„Blijft dat soort van mannen dierbaar achten”
„Erkent . . . dat soort van mensen.” — 1 KORINTHIËRS 16:18.
1. Wat voor mannen achtte de apostel Paulus vooral dierbaar, en wat schreef hij over één zo’n christen?
HET soort van mannen dat de apostel Paulus vooral dierbaar achtte, waren degenen die de bereidheid bezaten hun kracht geheel en al voor Jehovah en hun broeders te gebruiken. Over één zo’n medewerker schreef Paulus: „Ontvangt hem daarom op de gebruikelijke wijze in de Heer, met alle vreugde, en blijft dat soort van mannen dierbaar achten, want ter wille van het werk des Heren is hij de dood zeer nabij geweest, doordat hij zijn ziel aan gevaar heeft blootgesteld.” — Filippenzen 2:29, 30.
2. Aan wie zijn wij speciale achting verschuldigd, en waarom?
2 Tegenwoordig zijn er in meer dan 55.000 gemeenten van Jehovah’s Getuigen vele voortreffelijke christelijke mannen die wij in het bijzonder zouden moeten waarderen om hun harde werk onder hun broeders. Aantonend dat wij zulke mannen dierbaar dienen te achten, verklaarde Paulus: „Nu verzoeken wij u, broeders, respect te hebben voor hen die onder u hard werken en de leiding over u hebben in de Heer en u ernstig vermanen, en hun om hun werk meer dan buitengewone achting in liefde te betonen. Weest vredelievend jegens elkaar. — 1 Thessalonicenzen 5:12, 13.
3. (a) Wat zal ons helpen vredelievend met elkaar om te gaan? (b) In welk opzicht dienen ouderlingen het voorbeeld te geven?
3 De juiste waardering voor al onze broeders en zusters, en vooral voor hard werkende ouderlingen, is ongetwijfeld een belangrijke factor in de vredelievende omgang in onze gemeenten. Hierin, zoals in alle facetten van het christelijke leven, dienen de ouderlingen „voorbeelden voor de kudde” te zijn (1 Petrus 5:2, 3). Terwijl de ouderlingen terecht mogen verwachten dat zij om hun harde werk door de broeders gewaardeerd worden, dienen zij echter ook het voorbeeld te geven in het tonen van gepaste achting voor elkaar.
’Betoon eer aan elkaar’
4, 5. (a) Waaruit blijkt dat de apostel Paulus hard werkende ouderlingen waardeerde? (b) Wat schreef hij aan de christenen in Rome, en waarom zijn zijn woorden in het bijzonder op ouderlingen van toepassing?
4 De apostel Paulus gaf in dit opzicht een voortreffelijk voorbeeld. Zoals wij in het vorige artikel hebben gezien, zocht hij naar de goede dingen in zijn broeders en zusters. En niet alleen moedigde hij christenen aan hard werkende ouderlingen lief te hebben en te respecteren, maar hij toonde ook zelf gepaste waardering voor deze mannen. Het was duidelijk dat hij mannen van dat soort dierbaar achtte. — Vergelijk Filippenzen 2:19-25, 29; Kolossenzen 4:12, 13; Titus 1:4, 5.
5 In zijn brief aan de christenen in Rome schreef Paulus: „Hebt in broederlijke liefde tedere genegenheid voor elkaar. Neemt de leiding in het betonen van eer aan elkaar. Doet uw werk niet traag. Zijt vurig van geest. Dient Jehovah als slaven” (Romeinen 12:10, 11). Stellig zijn deze woorden bij uitstek op christelijke ouderlingen van toepassing. Als iemand onder christenen de leiding moet nemen in het betonen van eer aan elkaar, dan zijn zij het wel.
6. (a) Wat dienen ouderlingen niet te doen, en waarom niet? (b) Hoe kunnen ouderlingen het vertrouwen van hun gemeente in het hele lichaam van ouderlingen doen toenemen?
6 Ouderlingen in het bijzonder moeten ervoor oppassen geen geringschattende opmerkingen over medeopzieners te maken. Geen enkele ouderling bezit alle christelijke hoedanigheden tot in de allerhoogste graad, want allen zijn onvolmaakt. Bij sommigen zijn bepaalde kwaliteiten heel sterk aanwezig, maar andere weer wat minder. Als ouderlingen de juiste broederlijke liefde en tedere genegenheid voor elkaar hebben, zullen zij van elkaars zwakheden geen ophef maken. In hun gesprekken met de broeders zullen zij de sterke punten van hun medeouderlingen laten uitkomen. Door aldus de leiding te nemen in het betonen van eer aan elkaar, zullen zij het vertrouwen van de gemeente in het lichaam van ouderlingen als geheel vergroten.
Als lichaam samenwerken
7. Wat zal ouderlingen helpen in eenheid samen te werken, en hoe zullen zij dit tonen?
7 Na gesproken te hebben over de „gaven in mensen” die Christus zijn gemeente op aarde gegeven had met het oog op het terechtbrengen van de broeders en voor het werk der bediening, schreef Paulus: „Laten wij . . . door liefde opgroeien in alle dingen in hem die het hoofd is, Christus” (Efeziërs 4:7-15). De erkenning dat Christus het actieve Hoofd van de gemeente is en dat ouderlingen zich moeten onderwerpen aan zijn rechterhand van autoriteit, is een verenigende factor in elk lichaam van ouderlingen (Efeziërs 1:22; Kolossenzen 1:18; Openbaring 1:16, 20; 2:1). Zij zullen zich openstellen voor zijn leiding door middel van de heilige geest, bijbelse beginselen en de richtlijnen die gegeven worden door het Besturende Lichaam van „de getrouwe en beleidvolle slaaf”. — Matthéüs 24:45-47; Handelingen 15:2, 28; 16:4, 5.
8. Wat dienen alle ouderlingen te blijven bedenken, en hoe zullen zij elkaar eer betonen?
8 Ouderlingen zullen erkennen dat Christus door middel van de heilige geest de gedachten van iedere willekeurige ouderling in het lichaam van ouderlingen kan richten op het bijbelse beginsel dat nodig is om aan een bepaalde situatie het hoofd te bieden of een bepaalde belangrijke beslissing te nemen (Handelingen 15:6-15). Geen enkele ouderling heeft in het lichaam het monopolie van de geest. Ouderlingen zullen eer betonen aan elkaar door zorgvuldig te luisteren naar wie maar ook in hun midden die op het punt van bespreking een bijbels beginsel of een instructie van het Besturende Lichaam van toepassing brengt.
9. (a) Welke geestelijke hoedanigheden zullen een opziener helpen het te vermijden zijn medeouderlingen te domineren? (b) Hoe zal een ouderling zich „redelijk” betonen, en hoe gaf het eerste-eeuwse besturende lichaam in dit opzicht het voorbeeld?
9 Christelijke bescheidenheid, zachtaardigheid en nederigheid zullen iedere ouderling ervan weerhouden zijn broeders te willen domineren en zijn mening door te duwen (Spreuken 11:2; Kolossenzen 3:12). Een christelijke opziener kan best ten aanzien van een bepaalde kwestie een zeer uitgesproken en oprechte mening hebben, maar als hij ziet dat zijn medeouderlingen schriftuurlijke en theocratische redenen hebben om met hem van mening te verschillen, zal hij ’zich als een mindere gedragen’ en zich „redelijk” betonen door zich te schikken naar de mening van de meerderheid (Lukas 9:48; 1 Timótheüs 3:3).a Hij zal het voortreffelijke voorbeeld volgen van het eerste-eeuwse besturende lichaam dat na een schriftuurlijke discussie en onder de leiding die door middel van de heilige geest door Christus werd gegeven, tot „een eensgezinde overeenstemming” kwam. — Handelingen 15:25.
10. (a) Waardoor wordt bewezen dat de aanstelling van een lichaam van ouderlingen in elke gemeente een op de bijbel gebaseerde regeling is? (b) Hoe legt het boek Georganiseerd om onze bediening te volbrengen de voordelen van deze regeling uit?
10 De aanstelling in iedere gemeente van een lichaam van ouderlingen om de leiding te geven, is gebaseerd op het voorbeeld van de vroege christelijke gemeente (Filippenzen 1:1; 1 Timótheüs 4:14; Titus 1:5).b De wijsheid van deze regeling samenvattend, verklaart het boek Georganiseerd om onze bediening te volbrengen op bladzijde 38: „Sommige ouderlingen zullen in de ene hoedanigheid meer uitblinken dan in de andere, en sommige leden van het lichaam zullen uitmunten in hoedanigheden waarin anderen misschien zwak zijn. Het resultaat is echter dat in het algemeen gesproken het lichaam als geheel alle voortreffelijke hoedanigheden in zich bergt die noodzakelijk zijn om het juiste toezicht over de gemeente van God uit te oefenen.”
Wederzijds respect tussen lichamen van ouderlingen
11, 12. (a) Waarom kan een lichaam van ouderlingen meer tot stand brengen dan de individueel handelende leden van dat lichaam? (b) Hoe handelden Christus Jezus en de apostel Paulus met lichamen van ouderlingen als geheel, en welke raad werd er gegeven?
11 Aldus is een lichaam van ouderlingen een schriftuurlijke eenheid die als geheel meer vertegenwoordigt dan de som der delen. Wanneer zij bijeenkomen en bidden of zij door bemiddeling van Christus en de heilige geest Jehovah’s leiding mogen ontvangen, kunnen zij tot beslissingen komen die niet zouden zijn bereikt als zij individueel waren geraadpleegd. Wanneer de ouderlingen samenkomen, gaan hun onderscheiden kwaliteiten meespelen en worden er resultaten voortgebracht die Christus’ leiding van de aangelegenheden weerspiegelen. — Vergelijk Matthéüs 18:19, 20.
12 Dat Christus met lichamen van ouderlingen als zodanig handelt, blijkt uit de boodschappen die hij aan „de zeven sterren” of „engelen van de zeven gemeenten” in Klein-Azië zond (Openbaring 1:11, 20). De eerste van die boodschappen werd aan de gemeente in Éfeze gezonden, via haar ’engel’ of lichaam van gezalfde opzieners. Zo’n veertig jaar voordien had de apostel Paulus het lichaam van ouderlingen in Éfeze naar Miléte laten komen voor een speciale vergadering met hem. Hij had hun eraan herinnerd aandacht aan zichzelf te schenken en de gemeente te weiden. — Handelingen 20:17, 28.
13. Waarom dienen ouderlingen aandacht te schenken aan de geest die zij in hun plaatselijke lichaam van ouderlingen tonen en die welke in hun gezamenlijke relatie tot andere lichamen van ouderlingen aan de dag treedt?
13 Lichamen van ouderlingen dienen er in het bijzonder aandacht aan te schenken dat zij een fijne, positieve geest in hun eigen midden en in hun gemeente bewaren (Handelingen 20:30). Net zoals een individuele christen een bepaalde geest aan de dag legt, zo kunnen ook lichamen van ouderlingen en hele gemeenten een speciale geest ontwikkelen (Filippenzen 4:23; 2 Timótheüs 4:22; Filémon 25). Soms gebeurt het dat ouderlingen die in hun eigen gemeente elkaar respecteren, niet zo best kunnen opschieten met een ander lichaam van ouderlingen. In steden waar verscheidene gemeenten in dezelfde zaal vergaderen, ontstaat er soms onenigheid tussen lichamen van ouderlingen over kwesties als vergadertijden, gebiedsgrenzen, installaties in de Koninkrijkszaal, enzovoort. Dezelfde beginselen van bescheidenheid, zachtaardigheid, nederigheid en redelijkheid waardoor de ouderlingen zich binnen elk lichaam laten leiden, dienen ook de relatie tussen lichamen van ouderlingen te besturen. De apostel Paulus gaf de raad: „Laat alle dingen tot opbouw geschieden.” — 1 Korinthiërs 14:26.
Juist respect voor reizende opzieners
14. Welke andere categorie ouderlingen moet dierbaar worden geacht, en waarom?
14 Een andere op de bijbel gebaseerde regeling die onder de gemeenten van Jehovah’s Getuigen functioneert, is dat ze regelmatig worden bezocht door reizende ouderlingen, die kring- of districtsopzieners worden genoemd (Handelingen 15:36; 16:4, 5). Zij in het bijzonder zijn „oudere mannen die op een voortreffelijke wijze de leiding hebben”. Zeker niet minder dan andere ouderlingen moet hun „dubbele eer waardig worden geacht, vooral degenen die hard werken wat spreken en onderwijzen betreft”. — 1 Timótheüs 5:17.
15. Welke raad gaf de apostel Johannes betreffende reizende evangeliepredikers?
15 In zijn derde brief bekritiseerde de apostel Johannes Diótrefes omdat hij weigerde ’de broeders met achting te ontvangen’ (3Jo vers 10). Deze broeders waren reizende christenen die uitgingen „ten behoeve van [Jehovah’s] naam” (vers 7). Zij waren blijkbaar uitgezonden als evangeliepredikers om in de steden die zij bezochten, het goede nieuws te prediken en de gemeenten op te bouwen. Johannes gaf opdracht dat deze hard werkende reizende predikers ’op weg gezonden zouden worden op een wijze die God waardig is’ (vers 6). De apostel voegde eraan toe: „Wij zijn daarom verplicht zulke personen gastvrij te ontvangen, opdat wij medewerkers in de waarheid mogen worden” (vers 8). Zij dienden met respect ontvangen te worden.
16. Hoe kunnen alle christenen in deze tijd het voorbeeld navolgen van Gajus in het ’getrouwe werk’ dat hij verrichtte voor eerste-eeuwse evangeliepredikers, en waarom is dit juist?
16 Evenzo dienen in deze tijd reizende opzieners die door het Besturende Lichaam worden uitgezonden om het goede nieuws te prediken en gemeenten te helpen, gastvrij en met respect ontvangen te worden. Deze broeders en hun vrouwen (als zij getrouwd zijn, zoals dat bij velen van hen het geval is) zijn bereid geweest afstand te doen van een vast onderkomen. Zij reizen van plaats naar plaats en zijn vaak van de gastvrijheid van de broeders afhankelijk voor hun voedsel en een bed om in te slapen. Aan Gajus, die reizende evangeliepredikers in de eerste eeuw G.T. liefdevol onderdak verleende, schreef Johannes: „Geliefde, gij doet een getrouw werk in al wat gij voor de broeders doet, en dat nog wel voor vreemden” (3 Johannes 5). Evenzo komt het in deze tijd degenen die reizen ’ten behoeve van Jehovah’s naam’, toe dat zij dierbaar worden geacht en dat hun liefde en respect worden betoond.
17. Hoe dienen gemeenteouderlingen een juist respect te tonen voor bezoekende vertegenwoordigers van het Besturende Lichaam?
17 Ouderlingen in het bijzonder dienen een juist respect te tonen voor deze bezoekende vertegenwoordigers van het Besturende Lichaam. Zij worden naar de gemeenten gezonden vanwege hun geestelijke hoedanigheden en hun ervaring, die gewoonlijk breder is dan die van vele plaatselijke ouderlingen. Sommigen van deze reizende ouderlingen zijn wellicht jonger in jaren dan bepaalde ouderlingen in de gemeenten die zij bezoeken. Maar dat is geen deugdelijke reden om hun het juiste respect te weigeren. Zij vinden het misschien nodig plaatselijke ouderlingen af te remmen als die wat snel een broeder als dienaar in de bediening of als ouderling willen voorstellen, en zij hebben daarbij Paulus’ waarschuwing aan Timótheüs in gedachten (1 Timótheüs 5:22). Terwijl de bezoekende opziener gepaste aandacht dient te schenken aan de argumenten die door de plaatselijke ouderlingen worden aangevoerd, dienen dezen bereid te zijn naar hem te luisteren en profijt te trekken van zijn brede ervaring. Ja, zij dienen „dat soort van mannen dierbaar [te] achten”. — Filippenzen 2:29.
’Erkent dat soort van mensen’
18, 19. (a) Hoe bracht Paulus zijn waardering voor zijn medewerkers tot uitdrukking? (b) Welk voorbeeld toont dat Paulus geen wrok koesterde tegen zijn broeders?
18 In zijn eerste brief aan de Korinthiërs schreef Paulus: „Nu vermaan ik u, broeders: gij weet dat het huisgezin van Stéfanas de eersteling van Acháje is en dat zij zich ten dienste van de heiligen hebben gesteld. Moogt ook gij u aan dat soort van personen blijven onderwerpen en aan een ieder die meewerkt en arbeidt. Ik verheug mij echter over de tegenwoordigheid van Stéfanas en Fortunátus en Acháïkus, want zij hebben het vergoed dat gij niet hier zijt. Want zij hebben mijn geest en de uwe verkwikt. Erkent daarom dat soort van mensen.” — 1 Korinthiërs 16:15-18.
19 Wat een voortreffelijke, grootmoedige instelling had Paulus tegenover zijn broeders, van wie enkelen heus geen grote bekendheid genoten. Maar Paulus had hen lief omdat zij ’meewerkten’ en onvermoeid ’arbeidden’, omdat zij zich inzetten om de heiligen te dienen. Paulus was ook daarin een fijn voorbeeld dat hij ’geen oude koeien uit de sloot wilde halen’. Hoewel Johannes Markus hem tijdens zijn eerste zendingsreis had teleurgesteld, beval Paulus hem later warm aan de gemeente in Kolosse aan (Handelingen 13:13; 15:37, 38; Kolossenzen 4:10). Toen Paulus in Rome gevangenzat, vroeg hij of Markus kon komen, omdat hij ’hem goed kon gebruiken om dienst te verrichten’ (2 Timótheüs 4:11). Hier was geen kleinzielig gewrok!
20. Hoe dienen christenen in het algemeen en ouderlingen in het bijzonder te tonen dat zij getrouwe opzieners waarderen en dat zij „dat soort van mannen dierbaar achten”?
20 Tegenwoordig zijn er onder Gods volk vele toegewijde opzieners die net als Stéfanas hun broeders dienen. Natuurlijk hebben zij hun fouten en tekortkomingen. Niettemin ’werken zij mee’ met „de getrouwe en beleidvolle slaaf” en zijn Besturende Lichaam, en ’arbeiden’ zij hard in het predikingswerk en het helpen van hun broeders. Wij dienen ’ons aan dat soort van personen te blijven onderwerpen’, hen waarderend om hun kwaliteiten in plaats van naar hun tekortkomingen te zoeken. Ouderlingen behoren de leiding te nemen in het tonen van gepaste waardering en respect voor hun medeouderlingen. Ouderlingen dienen in een geest van liefde en eenheid met elkaar samen te werken. Allen zullen de waarde van zulke getrouwe broeders erkennen en „dat soort van mannen dierbaar achten”. — Filippenzen 2:29.
[Voetnoten]
a Een voetnoot in de Nieuwe-Wereldvertaling, Studiebijbel geeft te kennen dat het woord „redelijk” in 1 Timótheüs 3:3 de vertaling is van een Griekse term die letterlijk „toegevend; inschikkelijk” betekent.
b In een voetnoot bij Titus 1:5 zet The Jerusalem Bible uiteen dat in de vroegste tijden elke christelijke gemeenschap bestuurd werd door een lichaam van ouderlingen.
Punten ter herhaling
◻ Welke soort van mannen achtte Paulus in het bijzonder dierbaar, en wie verdienen in deze tijd onze speciale achting?
◻ Hoe dienen ouderlingen te tonen dat zij elkaar eren?
◻ Waarom kan een lichaam van ouderlingen meer tot stand brengen dan de individueel handelende leden van dat lichaam?
◻ Op welke terreinen zal een lichaam van ouderlingen tonen dat zij een ander lichaam van ouderlingen eren?
◻ Welke categorie opzieners verdient het in het bijzonder dierbaar geacht te worden, en hoe kan dit juiste respect getoond worden?
[Illustratie op blz. 15]
Ouderlingen dienen de juiste waardering voor elkaar te tonen
[Illustratie op blz. 18]
Toon liefde en respect voor reizende opzieners