bestaat er tussen liefde en hoop?
20 De apostel Paulus verzekert ons verder dat de liefde ’alle dingen hoopt’. Aangezien de liefde positief, niet negatief is, houdt ze haar hoop krachtig gericht op alles wat in Gods Woord wordt beloofd. Ons wordt gezegd dat „wie ploegt, in hoop behoort te ploegen, en wie dorst, dit behoort te doen in de hoop zijn deel te ontvangen” (1 Korinthiërs 9:10). Net zoals de liefde vol vertrouwen is, is ze ook van hoop vervuld en hoopt ze altijd het beste.
21. Welke schriftuurlijke verzekering hebben wij dat de liefde alle dingen verduurt?
21 Tot besluit wordt ons verzekerd dat de liefde ’alle dingen verduurt’. Waarom ze daartoe in staat is, vertelt de apostel Paulus ons in 1 Korinthiërs 10:13: „Geen verzoeking is over u gekomen behalve die welke mensen gemeen is. Maar God is getrouw, en hij zal niet toelaten dat gij wordt verzocht boven hetgeen gij kunt dragen, maar met de verzoeking zal hij ook voor de uitweg zorgen, opdat gij ze kunt doorstaan.” De liefde zal ons ertoe aanzetten ons oog gericht te houden op de vele in de Schrift opgetekende voorbeelden van Gods dienstknechten die lijden hebben verduurd, van wie Jezus Christus de voornaamste is, zoals in Hebreeën 12:2, 3 onder onze aandacht wordt gebracht.
22. Welke voornaamste hoedanigheid moeten wij als kinderen van God altijd proberen tentoon te spreiden?
22 Ja, liefde (aʹga·pe) is de voornaamste hoedanigheid die wij als christenen, Jehovah’s Getuigen, moeten aankweken, zowel ten aanzien van wat ze niet is als ten aanzien van wat ze wel is. Mogen wij, als kinderen van God, er altijd voor zorgen dat wij deze vrucht van Gods geest tentoonspreiden. Als wij dat doen, lijken wij op God, want bedenk dat ’God liefde is’.
Kunt u zich dit herinneren?
◻ Hoe tonen Jezus Christus en Paulus dat de liefde het voornaamste is?
◻ In welke zin is de liefde niet jaloers?
◻ Hoe ’verdraagt de liefde alle dingen’?
◻ Waarom kan er gezegd worden dat de liefde nimmer faalt?
◻ Op welke twee manieren verheugt de liefde zich met de waarheid?
[Kader op blz. 21]
LIEFDE (AGAPE)
Wat ze niet is Wat ze wel is
1. Niet jaloers 1. Lankmoedig
2. Snoeft niet 2. Vriendelijk
3. Wordt niet opgeblazen 3. Verheugt zich met de waarheid
4. Gedraagt zich niet 4. Verdraagt alle dingen
onbetamelijk 5. Gelooft alle dingen
5. Zoekt niet haar eigen 6. Hoopt alle dingen
belang 7. Verduurt alle dingen
6. Wordt niet geërgerd
7. Rekent het kwade niet aan
8. Verheugt zich niet over
onrechtvaardigheid
9. Faalt nimmer
[Illustraties op blz. 18]
Jehovah vernederde Nebukadnezar wegens zijn gesnoef