Geef altijd blijk van liefde en geloof
„Wie in de liefde blijft, blijft in eendracht met God.” „En dit is de overwinning die de wereld heeft overwonnen, ons geloof.” — 1 JOHANNES 4:16; 5:4.
1, 2. Welke hoedanigheden worden in 1 Johannes 4:7–5:21 in het bijzonder beklemtoond?
JEHOVAH is de personificatie van liefde, en wie hem willen behagen, moeten deze goddelijke eigenschap aan de dag leggen. De apostel Johannes maakt dit duidelijk in het laatste gedeelte van zijn eerste geïnspireerde brief.
2 Ware christenen moeten ook geloof aan de dag leggen. Alleen op deze wijze kunnen zij de wereld overwinnen en verzekerd blijven van Jehovah’s gunst. Laten wij dus, terwijl wij het laatste gedeelte van Johannes’ brief bestuderen, gebedsvol beschouwen hoe belangrijk het is van liefde en geloof blijk te geven.
’Laten wij elkaar liefhebben’
3, 4. Welk verband bestaat er tussen het aan de dag leggen van liefde en onze kennis van God?
3 Johannes legt de nadruk op de belangrijkheid van liefde. (Lees 1 Johannes 4:7, 8.) Christelijke „geliefden” worden ertoe aangespoord „elkaar [te] blijven liefhebben, want de liefde komt van God”, omdat Jehovah de Bron ervan is. „Een ieder die liefheeft, is uit God geboren [als een door de geest verwekte persoon] en verwerft de kennis van God”, daar hij op de hoogte is van Jehovah’s eigenschappen en voornemens en van de wijze waarop hij liefde tot uitdrukking brengt. In deze tijd heeft ook de „grote schare” van Christus’ „andere schapen” deze „kennis van God” verworven.
4 God kennen, betekent oprechte waardering hebben voor zijn hoedanigheden, hem volledig liefhebben en aan hem als onze Soeverein vasthouden. Maar „wie niet liefheeft, heeft God niet leren kennen”. Wie geen christelijke liefde aan de dag legt, heeft „God niet leren kennen, want God is liefde”. Ja, liefde is Jehovah’s meest op de voorgrond tredende eigenschap, die duidelijk spreekt uit de geestelijke en materiële voorzieningen die hij ten behoeve van de mensheid heeft getroffen.
5. Wat is het grootste bewijs dat ’God liefde is’?
5 Vervolgens wordt onze aandacht gevestigd op het krachtigste bewijs dat ’God liefde is’. (Lees 1 Johannes 4:9, 10.) Johannes zegt: „Hierdoor werd de liefde Gods [in het geval van ons als zondaars die de dood verdienen] openbaar gemaakt, dat God zijn eniggeboren Zoon naar de wereld heeft uitgezonden, opdat wij door bemiddeling van hem leven zouden verwerven.” Jezus is Jehovah’s „eniggeboren Zoon” omdat hij Gods enige rechtstreekse schepping was (Johannes 1:1-3, 14; Kolossenzen 1:13-16). En Jezus ’werd naar de wereld uitgezonden’ doordat hij een mens werd, in het openbaar zijn bediening volbracht en vervolgens een offerandelijke dood stierf (Johannes 11:27; 12:46). ’Door bemiddeling van hem eeuwig leven verwerven’, hetzij in de hemel of op aarde, vereist geloof in de waarde van zijn loskoopoffer.
6. Wat heeft God gedaan toen wij nog zondaars waren die hem niet liefhadden?
6 Wij waren nog zondaars die God niet liefhadden, toen „hij ons heeft liefgehad en zijn Zoon heeft uitgezonden als zoenoffer voor onze zonden”. Christus’ slachtoffer heeft voor ons de mogelijkheid geopend weer in een goede verhouding tot God te geraken (Romeinen 3:24, 25; Hebreeën 2:17). Hebt u waardering voor deze allergrootste manifestatie van onverdiende liefde van de zijde van onze hemelse Vader?
7. (a) Hoe kunnen wij, aangezien wij niet kunnen zeggen dat wij Jehovah liefhebben omdat wij hem gezien hebben, tonen dat wij hem wel degelijk liefhebben? (b) Waarvan vormt onze tentoonspreiding van broederlijke liefde het bewijs?
7 Gods liefde voor ons dient van invloed te zijn op onze houding jegens anderen. (Lees 1 Johannes 4:11-13.) Aangezien hij ons heeft liefgehad terwijl wij nog zondaars waren, „zijn ook wij verplicht elkaar lief te hebben”. Niemand onder de mensen heeft ooit „God aanschouwd”. Wij kunnen dus niet zeggen dat wij Jehovah liefhebben omdat wij hem hebben gezien (Exodus 33:20; Johannes 1:18; 4:24). Door liefde tentoon te spreiden, tonen wij echter dat wij de Bron van deze hoedanigheid liefhebben. Onze broederlijke liefde bewijst dat „God in ons [blijft] en . . . zijn liefde in ons tot volmaaktheid gebracht” wordt of in ons volledig tot uitdrukking komt. En wij weten dat „wij in eendracht met [Jehovah] blijven” omdat „hij ons van zijn geest heeft meegedeeld”. Dat wij broederlijke liefde aan de dag leggen, vormt het bewijs dat Jehovah’s geest in ons werkzaam is, want liefde is een van de vruchten daarvan (Galáten 5:22, 23). Daaruit blijkt dat wij God kennen en zijn goedkeuring genieten.
8. Waardoor nog meer wordt bewezen dat wij „in eendracht met God” zijn?
8 Er zijn nog meer bewijzen dat wij „in eendracht met God” zijn. (Lees 1 Johannes 4:14-16a.) Doordat Johannes had „aanschouwd” wat Jezus op aarde had gedaan en hoe hij ten behoeve van de mensheid had geleden, kon hij ’er getuigenis van afleggen dat de Vader Zijn Zoon had uitgezonden als Redder van de wereld’ der zondige mensheid (Johannes 4:42; 12:47). Bovendien ’blijft God in eendracht met ons en wij met hem’ indien wij uit het diepst van ons hart belijden dat Jezus Christus zijn Zoon is. Dit betekent dat wij geloof moeten oefenen en in het openbaar moeten getuigen dat Jezus de Zoon van God is (Johannes 3:36; Romeinen 10:10). Ons vertrouwen in „de liefde die God in ons geval heeft”, is nog een bewijs dat wij of wij nu tot het gezalfde overblijfsel of tot de „andere schapen” behoren, in eendracht met Jehovah zijn.
9. (a) In welk opzicht kan de liefde voor God „tot volmaaktheid gebracht” worden, en hoe zal dit van invloed zijn op onze relaties met anderen? (b) Wat wordt door ’volmaakte’ liefde bevorderd?
9 Vervolgens toont Johannes aan dat liefde „tot volmaaktheid gebracht” kan worden. (Lees 1 Johannes 4:16b, 17.) Wij worden eraan herinnerd dat ’God liefde is’. Omdat wij ’in de liefde blijven’ door deze vrucht van Jehovah’s geest aan de dag te leggen, ’blijven wij in eendracht met God’. Indien de liefde voor Jehovah „bij ons tot volmaaktheid gebracht” is, volledig jegens hem tot uitdrukking is gekomen, zullen wij medegelovigen liefhebben. (Vergelijk 4 vers 12.) „Volmaakte” liefde bevordert ook „vrijmoedigheid van spreken” wanneer wij ons in gebed tot God wenden, zowel nu als „op de oordeelsdag” tijdens Christus’ tegenwoordigheid. Wie een dergelijke liefde aan de dag legt, zal dan geen reden hebben om te vrezen dat Gods oordeel ongunstig zal uitvallen. Bekeken vanuit het gezichtspunt van het tentoonspreiden van liefde, zijn ’ook wij in deze wereld zoals hij [Jezus]’. Ja, wij zijn zoals hij, in die zin dat wij gunst genieten als Gods kinderen in deze van God vervreemde mensenwereld.
10. Waardoor wordt iemand in wie liefde tot „volmaaktheid” is gebracht, niet belemmerd?
10 Degenen in wie de liefde tot „volmaaktheid” is gebracht, worden niet door vrees in hun gebeden belemmerd. (Lees 1 Johannes 4:18, 19.) „Vrees legt een beperking op” die ons ervan zou weerhouden onbeschroomd tot Jehovah te naderen. Als wij dus zo’n vrees voelen, zijn wij „niet tot volmaaktheid gebracht in de liefde”. Maar zijn wij „tot volmaaktheid gebracht in de liefde”, dan vult deze hoedanigheid ons hart, zet ons ertoe aan Gods wil te doen en brengt ons ertoe in gebed dicht bij onze hemelse Vader te blijven. Wij hebben beslist reden om Jehovah lief te hebben en tot hem te bidden, want, zoals Johannes zegt, ’wij hebben lief omdat God ons eerst heeft liefgehad’.
11. Waarom is het redelijk het gebod te gehoorzamen dat „degene die God liefheeft, ook zijn broeder moet liefhebben”?
11 Natuurlijk is het niet voldoende alleen maar te zeggen dat wij God liefhebben. (Lees 1 Johannes 4:20, 21.) Iemand die zegt: „Ik heb God lief” en toch zijn geestelijke broeder haat, ’is een leugenaar’. Daar wij onze broeder kunnen zien en zijn godvruchtige eigenschappen kunnen waarnemen, zou het gemakkelijker moeten zijn liefde voor hem te tonen dan een onzichtbare God lief te hebben. Ja, „wie zijn broeder, die hij heeft gezien, niet liefheeft, kan God, die hij niet heeft gezien, niet liefhebben”. Het is dus redelijk het „gebod” te gehoorzamen dat „degene die God liefheeft, ook zijn broeder moet liefhebben”.
Wie overwint de wereld?
12. Welke andere liefde mag, aangezien wij God liefhebben, van ons verwacht worden?
12 Vervolgens maakt Johannes duidelijk wat God liefhebben eigenlijk betekent. (Lees 1 Johannes 5:1-5.) Eerst wijst de apostel erop dat „een ieder die gelooft dat Jezus de Christus [de Messías of Jehovah’s Gezalfde] is”, „uit God geboren” is, ofte wel door Jehovah tot geestelijk zoonschap is verwekt. Bovendien heeft ieder die de Verwekker, Jehovah, liefheeft, elk ander mens lief „die uit diegene is geboren”. Ja, al Gods gezalfde kinderen hebben hem lief en er wordt van hen verwacht dat zij elkaar liefhebben. Die broederlijke liefde is ook kenmerkend voor de „grote schare” van „andere schapen” die een aardse hoop hebben. — Johannes 10:16; Openbaring 7:9.
13. (a) Waarom zijn Gods geboden geen „drukkende last” voor ons? (b) Hoe ’overwinnen wij de wereld’?
13 ’Wij weten dat wij de kinderen van God liefhebben, wanneer wij God liefhebben en zijn geboden onderhouden.’ Ja, ’de liefde tot God betekent dat wij zijn geboden onderhouden’. Aangezien wij God en rechtvaardigheid liefhebben, willen wij graag zijn geboden onderhouden. Johannes zegt dat ze geen „drukkende last” voor ons zijn, „want alles wat uit God is geboren, overwint de wereld”. „Alles” kan betrekking hebben op de door God geschonken kracht om ’de wereld te overwinnen’ of te zegevieren over de onrechtvaardige mensenmaatschappij met haar middelen om ons ertoe te verleiden Jehovah’s geboden te overtreden (Johannes 16:33). „De overwinning die de wereld heeft overwonnen”, is „ons geloof” in God, in zijn Woord en in zijn Zoon. Indien wij ’geloof hebben dat Jezus de Zoon van God is’, ’overwinnen wij de wereld’ door haar verkeerde denkwijze en immorele praktijken te verwerpen en Gods geboden te onderhouden.
14. (a) Hoe is Jezus gekomen „door middel van water”? (b) Hoe werd „met het bloed” aangetoond dat Christus Gods Zoon was? (c) Hoe werd door de heilige geest ’getuigenis afgelegd’ omtrent Jezus Christus?
14 Aangezien geloof in Jezus zo belangrijk is voor onze ’overwinning op de wereld’, somt Johannes enkele bewijzen op die omtrent Christus zijn verschaft door „drie die getuigenis afleggen”. (Lees 1 Johannes 5:6-8.) Eerst zegt Johannes dat Jezus „gekomen is door middel van water”. Toen Jezus in water werd gedoopt om te symboliseren dat hij zich aan God aanbood, verklaarde Jehovah: „Dit is mijn Zoon, de geliefde, die ik heb goedgekeurd” (Matthéüs 3:17). Dat Christus Gods Zoon was, werd ook aangetoond „met het bloed” dat hij bij zijn dood als losprijs vergoot (1 Timótheüs 2:5, 6). Bovendien, zo zegt Johannes, is het „de [heilige] geest . . . die getuigenis aflegt, want de geest is de waarheid”. Dat de geest bij Jezus’ doop op hem neerdaalde, bewees dat hij Gods Zoon was (Matthéüs 3:16; Johannes 1:29-34). Jehovah’s geest stelde Jezus in staat zijn opdracht uit te voeren en krachtige werken te verrichten (Johannes 10:37, 38; Handelingen 10:38). Door middel van de geest veroorzaakte God een ongewone duisternis en een aardbeving en deed hij het tempelgordijn scheuren toen Jezus stierf, en vervolgens wekte God hem door middel van dezelfde geest op uit de dood. — Matthéüs 27:45-54.
15. Wat zijn de „drie die getuigenis afleggen”?
15 Er zijn er dus „drie die getuigenis afleggen” van het feit dat Jezus de Zoon van God is. Dit zijn (1) de heilige geest, (2) het water van Jezus’ doop en de betekenis daarvan (dat hij zich aan Jehovah aanbood) en (3) het bloed dat hij bij zijn dood vergoot als een losprijs. Deze drie „stemmen overeen” in hun getuigenis dat Jezus Gods Zoon is, in wie wij oprecht moeten geloven om eeuwig leven te kunnen ontvangen. — Vergelijk Deuteronomium 19:15.
Het door God afgelegde getuigenis
16. Hoe heeft Jehovah getuigenis afgelegd betreffende Jezus?
16 God zelf heeft getuigenis afgelegd betreffende zijn Zoon. (Lees 1 Johannes 5:9-12.) ’Indien wij het getuigenis dat [onvolmaakte] mensen geven [als de waarheid] aanvaarden [zoals wij gewoonlijk in onze gesprekken of voor de rechtbank doen], is het getuigenis dat God geeft, groter’ (Johannes 8:17, 18). Aangezien ’God niet liegen kan’, kunnen wij onvoorwaardelijk vertrouwen stellen in ’het getuigenis dat hij betreffende zijn Zoon heeft gegeven’. En Jehovah heeft gezegd dat Jezus Christus zijn Zoon is (Titus 1:2; Matthéüs 3:17; 17:5). Bovendien was God de persoon achter de „drie die getuigenis afleggen”, namelijk Zijn heilige geest, het water van Jezus’ doop en Christus’ vergoten bloed.
17. Wat is de enige manier waarop redding mogelijk is?
17 „De persoon die zijn geloof stelt in de Zoon van God, heeft het gegeven getuigenis in zijn eigen geval”, dat wil zeggen, „in zichzelf”, omdat al het bewijsmateriaal hem ervan overtuigt dat Jezus Gods Zoon is. Maar „de persoon die geen geloof heeft in God” als betrouwbare getuige betreffende Zijn Zoon, doet het voorkomen alsof Jehovah een leugenaar is. Natuurlijk komt het totale getuigenis dat gegeven wordt hierop neer „dat God ons eeuwig leven heeft gegeven, en dit leven is in zijn Zoon”. Alleen door middel van geloof in Jezus als Gods Zoon is redding tot eeuwig leven mogelijk (Johannes 11:25, 26; 14:6; 17:1-3). Dus „wie de Zoon heeft” door in hem te geloven, bezit de onverdiende gave van eeuwig leven (Johannes 20:31). Maar wie geen geloof stelt in Jezus als Gods Zoon zal „dit leven” niet smaken.
Bidden helpt!
18. Waarom heeft Johannes „deze dingen” geschreven?
18 Vervolgens onthult Johannes het doel dat aan zijn brief ten grondslag ligt, en spreekt hij over het gebed. (Lees 1 Johannes 5:13-15.) Hij heeft „deze dingen” geschreven opdat het bekend moge zijn ’dat wij eeuwig leven hebben’. Deze overtuiging hebben wij omdat wij geloof stellen in de „naam” van Gods Zoon. (Vergelijk 1 Johannes 3:23.) En afvalligen, die niet van ons slag zijn, kunnen dat geloof niet verwoesten. — 1 Johannes 2:18, 19.
19. (a) Welk „vertrouwen” jegens God hebben wij volgens 1 Johannes 5:14, 15? (b) Wat zijn enkele dingen waarom wij terecht kunnen bidden?
19 Jegens God hebben wij het „vertrouwen” of de „vrijmoedigheid van spreken” dat, ongeacht wat wij in gebed ook vragen „overeenkomstig zijn wil, hij ons hoort”. Wij bidden terecht om zulke dingen als de heiliging van Jehovah’s naam, zijn geest, goddelijke wijsheid en bevrijding uit de macht van de goddeloze (Matthéüs 6:9, 13; Lukas 11:13; Jakobus 1:5-8). En „wij [weten] dat wij de gevraagde dingen zullen hebben, daar wij ze van hem hebben gevraagd” die de „Hoorder van het gebed” is. — Psalm 65:2.
20, 21. (a) Wat is „een zonde . . . welke niet de dood met zich brengt”? (b) Waarom is het verkeerd te bidden in verband met „een zonde welke de dood met zich brengt”?
20 Vervolgens spreekt Johannes over het gebed en twee soorten zonde. (Lees 1 Johannes 5:16, 17.) „Een zonde . . . welke niet de dood met zich brengt” is niet met opzet begaan, en het zou niet verkeerd zijn ten behoeve van de berouwvolle overtreder om vergeving te bidden (Handelingen 2:36-38; 3:19; Jakobus 5:13-18). Maar het zou verkeerd zijn te bidden in verband met „een zonde welke de dood met zich brengt”, want dit is een moedwillige zonde tegen de heilige geest, en vergeving daarvoor is onmogelijk (Matthéüs 12:22-32; Hebreeën 6:4-6; 10:26-31). Zulke zondaars gaan naar Gehenna en ondergaan de eeuwige vernietiging in „de tweede dood” (Openbaring 21:8; Matthéüs 23:15). Hoewel Jehovah de uiteindelijke Rechter is, nemen wij dus niet het risico hem te mishagen door voor een zondaar te bidden wanneer duidelijk aan het licht treedt dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan een moedwillige „zonde welke de dood met zich brengt”.
21 Als daarom „iemand [in het bijzonder een met de geest gezalfde ouderling] in het oog krijgt dat zijn broeder een zonde begaat welke niet de dood [de „tweede dood”] met zich brengt, zal hij vragen, en [God] zal hem [de zondaar] leven geven”, en hem daardoor van de eeuwige vernietiging redden. Natuurlijk is „alle onrechtvaardigheid . . . zonde”, ofte wel een missen van het doel voor zover het Gods rechtvaardige maatstaven betreft. „Toch is er een zonde welke niet de dood met zich brengt”, omdat die aan onze onvolmaaktheid te wijten is, omdat wij berouw hebben en omdat de zonde door Christus’ slachtoffer wordt uitgewist.
Hoofdpunten van Johannes’ brief
22. Wie is niet in staat een loyale christen ’in zijn greep te krijgen’, en om welke dingen kan zo iemand vol vertrouwen bidden?
22 Nu geeft Johannes een samenvatting van de fundamentele punten uit zijn brief. (Lees 1 Johannes 5:18-21.) Ieder „die uit God is geboren” als een met de geest gezalfde christen ’beoefent geen zonde’. Jezus Christus, „Degene die uit God is geboren” door heilige geest, „waakt over hem, en de goddeloze [Satan] krijgt hem niet in zijn greep”. Zo’n loyale gezalfde christen kan vol vertrouwen bidden om bevrijding uit de macht van de goddeloze en kan zich met „het grote schild des geloofs” vrijwaren voor geestelijk letsel door Satans „brandende projectielen”. — Matthéüs 6:13; Efeziërs 6:16.
23. Hoe ’ligt de gehele wereld in de macht van de goddeloze’?
23 Aangezien gezalfde christenen de bewijzen hebben dat zij geestelijke zonen van Jehovah zijn, kunnen zij zeggen: „Wij weten dat wij uit God voortspruiten.” Het feit dat zij geloof stellen in Christus en geen zonde beoefenen, bewijst dat zij Gods kinderen zijn die Satan niet ’in zijn greep heeft kunnen krijgen’. „Maar de gehele wereld [onrechtvaardige mensenmaatschappij] ligt in de macht van de goddeloze”, Satan de Duivel (Efeziërs 2:1, 2; Openbaring 12:9). De wereld zwicht voor Satans goddeloze invloed en overheersing, en doet geen pogingen zich daarvan los te maken om de wil van God te doen.
24. Waartoe heeft Jezus „ons het verstandelijke vermogen gegeven”?
24 Bepaalde valse leraren betoogden dat Christus niet in het vlees gekomen was (2 Johannes 7). Maar het in deze brief opgesomde bewijsmateriaal stelt Johannes in staat te zeggen: „Wij weten . . . dat de Zoon van God is gekomen” (1 Johannes 1:1-4; 5:5-8). Bovendien heeft Jezus „ons het verstandelijke vermogen [of „mentale inzicht”] gegeven” om „de kennis van de waarachtige”, een progressief begrip van God, „te verwerven” (Matthéüs 11:27). Daarom „zijn [wij] in eendracht met de waarachtige [Jehovah God], door bemiddeling van zijn Zoon, Jezus Christus”. — Vergelijk Johannes 17:20, 21.
25. Hoe kunnen wij als christenen de raad uit 1 Johannes 5:21 toepassen?
25 Degenen die in eendracht zijn met de ware God, Jehovah, of zij nu tot het gezalfde overblijfsel of tot de „andere schapen” behoren, willen hem in alle opzichten behagen. Maar evenals er in de eerste eeuw verleidingen bestonden om zich aan afgoderij over te geven, bestaan ze ook in deze tijd. Daarom besluit Johannes zijn brief passend met de vaderlijke raad: „Kindertjes, wacht u voor de afgoden.” Als christenen buigen wij ons niet voor beelden neer (Exodus 20:4-6). Wij weten ook dat het verkeerd zou zijn onszelf, genoegens of iets anders de plaats te geven die God toekomt (2 Timótheüs 3:1, 2, 4). En dat wij ons leven aan hem hebben opgedragen, sluit al bij voorbaat uit dat wij het politieke „wilde beest” en zijn „beeld” aanbidden (Openbaring 13:14-18; 14:9-12). Laten wij dus, met de wens voor ogen onze hemelse Vader te behagen en van hem de gave van eeuwig leven te ontvangen, onwankelbaar vast staan in ons besluit alle afgoderij te vermijden en de kostbare verhouding waarin wij door bemiddeling van Jezus Christus tot Jehovah staan, er nooit door te laten vernietigen.
Blijvende hulp voor ons
26. Wat zijn enkele bijzondere punten in Eén Johannes?
26 Johannes’ eerste geïnspireerde brief hielp de vroege christenen zich verre te houden van afgoderij. Zijn brief stelde hen in staat de leugens van afvalligen te weerleggen, en in deze tijd kunnen wij zijn brief voor hetzelfde doel gebruiken. Er wordt bijvoorbeeld door bewezen dat Jezus Christus als mens geleefd heeft en als een „zoenoffer” voor zonden gestorven is. De brief identificeert „de antichrist” en maakt onderscheid tussen de kinderen van God en die van de Duivel. Hij geeft aan hoe „geïnspireerde uitingen” getoetst kunnen worden om te zien of ze van Jehovah afkomstig zijn. Bovendien overtuigen Johannes’ woorden ons ervan dat ’God liefde is’, dat een waar geloof de wereld overwint en dat Jehovah de gebeden van zijn loyale getuigen verhoort.
27. In welke opzichten kan Johannes’ eerste door God geïnspireerde brief ons helpen?
27 Wat is het daarom verstandig om met het oog op wereldse verleidingen te denken aan de waarschuwing van Johannes dat wij de wereld niet lief moeten hebben! Indien persoonlijke meningsverschillen de verhouding tussen ons en bepaalde medegelovigen gespannen zouden maken, kunnen de woorden van de apostel ons eraan herinneren dat wij er blijk van kunnen geven God lief te hebben door broederlijke liefde aan de dag te leggen. Met Gods hulp en door Johannes’ raad toe te passen, kunnen wij het vermijden zonde te beoefenen en kunnen wij vasthouden aan het geloof waarmee wij de wereld overwinnen. Laten wij dus onze dankbaarheid voor deze geïnspireerde brief tonen door te blijven wandelen in het licht dat God ons schenkt, ermee voort te gaan te leven als kinderen van God en altijd van liefde en geloof blijk te geven, tot heerlijkheid van onze hemelse Vader, Jehovah.
Wat zou u antwoorden?
◻ Indien wij Jehovah liefhebben, hoe dient dit dan van invloed te zijn op onze verhouding met medegelovigen?
◻ Hoe kunnen wij ’de wereld overwinnen’?
◻ Wat zijn de „drie die getuigenis afleggen” omtrent Gods Zoon?
◻ Welk „vertrouwen” kunnen wij met betrekking tot gebeden hebben?
◻ Op welke manieren kan Eén Johannes ons helpen?
[Inzet op blz. 22]
Daar Jehovah ons liefhad terwijl wij nog zondaars waren, ’zijn wij verplicht elkaar lief te hebben’
[Inzet op blz. 23]
Ons geloof in God, zijn Woord, en zijn eniggeboren Zoon stelt ons in staat ’de wereld te overwinnen’
[Illustratie op blz. 25]
De heilige geest, het water van Jezus’ doop, zijn vergoten bloed, en Jehovah zelf legden getuigenis af dat Jezus Christus Gods Zoon is